Veel protestsongs tegen de Vietnamoorlog uit de jaren zestig zijn nog altijd wereldberoemd. Maar hadden ze toentertijd een grote invloed op de publieke opinie in het Westen? Of volgden artiesten en platenbazen gewoon de laatste mode?
Heeft de rockmuziek van de jaren zestig een belangrijke invloed gehad op de publieke opinie over de Vietnamoorlog? Historici zijn het er grondig over oneens. Sommigen claimen dat de protestsongs heel invloedrijk waren en in de voorhoede van het politieke bewustzijn van die tijd speelden, maar een ander kamp plaatst daar grote vraagtekens bij.
In een artikel in The Historian uit 1989, met de veelzeggende titel ‘Takin’ Care of Business: Rockmusic, Vietnam and the Protest Myth’, stelden de Amerikaanse hoogleraren geschiedenis Kenneth J. Bindas en Craig Houston dat de anti-oorlogsrockmuziek lang een marginaal product was. Dat veranderde pas toen de anti-oorlogssentimenten in de VS al lang mainstream gedachtengoed waren geworden.
Tijdens het Tonkin-incident in augustus 1964 vielen schepen van het Noord-Vietnamese leger de Amerikaanse torpedojager USS Maddox aan. Dankzij een resolutie kreeg president Lyndon B. Johnson de machtiging om het communistische Noord-Vietnam te bombarderen. De meerderheid van de Amerikanen stond pal achter dat militaire ingrijpen. Zanger Phil Ochs hekelde onomwonden de Amerikaanse inmenging met zijn nummer Talking Vietnam Blues (1964). Maar op dat ogenblik was hij een roepende in de woestijn.
Banvloeken
Het gezongen protest kwam aanvankelijk enkel van de folkartiesten van de Greenwich Village scene in New York, zoals Ochs, Joan Baez, Pete Seeger en Bob Dylan. Zij hadden een sterke connectie met de burgerrechtenbeweging en bekeken de Vietnamoorlog door die bril. De Amerikaanse regering had volgens hen niet het recht om Afro-Amerikaanse soldaten massaal de dood in te jagen in Vietnam. Want in eigen land konden zij niet eens beroep doen op gelijke rechten. De songwriters wantrouwden president Johnson, maar hun liedjes botsten op banvloeken van de radiozenders. Programmamakers waren er namelijk voor beducht een deel van het luisterpubliek af te stoten.
De single Eve of Destruction (1965) van Barry McGuire was hetzelfde lot beschoren. Songsmid P.F. Sloan situeerde het nummer tegen de achtergrond van de Vietnamoorlog en de Cubaanse raketcrisis. Ondanks de censuur schoot het nummer met rake zinnen als ‘you’re old enough to kill / but not for voting’ naar de hoogste regionen van de hitparade. De rockmuziek profileerde zich in de sixties als anti-establishment, maar wat betreft het wapengekletter in Zuidoost-Azië bleef het oorverdovend stil. Rock, op dat moment nog een nieuw genre, kwam verschillende obstakels op zijn weg tegen. Platenbonzen maakten weinig winst met rockplaten en zij schuwden de risico’s.

Dat veel Amerikanen nog steeds positief tegenover de Vietnamoorlog stonden, bewees het succes van de hit Ballad of the Green Berets (1966). Barry Sadler, sergeant bij de elitetroepen Green Berets, schreef het patriottische en militaristische lied toen hij zelf van oorlogswonden genas. Platenfirma RCA Victor lanceerde het als ‘de themasong van de Vietnamoorlog’, maar dat viel bij sommige leden van de Green Berets in slechte aarde. Zij vonden de tekst, die openlijk de opoffering van mensenlevens verheerlijkte, veel te bombastisch. Aan het front maakten soldaten het lied belachelijk door er parodieën op te verzinnen.

