Welvarende Europeanen pronkten in de achttiende eeuw met hun parels. Die verwerkten ze in kettingen, kleren, kronen en mijters. De mooiste kwamen uit de legendarische stad Julfar, een Dubai avant la lettre. Maar wat is daar nog van over?
‘Kijk,’ zegt Christian Velde, en hij wijst naar de oker geblakerde strook grindwoestijn voor ons. Ik zie na enig turen wat hij bedoelt, zestig meter verderop liggen gestapelde platte stenen in de vorm van een omgekeerde roeiboot. ‘Een neolithisch graf,’ vertelt de Duitser. Hij is hoofd van het geschiedkundig departement van het emiraat Ras al-Khaimah, een van de zeven Verenigde Arabische Emiraten. We zijn net een kleine heuvel opgeklommen met daarop de ruïne van een middeleeuws kasteeltje.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De zestiger kan zijn enthousiasme niet bedwingen, hij blijft maar details aanwijzen in het landschap. Voorbij die bomen groef hij een nederzetting uit de Bronstijd op, dat oude muurtje maakt deel uit van een verdedigingswerk uit de negende eeuw. Die geul? Dat is een eeuwenoud irrigatiekanaal. Er ligt een aanvraag om deze lap grond Werelderfgoed te maken, zegt hij trots. We kijken naar zijn levenswerk, realiseer ik me. De Duitse archeoloog kwam in de jaren tachtig voor een opgraving naar dit emiraatje, anderhalf uur rijden ten noorden van Dubai, en is nooit meer vertrokken uit deze schatkamer.
Dat brengt mij op de hamvraag. Waar lag Julfar? De mythische oude stad aan deze kust, bezongen door Arabische minstrelen, Portugese ontdekkingsreizigers en scriba’s van de VOC?
Het mythische Julfar werd bezongen door minstrelen
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Rond Veldes mond verschijnt een geheimzinnig glimlachje. ‘Daar,’ wijst hij naar de kust recht voor ons. Hij pauzeert even. ‘En ietsje verderop links. Maar ook voorbij die kleine palmtuin. Oh, en waar nu de ontziltingsinstallatie staat.’ Er zijn wel vijf locaties aan te wijzen vanaf dit heuveltje. De essentie van Julfar, zo vertelt hij, was niet zozeer de bebouwing, maar de mensen en de handel. Daarom verhuisde de rijke plaats zo vaak. Als een natuurlijke haven verzandde of een krijgsheer de boel wilde veroveren, dan trokken de inwoners gewoon een paar kilometer verder. Om daar weer opnieuw te beginnen.

De exacte locatie was ook niet belangrijk. Wel de producten die werden verhandeld. Het aardewerk uit dit emiraat is al eeuwen beroemd en historici vinden het terug in India en Afrika. De overvloedige palmtuinen aan deze kust leverden dadels, mango’s en honing. Waardevol in de gortdroge en weinig vruchtbare regio. Maar de natuur gaf het emiraat nog een product, vele malen winstgevender dan bordjes en fruit: parels. Duikers vonden de mooiste exemplaren in de ondiepe wateren rond Julfar. Ze gingen de wereld rond.
Prijsexplosie
Het begint, zoals wel vaker, met een geologische toevalligheid. Diep onder de Perzische Golf werken tektonische krachten, die ervoor zorgen dat het Arabisch schiereiland hard tegen Iran drukt. Op de meeste plekken schuift de Arabische aardschol onder de Iraanse, behalve in Ras al-Khaimah. Daar gaat het precies andersom en doemt vlakt achter de kust een dramatisch gebergte op. Daardoor zit hier geen olie in de grond. Wel water, de bergen vangen dauw en de weinige regen op.

