Home Dossiers De Verenigde Staten Amerikaanse importtarieven maakten de economische crisis in de jaren dertig veel groter

Amerikaanse importtarieven maakten de economische crisis in de jaren dertig veel groter

  • Gepubliceerd op: 8 april 2025
  • Laatste update 22 apr 2025
  • Auteur:
    Laurens Bluekens
  • 9 minuten leestijd
Protest bij de Bank of the United States
Cover van
Dossier De Verenigde Staten Bekijk dossier

Waarom nu?

De aandelenkoersen zijn wereldwijd in een duikvlucht beland, als gevolg van de draconische importtarieven die Donald Trump op 2 april heeft afgekondigd voor producten uit nagenoeg alle landen van de wereld. Economen waarschuwen voor een recessie.

De Verenigde Staten verhoogden in de zomer van 1930 de importheffingen op talloze buitenlandse producten met de Smoot-Hawley Tariff Act. Deze wet was aanvankelijk bedoeld om noodlijdende boeren te helpen, maar pakte desastreus uit. De Amerikaanse importtarieven en de daaropvolgende handelsoorlogen verergerden de Grote Depressie van de jaren dertig.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u ook toegang tot HN Actueel? Hiermee leest u dagelijks geschiedenisverhalen met een actuele aanleiding op onze website en ontvangt u exclusieve nieuwsbrieven. U kunt de eerste maand onbeperkt lezen voor € 1,99. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Op het eerste gezicht draaide de Amerikaanse economie als een zonnetje na de Eerste Wereldoorlog. Na een aantal hobbelige naoorlogse jaren braken de Roaring Twenties aan. De welvaart zat in de lift, het elektriciteitsnet werd uitgerold en de moderne fabrieken draaiden overuren. Steeds meer Amerikanen konden zich een auto veroorloven, en in de etalages verschenen allerlei noviteiten zoals de koelkast, de radio en de stofzuiger. De werkloosheid was laag, terwijl ook veel vrouwen aan de slag waren. De optimistische sfeer weerklonk in de jazzmuziek die dit decennium zo typeert.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Maar niet iedereen deelde in de vreugde. Amerikaanse boeren hadden het zwaar. Tijdens de oorlog deden ze nog uitstekende zaken, omdat de vraag uit Europa toen omhoogschoot. Ze investeerden volop in hun boerenbedrijven en staken zich daarvoor diep in de schulden. De banken waren scheutig in het uitschrijven van krediet, maar vroegen hoge rentepercentages. Na de oorlog keerden in Europa de dienstplichtige soldaten terug naar hun akkers, en konden ze weer zelf in de behoefte voorzien. De vraag naar landbouwproducten uit de VS zakte in.

Amerikaanse boeren konden hun oogsten niet meer kwijt, of tegen veel lagere prijzen dan waarop ze hadden gerekend. Daardoor konden ze de rentes op hun leningen niet meer betalen. Banken waren ook niet meer happig om nieuwe leningen uit te schrijven. Boerenbedrijven vielen bij bosjes om. De politiek moest iets doen.

Electoraal interessant

Het Amerikaanse Congres probeerde de boeren verschillende keren met subsidies te helpen. De Republikeinse politici Charles L. McNary en Gilbert N. Haugen kwamen met een wetvoorstel om de binnenlandse prijs van vijf gewassen te verhogen en te garanderen. Het idee was dat de overheid deze producten tegen de garantieprijs zou afnemen en opslaan, of met verlies exporteren. Maar president Calvin Coolidge (ook een Republikein) stemde het voorstel meerdere keren weg. Hij wilde niet dat de overheid op deze manier zou ingrijpen op de markt.

De Republikeinse Partij stond wel open voor andere protectionistische maatregelen, met name om de industrie te beschermen tegen buitenlandse concurrentie. Anders dan tegenwoordig zat de Republikeinse achterban vooral in het noorden, waar veel maakindustrie was gevestigd. Vanaf halverwege de negentiende eeuw wisten de Republikeinen de Amerikaanse importtarieven gestaag op te schroeven. Berucht was president William McKinley. Hij verhoogde de tarieven eind negentiende eeuw verschillende keren flink. Het leverde hem de bijnaam Tariff Man op. In 1901 draaide McKinley bij en sprak hij zich uit voor het afsluiten van handelsverdragen. Kort daarop werd hij vermoord.