Kanonnenvlees
De publieke opinie kantelde door het Tetoffensief van de Vietcong in 1968 en de nietsontziende reactie van het Amerikaanse leger. Het conflict in Vietnam staat bekend als de ‘eerste televisieoorlog’. Burgers zagen op tv hoe de VS tonnen napalm dropten op Indochina. Deze gelachtige substantie, die bestond uit verdikte benzine, bleef kleven als de brandende spetters ergens tegenaan vlogen. Geschokt waren mensen er in hun huiskamer getuige van dat slachtoffers levend verbrandden.
De weerstand groeide. De vredesbeweging en de tegencultuur vonden elkaar in de oppositie tegen de oorlog. Het klinkt misschien cynisch, maar volgens de historici Bindas en Houston was het logisch dat de rockmuziek inhaakte op wat een grote potentiële markt was. Niet alleen durfden radiostations nu steviger de nek uit te steken, ook de commerciële platenlabels lieten plots alle schroom varen.
Op Woodstock werden Amerikaanse vlaggen verscheurd
Het festival Woodstock (1969) stond symbool voor de krachtige bundeling van anti-oorlogsprotest, sixties-tegencultuur en opwindende rockmuziek. Amerikaanse vlaggen werden verscheurd, terwijl Jimi Hendrix even destructief het volkslied te lijf ging.
Ook het optreden van Country Joe and the Fish zette het publiek in vuur en vlam. Pas na hun passage op Woodstock werd hun protestsong I-Feel-Like-I’m-Fixin’-to-Die Rag (1965) een commerciële voltreffer. Op satirische toon nam dat nummer de Amerikaanse regering en legerleiding op de korrel, die jonge mensen als kanonnenvlees gebruikte: ‘you can be the first one on your block to have your boy come home in a box’. De vredesbeweging was nu uitgegroeid tot een brede revolutie. Woodstock bleek dé gelegenheid voor de massa om zijn afkeur van het bloedvergieten te uiten.
De nadruk lag op het onrecht dat de Vietnamoorlog veroorzaakte. Fortunate Son (1969) van Creedence Clearwater Revival legde bloot hoe de rijke elite het voor elkaar kreeg dat hun kinderen niet naar het front hoefden. Directe aanleiding was de slinkse manier waarop David, de kleinzoon van ex-president Dwight D. Eisenhower, ontsnapte aan de loting. Verschillende protestsongs moedigden aan om de ‘draft cards’ (oproepkaarten) in brand te steken. Weinig mensen waren bereid om te sterven in een oorlog die niet rechtstreeks met de Verenigde Staten te maken had.
Inspiratie voor revoluties
Het succesvolle huwelijk van protestbeweging en rockmuziek, met de Vietnamoorlog als koppelaar, gaf revoluties wereldwijd brandstof. Zo stimuleerde het de muzikanten Caetano Veloso en Gilberto Gil in 1967 om de gevestigde orde uit te dagen en traditionele waarden te verwerpen, met een vernieuwende mix van bossanova, rock en avant-gardepoëzie. De twee werden de aanstokers van de Tropicália-beweging, die de handschoen opnam tegen de militaire dictatuur in Brazilië.
In 1968 proefde de Slovaakse toneelschrijver Václav Havel in de VS van de rally’s en studentenprotesten die werden georganiseerd door folkzanger Phil Ochs. Bij thuiskomst in Tsjechoslowakije wist hij Amerikaanse rockplaten binnen te smokkelen – rockmuziek was daar verboden na de Praagse Lente. Muzikanten die het aandurfden Engelstalige muziek te maken, verdwenen achter de tralies. Dit was het startsein voor de mensenrechtenbeweging Charter 77, geleid door Havel. Het aanhoudende protest culmineerde uiteindelijk in de Fluwelen Revolutie van 1989.
