Home Dossiers De Opstand 1572: Keerpunt in de Opstand

1572: Keerpunt in de Opstand

  • Gepubliceerd op: 29 maart 2022
  • Laatste update 11 apr 2024
  • Auteur:
    Luc Panhuysen
  • 12 minuten leestijd
1572: Keerpunt in de Opstand
Cover van
Dossier De Opstand Bekijk dossier

In het voorjaar van 1572 leek de heerschappij van de Spanjaarden in de Lage Landen nog onbetwist. Maar na een reeks van nederlagen en overwinningen sloten steeds meer Nederlanders, van hoog tot laag, zich aan bij de Opstand. En dat gaf de doorslag.

Willem van Oranje was 38 jaar oud toen hij de zwaarste klap van zijn leven incasseerde. De opstand tegen Spanje duurde al een poosje, maar pas nu drong tot hem door dat de kans heel groot was dat hij ten onder zou gaan. Hij had net gehoord dat op 14 april 1574 zijn leger op de Mokerheide in de pan was gehakt. Maanden van diplomatie en ronselen waren aan de vorming van dat leger voorafgegaan. En toen het de omvang van 10.000 man had bereikt, was het onder het bevel van zijn favoriete broer, Lodewijk van Nassau, de Spaanse domeinen binnengevallen om Maastricht te belegeren.

Meer lezen over de Tachtigjarige Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Maar het liep anders. Lodewijks leger bleek een onhandelbare bende, waardoor de Spanjaarden de strijd van meet af dicteerden. Behendig wisten ze Lodewijks leger, waarin zich ook Oranjes jongste broer Hendrik bevond, in het nauw te drijven. Diens soldaten hadden zich opgemaakt voor een gevecht met kogels, maar de Spanjaarden renden dwars door de slagregen van lood heen, waardoor er geen tijd was om te herladen. Het werd een slachtpartij. Een derde van Oranjes leger kwam om, tegenover 200 Spanjaarden. Wat de klap verwoestend maakte, was dat Lodewijk en de jonge Hendrik waren gesneuveld. Hun lichamen zijn nooit teruggevonden.

Alkmaarse opstandelingen worden door de Spanjaarden opgehangen in Enkhuizen, 1572.
Alkmaarse opstandelingen worden door de Spanjaarden opgehangen in Enkhuizen, 1572.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Oranje zette zich aan de somberste brief uit zijn correspondentie, aan zijn enige nog overgebleven broer, Jan van Nassau. Twee jaar nu – sinds 1572 – hadden de Nederlanders en de familie Nassau zonder noemenswaardige buitenlandse hulp gestreden; deze veldslag toonde aan hoe uitzichtloos het allemaal was. De verliezen, zowel persoonlijk, militair als financieel, waren te groot. Hij was murw.

Zo kwam het dat de prins, die toen al ‘de Zwijger’ werd genoemd omdat hij nooit zijn innerlijk toonde, zich deze regel liet ontvallen: ‘Ik wil u wel openlijk bekennen, dat mijn hoofd zo omloopt van onnoemlijk veel zaken, en ook van rouw en zwaarmoedigheid […] dat ik nauwelijks nog weet wat ik doe.’ De regisseur van de opstand die het niet meer wist – nogal een bekentenis. Zijn broer heeft die brief nooit gelezen, want hij werd door de Spanjaarden onderschept. De toenmalige landvoogd en bevelhebber der Spaanse strijdkrachten in Brussel, Luis de Requesens, las de ontboezemingen van zijn vijand en sprong een gat in de lucht. Als de Oranjevlag er zo bij hing, kon de oorlog weleens vlug voorbij zijn.

Een derde van Oranjes leger kwam om, tegenover 200 Spanjaarden

Wie midden in de geschiedenis zit, ziet niet waar die heen gaat. Zowel Oranje als Requesens peilde hun kansen en zat ernaast. Requesens zou weinig voor de Spaanse zaak betekenen, en vrij spoedig na zijn aankomst sterven. Oranje ging weliswaar niet zijn vrolijkste levensfase in, maar leek in zijn brief helemaal over het hoofd te zien dat er al iets groots tot stand was gebracht. Zoals een parel zich vormt rond een zandkorrel, zo hadden in 1572 gebeurtenissen de kiem gelegd voor een opstand die het tachtig jaar zou uitzingen, en waaruit de latere Republiek ontstond.