In de jaren twintig voerden de Republikeinen de importtarieven op industriële producten verder op. Ook voor de noodlijdende landbouwsector, waarin ongeveer een kwart van de beroepsbevolking werkte, moesten volgens de partij dergelijke tarieven komen. Het doel: de sector beschermen voor buitenlandse concurrentie en zo banen voor Amerika behouden. Een opzienbarend idee, want Amerika exporteerde meer landbouwproducten dan het importeerde, met wol en suiker als uitzonderingen.

In de campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1928 zetten de Republikeinen vol in op economische protectie van de boeren. Na de ruime winst van de Republikeinse presidentskandidaat Herbert Hoover ging het Congres er direct mee aan de slag. Afgevaardigde Willis C. Hawley introduceerde in de lente van 1929 een wetsvoorstel om de importheffingen op allerlei landbouwgoederen te verhogen. Het voorstel kwam snel door het Huis.

Reed Smoot en Willis C. Hawley
Reed Smoot en Willis C. Hawley in 1929.

In de Senaat, waar Reed Smoot de grootste pleitbezorger van het voorstel was, liep het uit de hand. Al snel ging het debat niet meer alleen over de boeren. Ook industriële bedrijven probeerden hogere importtarieven voor hun producten te bewerkstelligen, zelfs als ze geen last hadden van buitenlandse concurrentie. Voor politici was het electoraal gezien interessant om zich te verzekeren van de steun van de fabrikanten. Daarnaast maakten politici ook onderling dealtjes, bijvoorbeeld door met het voorstel mee te stemmen op voorwaarde dat ook de industrie in hun thuisregio zou worden beschermd.

Metalen flessendoppen

De onderhandelingen sleepten zich maandenlang voort. Over de kleinste details werd meerdere keren gestemd. Politici verloren zich in ellenlange discussies over de hoogte van tarieven op goederen als wasknijpers, zijden hoeden, hennepzaadolie en karton. De Amerikaanse kiezers verloren hun geduld, voor zover ze überhaupt het nut van invoertarieven inzagen. Het was duidelijk dat Republikeinse politici meer aan hun individuele belangen dachten dan aan het grotere plaatje. De invloedrijke columnist Walter Lippmann noemde de Smoot-Hawley Tariff Act, zoals de wet bekend kwam te staan, een ‘ellendig en schadelijk product van domheid en hebzucht.’

Een invloedrijke columnist noemde de Smoot-Hawley Tariff Act een ‘ellendig en schadelijk product van domheid en hebzucht’

Eind maart 1930 kwam de Smoot-Hawley Tariff Act eindelijk door de Senaat. De wet telde bijna 200 pagina’s en schreef tot in het belachelijke nauwkeurig voor, welk tarief gold voor welk product of onderdeel daarvan. Op metalen flessendoppen die niet versierd, gekleurd, gewaxt, gelakt, geëmailleerd, gelithografeerd, gegalvaniseerd waren of een reliëf in kleur hadden, werd bijvoorbeeld 30 procent belasting geheven. Voor andere flessendoppen gold een tarief van 45 procent. De wet verhoogde de heffingen op meer dan 20.000 goederen uit allerlei sectoren met gemiddeld 20 procent.

Het was nu wachten op de goedkeuring van Hoover. Meer dan duizend economen riepen de president in een brief op, de Smoot-Hawley Tariff Act niet te ondertekenen. Zij waarschuwden voor de negatieve gevolgen. De hoge importtarieven zouden ertoe leiden dat consumenten meer moesten betalen. Bovendien vreesden de economen dat buitenlandse handelspartners zouden terugslaan door eveneens hogere handelstarieven in te voeren. Dat zou de Amerikaanse export schaden.