Schlock
Prominente politici en opiniemakers gingen zich steeds vaker uitspreken tegen de gewapende strijd in Vietnam. In 1969 noemde bijna 60 procent van de twintigers zich eerder duif dan havik. Juist zij waren natuurlijk de belangrijkste doelgroep van de rockmuziek. Niet geheel toevallig mengden de grote acts zich pas op dit moment in de debatten – rijkelijk laat. Onder druk van hun manager Brian Epstein hadden The Beatles zich geruime tijd gedeisd gehouden. Pas na de dood van Epstein ontpopte John Lennon zich als pacifist met vredesboodschappen als Give Peace a Chance (1969) en Imagine (1971). Ook The Rolling Stones wachtten lang om een statement te maken met Gimme Shelter (1969).
Crosby, Stills, Nash & Young raakten gevoelige snaren met Ohio (1971). Neil Young vond dat hij het nummer móést schrijven nadat vier studenten waren gedood door kogels van de National Guard aan de Kent State University in Ohio. Ze demonstreerden er tegen de Amerikaanse inval in Cambodja, een poging om de Vietcong te isoleren en af te snijden van de vluchtroutes.

De protestsong boomde. Zelfs het soullabel Motown ging overstag. Voordien stelde grote baas Berry Gordy zich extreem terughoudend op. Geduldig had hij zijn fortuin op een fundament van positieve muziek opgebouwd. Een al te nauwe alliantie met de tegencultuur kon zijn goede reputatie ten gronde richten, vreesde hij. Waarschijnlijk uit commerciële overwegingen zette hij toch het licht op groen voor War (1970) van Edwin Starr, Ball of Confusion (That’s What the World Is Today) (1970) van The Temptations en What’s Going On (1971) van Marvin Gaye. Deze liedjes vertelden niet expliciet over de Vietnamoorlog; ze vertolkten de negatieve gevoelens over het verderfelijke van oorlogsvoering in het algemeen.
Omdat het wel in de mode leek, gooiden ook middle of the road acts als Cat Stevens en The Beach Boys zich op het Vietnamprotest. De inhoud werd bij momenten behoorlijk vaag, de productie gladjes. In plaats van rock werden sommige songs schlock gedoopt (een Jiddisch woord voor goedkope rommel). De oprecht geëngageerde Country Joe was gedesillusioneerd. Hij walgde van de trivialisering en commercialisering van de oorlog.
Moed inpompen
Heel frappant is dat de soldaten in Vietnam gretig naar de protestsongs luisterden. Nieuwe technologie, zoals de cassettespeler, maakte het voor de militairen mogelijk om naar de muziek van hun keuze te grijpen. Dat bleek, niet geheel onlogisch, dezelfde muziek als die hun leeftijdsgenoten thuis luisterden.
De soldaten luisteren zelf gretig naar de protestsongs
In januari 1971 begon de Amerikaanse sergeant David Delay, roepnaam ‘Dave Rabbit’, een piratenzender vanuit een bordeel in Saigon,. Hij liet nummers horen die de oorlog in vraag stelden. Ook Radio Hanoi, een propagandazender in Noord-Vietnam, programmeerde die nummers. De Amerikaanse militairen lieten zich de uitzendingen welgevallen. Eigen waren die bedoeld om hen tot inkeer te brengen. Op de zenders van het American Forces Network waren de protestliedjes nergens te bespeuren, omdat de legerleiding ze uiteraard niet wilde promoten.
Zingen op leven en dood
Vandaag lijkt de politieke protestsong in het Westen zo goed als uitgestorven. Maar elders in de wereld riskeren artiesten lijf en leden om hun punt te maken. De Congolese singer-songwriter en rapper Delcat Idengo bekocht zijn verzet met zijn leven. In zijn songs was hij bijzonder kritisch over zowel de M23-rebellen als president Tshisekedi. Tijdens de opnames van een clip in februari 2025 joegen M23-leden een kogel door zijn hoofd.