Staatkundig kan de Republiek misschien moeilijk een parel worden genoemd, en de glans van succes zou nog een poos op zich laten wachten. Toch werd de basis voor dat succes gelegd in 1572. Alle reden om dat jaar nader te bekijken.

Stormachtige bijval in 1572

In het voorjaar leek de Spaanse heerschappij in de Lage Landen onbetwist. De voorganger van Requesens, de hertog van Alva, regeerde met straffe hand. Hoge belastingen, waarvan de Tiende Penning het meest gehaat was, drukten op de stedelingen en de opstandige adel was met de Bloedraad de voet op de nek gezet. Gevolg was onder andere dat de strijd zich naar de zee had verplaatst. Grote groepen lagere adel waren scheep gegaan, bekwaamden zich in de piraterij, en noemden zichzelf ‘watergeuzen’.

Verschillende veldtochten van Willem en zijn broers waren voor 1572 gestrand of afgeslagen, en hoewel de Nassaus hun complete kapitaal spendeerden aan legers, had de prins van Oranje nog weinig op het strijdtoneel gepresteerd. Op 1 april zeilde de net benoemde admiraal van de watergeuzen, de heer van Lumey, voor Den Briel langs toen hij vernam dat het stadje geen Spaanse bezetting van betekenis had. Diezelfde dag riep Lumey Den Briel uit tot stad van Oranje. Het had allemaal weinig om het lijf gehad als dit niet was gevolgd door een stormachtige bijval. Binnen de kortste keren spraken Vlissingen, Veere, Dordrecht, Delft, meer dan twintig steden en stadjes, zich uit voor de opstand.

De vier broers van Willem van Oranje: Jan (zittend), Hendrik, Adolf en Lodewijk. Door het atelier van Wybrand de Geest, circa 1630.
De vier broers van Willem van Oranje: Jan (zittend), Hendrik, Adolf en Lodewijk. Door het atelier van Wybrand de Geest, circa 1630.

Hoewel Oranje duidelijk niet op zo’n opsteker had durven rekenen, zette het hem wel aan het denken. De steun voor de opstand was een signaal dat velen het juk van de Spanjaarden moe waren. Hij zon op een manier om de opstand een georganiseerde basis te verschaffen. Die kwam tot stand tijdens de ‘eerste vrije statenvergadering’, een gebeurtenis die een duurzame betekenis zou hebben. Oranje had de twaalf vrije steden bijeengeroepen vanwege zijn dringende behoefte aan een betrouwbare cashflow. Legers waren niet te hanteren als elke manoeuvre werd voorafgegaan door onderhandelingen over achterstallige betaling.

De rebellen hadden geluk

opstandelingen in de kaart speelde, was wat wel imperial overstretch wordt genoemd: de neiging van supermachten om te veel hooi op hun vork te nemen. Spanje vocht tegen de Turken, tegen Frankrijk, vocht in Italië en overzee. En de Nederlanden werden als kostenpost steeds zwaarder. Op 1 september 1575 vond het eerste bankroet plaats van de Spaanse kroon: Filips II kon de rente op zijn leningen niet meer betalen. De geleidelijke verzwakking van Spanje is dus de andere kant van de medaille van het verhaal van 1572.

Er vallen wel meer kanttekeningen te maken. Neem bijvoorbeeld de enorme terreinwinst die de nieuwe landvoogd Alexander Farnese, hertog van Parma, voor de Spanjaarden bewerkstelligde. Hij heroverde België voor Spanje. Parma had de Opstand verder in het nauw kunnen brengen, maar hij leefde te kort. Zijn dood viel vrijwel samen met de opkomst van een militair talent in Nederland: Maurits. Het verlies van de Zuidelijke Nederlanden had voor de Republiek grote voordelen, ook al kon Oranje dat niet zo zien. De Noordelijke Nederlanden werden overspoeld door migranten, die geld, intellect en vers bloed brachten.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 - 2022