Tussen 1930 en 1960 stagneerde de natuurbescherming in Nederland. Door verschillende crises en de Tweede Wereldoorlog was de Nederlandse natuur onderaan de politieke agenda beland. In Natuurbeschermers beschrijft natuurhistoricus Kristian Mennen activisten die zich niet uit het veld lieten slaan en aandacht bleven vragen voor de Nederlandse flora en fauna.
Wanneer kwam er aandacht voor natuurbescherming?
‘In de loop van de negentiende eeuw begonnen amateurbiologen in hun eigen omgeving rond te kijken. Ze kwamen erachter dat delen van de Nederlandse natuur werden volgebouwd, ingepolderd en ontgonnen en dat er niks werd gedaan aan de bescherming ervan. Tegelijk werd door nieuwe wetenschappelijke inzichten het belang van natuurbehoud duidelijk. Natuurbeschermers begonnen zich te verenigen. Zo ontstond de Vereniging Natuurmonumenten.’
Hoe kregen activisten de natuur op de politieke agenda?
‘Eerst kochten ze zelf natuurgebieden om ze te beschermen. Maar dit soort privé-initiatieven vonden ze rond 1930 niet meer genoeg, want door nieuwe inzichten wilden ze veel grotere gebieden beschermen. “Normale” stukken land bleken over meer natuurwaarden te beschikken dan oorspronkelijk gedacht. Nieuwe wetgeving was daarom de volgende stap. Omdat de politiek andere prioriteiten had, waren de natuurbeschermers aangewezen op informeel lobbywerk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zochten ze zelf contact met de Duitse bezetters. Dit leidde tot de eerste natuurbeschermende maatregelen.’
Het begrip ‘natuur’ veranderde. Waarom was dat belangrijk voor het politieke debat?
‘Nieuwe wetenschappelijke inzichten veranderden de ideeën over natuur. Eerst werd die opgevat als wildernis, zoals de jungle in Afrika – die je in Nederland nooit hebt gehad. Het idee dat natuur ongerept moet zijn, maakte plaats voor de gedachte dat natuur ook bestaat waar de mens heeft ingegrepen. Het Nederlandse landschap is sterk gevormd door de landbouw, maar het duurde even voor de natuurbeschermers dit opmerkten. Door die verandering kwamen er meer gebieden in aanmerking voor behoud en was er meer behoefte aan politieke ingrepen.’

In tijden van crisis is er minder ruimte voor natuur en klimaat. Nu ook?
‘Net als in 1930 staat de natuur onderaan de politieke agenda. Hoewel ecologen en biologen het voor elkaar hebben gekregen dat er in het parlement over de natuur nagedacht wordt, dringt het nieuwe begrip niet volledig door. Veel burgers blijven uitgaan van de tegenstelling tussen de natuurbescherming en de landbouwsector. Maar als we kijken naar het boerenlandschap van rond 1945, zien we dat de natuur en landbouw wel samen kunnen gaan.’
Natuurbeschermers. Een politieke geschiedenis van de Natuurbeschermingsbeweging (1930-1960)
Kristian Mennen
328 p. Uitgeverij Verloren, € 29,-
Bestel via Libris.

