Vanaf 1795 brak Nederland met het oude politieke bestel, waarin gewesten en steden veel autonomie bezaten en er sprake was van een wirwar aan bestuurlijke regelingen. Nederland werd een eenheidsstaat met een nationale identiteit. Niek van Sas behandelt deze overgang in zijn handzame overzichtswerk, De wentelende eeuw.
In 2004 startte uitgeverij Prometheus/Bert Bakker met een prestigieuze serie ‘De geschiedenis van Nederland’, waarin vooraanstaande historici hun licht zouden laten schijnen over het verleden van ons land. Als eerste verscheen het deel over de periode 1555-1702 van de hand van Arie van Deursen. Hoewel vier jaar later het laatste deel had moeten verschijnen, kwam pas in 2009 het volgende boek uit. Na verloop van tijd verschenen niettemin de drie delen over de periode van de prehistorie tot aan 1555, plus twee delen over de geschiedenis van de overzeese expansie van Nederland en een deel over de sociaal-economische en ecologische geschiedenis van de afgelopen duizend jaar. Op de delen over achttiende en twintigste eeuw wordt nog altijd met smart gewacht, maar gelukkig verscheen onlangs De wentelende eeuw, waarin Niek van Sas de periode 1795-1914 behandelt.
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Van Sas begint dit compacte, zeer leesbare en met grote deskundigheid geschreven deel met de Bataafse omwenteling en de hierop volgende Franse bezetting. Deze periode betekende een breuk met het politieke bestel dat vanaf de Opstand was ontstaan, waarin gewesten en steden een verregaande mate van autonomie bezaten en er sprake was van een wirwar van privileges en bestuurlijke en juridische regelingen. Pas in deze periode werd Nederland een eenheidsstaat en ontstond er ook een meer specifieke nationale identiteit. Hoewel de democratisering die in 1795 begon later werd teruggedraaid en pas vanaf 1848 weer in de lift zat, bleef de staat zich ontwikkelen. Helder beschrijft Van Sas wat hij de ‘dubbele helix’ van staats- en natievorming noemt: ontwikkeling en verbetering van de instituties en de groei van een nationaal besef versterkten elkaar.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Hij gaat ook in op het bewind van koning Willem I, dat in zijn ogen niet zo rampzalig was als bijvoorbeeld Auke van der Woud onlangs nog stelde in De Steden, en op de afscheiding van België, die volgens hem allesbehalve ‘onvermijdelijk’ was. Wanneer hij via de opkomst van het liberalisme, het toegenomen historisch besef en de groei van het nationalisme bij de grondwet van 1848 is uitgekomen, zit twee derde van het boek erop, zodat de zes erop volgende decennia beknopter worden behandeld.
De wentelende eeuw is niet bedoeld als een encyclopedisch naslagwerk, maar evenmin als een ‘Groot Verhaal’ waarin een allesomvattende visie op de negentiende eeuw wordt ontvouwd. Van Sas trekt een aantal duidelijke lijnen waarmee hij de politieke, maatschappelijke en culturele modernisering van Nederland schetst, waarbij hij ook duidelijk aandacht heeft voor allerlei krachten die zich tegen de erfenis van Verlichting en Franse Revolutie keerden, maar die juist in hun optreden en organisatievormen vaak uitgesproken modern waren. Anders dan Van der Woud in diens boeken over de periode na 1850 gaat Van Sas minder uitvoerig in op de materiële kant van de modernisering, zoals de aanleg van infrastructuur en de uitbreiding van steden. Maar ook hij laat zien dat het oude beeld van de negentiende eeuw, als een periode van stilstand waar pas tegen het eind wat beweging in kwam, nergens op slaat.
Veelvuldig citeert hij tijdgenoten die vol verbazing, met instemming of op bezorgde toon, schreven over het duizelingwekkende tempo waarin de ‘vooruitgang’ – het ‘magtig, albezielend tooverwoord’, zoals de Groningse dichter Hajo Spandaw het in 1847 noemde – voortraasde en alles leek te veranderen. Van Sas verwijst sowieso regelmatig naar literatoren, omdat die volgens hem juist vaak beschikken over ‘een gevoelige antenne’ waarmee ze de ‘tijdgeest’ weten te vangen. Wel valt op dat hij in zijn schets van de ontwikkeling van de Nederlandse literatuur soms blijft steken in enigszins versleten beelden die inmiddels wel genuanceerd zijn. Zijn typering van de ‘Tachtigers’ als radicale vernieuwers die terecht ‘korte metten’ maakten met hun ‘moralistische en oerburgerlijke’ voorgangers is nogal gedateerd. Van Marita Mathijsen, die niet alleen dit cliché heeft bestreden, maar ook een prachtige biografie van Jacob van Lennep plus een studie over het toenemend historisch besef heeft geschreven, noemt hij in zijn bibliografie geen enkel boek. Ook verwijst hij nergens naar relevante delen uit de reeks ‘Geschiedenis van de Nederlandse literatuur’, terwijl ook verschillende studies over de negentiende-eeuwse journalistiek ontbreken.
Deze detailkritiek doet niets af aan het feit dat Van Sas zich uitstekend heeft gekweten van zijn taak om in deze reeks een handzaam, helder en in veel opzichten uiterst adequaat overzicht van Nederland in de negentiende eeuw te schrijven. Voor historici van dit tijdvak is het een werk dat zonder meer geraadpleegd dient te worden, en voor de lezer die zich nog wil oriënteren in de geschiedenis van deze periode vormt dit boek een uitstekend beginpunt, waarbij de kans groot is dat ze enthousiast worden over deze allesbehalve saaie eeuw.
De wentelende eeuw. De geschiedenis van Nederland, 1795-1914
Niek van Sas
414 p. Prometheus, € 34,99
Openingsafbeelding: Regenten en regentessen van het leprozenhuis, door Jan Adam Kruseman, circa 1835.