Spotprent over de Smoot-Hawley Tariff Act
Spotprent over de Smoot-Hawley Tariff Act.

Maar Hoover trok zich van de waarschuwingen niets aan. Het verhogen van de importtarieven was een van zijn verkiezingsbeloftes. Zijn partij werkte bovendien al dik een jaar aan de wet. Op 17 juni 1930 zette de president zijn krabbel.

Internationale handelsoorlog

De tarievenwet pakte desastreus uit. Zoals was voorspeld, sloegen verschillende landen terug door ook handelsbarrières op te werpen. Vooral Canada, de grootste handelspartner van Amerika, wond er geen doekjes om. De Verenigde Staten verhoogden het importtarief op een dozijn eieren naar 10 cent, de Canadezen reageerden met gelijke munt. De export van Amerikaanse eieren naar Canada kelderde van 919.543 dozijn in 1929 naar 13.662 dozijn drie jaar later. Andersom daalde de import van Canadese eieren naar de Verenigde Staten van 13.299 naar 7.939 dozijn. Ook voor andere landbouwproducten als aardappelen, vlees, boter, graan, bloem en havermout kopieerde Canada de importtarieven van de zuiderburen.

Verkiezingen in Canada

De Smoot-Hawley Tariff Act speelde een belangrijke rol in de Canadese verkiezingen van juli 1930. De zittende, liberale en pro-Amerikaanse premier William Lyon Mackenzie King had eerder dat jaar weliswaar importtarieven tegen de Verenigde Staten ingevoerd, dat was alleen onder enorme druk van de conservatieve partij gebeurd. King had de handelstarieven in de jaren twintig juist een aantal keer omlaag gegooid en was eigenlijk geen voorstander van protectionistische maatregelen. De verkiezingsrace verloor hij van zijn conservatieve, pro-Britse tegenstrever Richard Bedford Bennett, onder meer omdat die zich veel harder maakte voor represailles tegen Amerika. Onder Bennett zou Canada zich sterker op de handel met het Verenigd Koninkrijk gaan richten.

In de komende Canadese verkiezingen, op 28 april aanstaande, spelen Amerikaanse invoertarieven en een nieuwe handelsoorlog met de Verenigde Staten opnieuw een grote rol. De huidige premier en kandidaat van de Liberal Party Mark Carney heeft tegentarieven aangekondigd. De Amerikaanse heffingen én de opmerkingen van Trump dat Canada beter af zou zijn als het land onderdeel werd van de Verenigde Staten, zorgen bij Canadese kiezers voor een ongekende golf van patriottisme.

In plaats van de positie van de boeren te verbeteren en de Amerikaanse economie vooruit te helpen, leidde de Smoot-Hawley Tariff Act tot een internationale handelsoorlog. De wereldhandel kromp met maar liefst twee derde, terwijl het Amerikaanse aandeel ook nog eens kleiner werd. Daarmee verdiepte de wet de Grote Depressie, die was begonnen met het crashen van de beurs in oktober 1929. Het was de grootste economische crisis die het land ooit heeft gekend. De werkloosheid liep begin jaren dertig schrikbarend hoog op en de industriële productie halveerde ongeveer. Tienduizenden bedrijven gingen failliet, het gemiddelde inkomen kreeg rake klappen.

Werklozen tijdens de economische crisis van de jaren dertig
Ook Nederland belandde in een economische crisis. Werklozen in Amsterdam staan in de rij in een stempellokaal om in aanmerking te komen voor een uitkering.

Onder historici woedt nog altijd enige discussie over het precieze verband tussen de tarievenwet en de economische depressie. Extreme standpunten zijn dat de Smoot-Hawley Tariff Act de crisis eigenhandig veroorzaakte of juist gedeeltelijk verlichtte. Het meest gangbaar is de visie dat de wet de Grote Depressie heeft verergerd. Er waren ook veel andere factoren die de crisis uitlokten en verlengden, zoals een falend bankensysteem en wijdverbreide speculatie op de beurs.