In Mozambique strijden rappers als Azagaia en Nikotina KF voor meer democratie. Azagaia overleed in 2023, maar zijn strijdlied Povo no poder – Portugees voor ‘macht aan het volk’ – is nog springlevend. ‘Op dit moment is vrijheid van meningsuiting nog steeds een utopie in Mozambique’, zegt Nikotina KF. ‘Toch ben ik bereid om mijn leven te geven voor democratische verandering!’
Enige tijd geleden kreeg de Iraanse zanger Mehdi Yarrahi 74 zweepslagen omdat hij in het lied Roosarito zijn bewondering had uitgesproken voor alle vrouwen die in zijn land tegen de verplichte hoofddoek vechten.
De aversie van de oversten kon niet verhinderen dat de G.I.’s een lied als I-Feel-Like-I’m-Fixin’-to-Die Rag meebrulden. Ironisch genoeg was dat voor hen een manier om zich moed in te pompen voor ze opnieuw de jungle in moesten om te vechten. Ze vonden ook steun in songs die niet direct met de strijd in Zuidoost-Azië verband hielden, zoals Chain of Fools (1968) van Aretha Franklin, We Gotta Get Out of This Place (1965) van The Animals of zelfs het kinderliedje Puff the Magic Dragon (1963) van Peter, Paul and Mary. Die nummers gaven lucht aan de ambivalente gevoelens die de soldaten aan het front overvielen. ‘In zekere zin gaf die muziek zin aan iets wat zinloos was’, meende Doug Bradley, co-auteur van het boek We Gotta Get Out of This Place. De rockmuziek gaf een stem aan degenen die tijdens de genadeloze oorlog geen stem hadden. Ook later, toen de wapens definitief zwegen, waren de songs een houvast voor veteranen. De muziek maakte deel uit van het verwerkingsproces.
Meer dan 5000 songs
Op 30 april 1975, twee jaar nadat president Richard Nixon de Amerikaanse militaire operaties in Vietnam had stopgezet, gaf de Zuid-Vietnamese regering in Saigon zich over aan de Vietcong. President Nguyễn Văn Thiệu trad af nadat hij alle steun van het Amerikaanse Congres had verloren. Er volgde een versnelde evacuatie van de allerlaatste Amerikanen uit het land.
Activist Ray Mungo verklaarde dat niet de vredesbeweging de oorlog beëindigde, en dus ook niet de ondersteuning door de protestzangers, maar het besef bij het establishment dat de oorlog onproductief was en tot niets leidde. Toch bleef de Vietnamoorlog in de muziek nazinderen. Zeker in de jaren tachtig, toen onder het regime van president Ronald Reagan het nationalisme opnieuw hoogtij vierde. Songs als Born in the U.S.A. (1984) van Bruce Springsteen en Goodnight Saigon (1983) van Billy Joel zoomden in op het weinig benijdenswaardige lot van de oorlogsveteranen.

Uiteindelijk gingen meer dan 5000 songs in allerlei genres over de Vietnamoorlog. Geen enkele andere wapenstrijd heeft zoiets teweeggebracht. In die zin zijn deze protestsongs absoluut uniek. Misschien is de conclusie die muziekchroniqueur R. Serge Denisoff in zijn boek Songs of Protest, War & Peace trok, de juiste: hoewel de ware impact van de protestmuziek niet mag overschat worden, leverde ze wel een krachtige soundtrack voor de anti-Vietnambeweging én voor de soldaten.
Meer weten:
- We Gotta Get Out of This Place. The Soundtrack of the Vietnam War (2015) van Doug Bradley en Craig Werner legt uit hoe belangrijk muziek was voor de Amerikaanse soldaten in Vietnam.
- The Vietnam Experience. A Concise Encyclopedia of American Literature, Songs, and Films (1998) van Kevin Hillstrom en Laurie Collier Hillstrom biedt een overzicht van de liedjes, boeken en films over de Vietnamoorlog.
- The Routledge History of Social Protest in Popular Music (2016) van Jonathan C. Friedman schetst de wereldwijde geschiedenis van de protestmuziek.