Geleidelijk realiseerden veel Amerikanen zich dat de Smoot-Hawley Tariff Act geen verstandige zet was geweest. De kritiek zwol aan, maar Hoover en andere Republikeinen gaven geen krimp. Ze hadden geen spijt en suggereerden dat het vanwege de hachelijke toestand van het land zelfs nodig was om er een schepje bovenop te doen.

De kritiek zwol aan, maar president Hoover gaf geen krimp

Vrijhandelsakkoorden

In de presidentsverkiezingen van 1932 rekenden de kiezers af met de Republikeinen. Smoot en Hawley verloren hun zetels en de Democraat F.D. Roosevelt kwam met overmacht in het Witte Huis terecht. Hij had in zijn campagne op de schadelijke uitwerking van de tarievenwet gewezen. Roosevelt schroefde stapje voor stapje de importtarieven terug en sloot vrijhandelsakkoorden met allerlei landen.

Begin jaren veertig zag de president in dat het ineenstorten van de wereldhandel een van de factoren was geweest die hadden geleid tot de Tweede Wereldoorlog. Na het verslaan van nazi-Duitsland ontpopten de Verenigde Staten zich op het wereldtoneel als fervent voorvechter van vrijhandel. Een florerende wereldhandel was niet alleen goed voor de zaken, maar ook een soort garantie voor vrede. In de Amerikaanse politiek had protectionisme voortaan een slechte naam. Niet in de laatste plaats omdat veel politici de negatieve effecten van de Smoot-Hawley Tariff Act met eigen ogen hadden gezien.

Protest bij de Bank of the United States
Protest bij de omgevallen Bank of the United States in 1931.

Het was de Republikeinse president Richard Nixon die in augustus 1971 voor het eerst sinds 1930 de Amerikaanse importtarieven weer verhoogde. Hij voerde een tijdelijke algemene heffing van 10 procent in. De verhoging was onderdeel van een groot pakket van maatregelen, bedoeld om de Amerikaanse economie een oppepper te geven. In zekere zin lukte dat, maar het ging ten koste van de welvaart van andere landen en betekende het einde van het systeem van Bretton Woods. Dat had jarenlang de stabiliteit van de internationale financiële markten gewaarborgd. Begin jaren tachtig maakte de eveneens Republikeinse president Ronald Reagan zich weer sterk voor vrijhandel. De ‘Grand Old Party’ zette die lijn voort in de daaropvolgende decennia.

De Smoot-Hawley Tariff Act behield zijn negatieve bijklank. In een live televisiedebat in 1993 over de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst (NAFTA) suggereerde de partijloze politicus Ross Perot dat hij juist een importtarief op Mexicaanse goederen wilde invoeren. Zijn Democratische opponent Al Gore, voorstander van de NAFTA, haalde daarop een ingelijste foto van Smoot en Hawley tevoorschijn. ‘Ze zien eruit als goede kerels en ze klonken destijds redelijk,’ zei hij. Maar hun wet was ‘een van de belangrijkste oorzaken, volgens veel economen de belangrijkste, van de Grote Depressie in de Verenigde Staten en de rest van de wereld.’ Gore’s optreden zou volgens opinieonderzoek geholpen hebben om publieke steun voor de NAFTA te krijgen. Niet veel ratificeerde het Congres het verdrag.

Anno 2025 zit er in toch weer een president in het Witte Huis die handelt in de geest van Smoot en Hawley. Donald Trump kondigde op 2 april – ‘Bevrijdingsdag’ – astronomische heffingen aan op producten uit meer dan 200 landen. En net als in de jaren dertig zet de wereld zich schrap voor handelsoorlogen, hoge inflatie en kelderende groeicijfers.

Met dank aan Douglas A. Irwin (Dartmouth College)

Meer weten

  • Film: John Ford, The grapes of wrath (1940)
  • Douglas A. Irwin, Peddling protectionism: Smoot-Hawley and the Great Depression (2011)
  • Douglas A. Irwin, Clashing over commerce: A history of US trade policy (2017)

Dossier Verenigde Staten