Via de hellingen druipt dat kostbare vocht naar beneden, waardoor een langwerpige strook groen ontstond. Ooit liep die bies vol leven langs de hele kust; tegenwoordig zijn alleen nog plukjes over. Waar de vegetatie doorliep tot in inhammen van de Perzische Golf, ontstonden beschutte zoutwatermangroves. De ideale omgeving voor de pinctada radiata, een tweekleppig weekdier dat vooral bekendstaat als de producent van fraaie parels.
Aan deze kust zijn door archeologen dan ook de oudste door mensen geoogste parels ter wereld gevonden, ze stammen uit de zesde eeuw voor Christus. Hoelang mensen ze hier al uit schelpen peuteren is niet bekend, maar Nearchos, generaal in het leger van Alexander de Grote, zag in de vierde eeuw voor Christus exact aan het stukje kust voor mij al parelduikers op jacht gaan naar de waardevolle balletjes parelmoer, schreef hij. Misschien stond hij ook op deze strategische heuvel.
Hoe groeien parels?
Alle weekdieren kunnen parels laten ontstaan. Zelfs in de koude wateren van Schotland en Canada zijn dergelijke witte knikkertjes gevonden. Dat gebeurt als een dikke zandkorrel of klein steentje binnen het vlies terechtkomt dat een weekdier beschermt tegen invloeden van buitenaf; het weekdier kapselt dat steentje in met laagjes parelmoer om het onschadelijk te maken. Dat gebeurt zo regelmatig, dat meestal een perfect bolletje ontstaat. Maar door onregelmatige contouren van het oorspronkelijke steentje kunnen ook andere vormen tot stand komen, ook wel bekend als barokparels. Vooral weekdieren uit het geslacht pinctada maken mooie parels. Deze tweekleppige weekdieren houden van beschutte wateren in de warmere streken van de wereld met een beetje stroming. Door mineralen in het water kan in dit type weekdier ook een parel ontstaan met kleuren, van roze tot groen.

Vier eeuwen later beschreef Plinius de Oudere parels uit Julfar als de mooiste die hij kende. De islamitische historicus Mohammed bin Jarir al-Tabari pende weer enkele eeuwen later op dat de machtige heersers van Perzië verzot waren op de witte balletjes van deze kust. Ze maakten er rijzige kronen van die zo zwaar waren, dat ze alleen konden worden gedragen met behulp van een soort ijzeren standaard. De koning kroop onder de kroon.
Het was dan ook een kwestie van tijd voor Europa deze parels zou ontdekken. Het waren de Portugezen die als eersten deze kust aandeden. Ontdekkingsreiziger Duarte Barbosa kwam rond 1516 in Julfar op weg naar India en nam een paar parels mee. De Portugezen kenden deze kleinoden al, ze vonden de balletjes ook aan hun eigen kust, maar deze zijn zo sierlijke en welgevormd dat Barbosa een nieuwe soortnaam bedacht die tot onze tijd is blijven hangen: aljofar, oftewel ‘uit Julfar’.

Het was de opmaat voor de komst van misschien wel de meest opportunistische bezoeker tot dan toe. Jan Huyghen van Linschoten, ontdekkingsreiziger, handelaar en schrijver is waarschijnlijk de eerste Nederlander die Julfar aandoet, een kleine eeuw later. Hij schrijft dat ‘de principaelste en de beste peerlen worden gevonden in Bareyn, Catijffa, Iulfar, Camaron’. Oftewel in Bahrein, Katif (Dammam, Saoedi-Arabië), Julfar en Kamaran (Jemen). Zijn woorden zorgen er mede voor dat de VOC de streek later in de zeventiende eeuw goed weet te vinden en aan de Iraanse kust zelfs een handelspost en steunpunt inricht.
De parels van Julfar worden in de achttiende eeuw een gewild exportproduct voor de Europese markt. Er breekt zelfs een ware parelkoorts uit, Europeanen verwerken de dure bolletjes in kettingen, kledingstukken, kronen en mijters. Ook miniaturen uit parels zijn gewilde hebbedingetjes voor vorsten en patriciërs. Deze natuurlijke edelstenen zijn een uitgelezen kans om te laten zien hoe rijk je bent. Dus explodeert de prijs, waardoor de VOC de import nog meer opschroeft. Menig Nederlands geslacht met oud geld heeft het witte goud uit Julfar in de kluis liggen, waaronder vrijwel zeker de Oranjes.
Nederlandse handelaren
In 1625 nam een Engels-Nederlandse vloot de Portugese handelspost Gamron in. Deze strategisch gelegen plaats, Bandar Abbas in het huidige Iran, ligt op zo’n 150 kilometer van Julfar. Al snel overvleugelde de Verenigde Oost-Indische Compagnie haar Engelse tegenhanger, zodat de Nederlanders in 1654 de volledige controle over Gamron kregen. Rond deze periode nam de handel in parels uit de Arabische Golf richting Nederland snel toe. De VOC probeerde onder leiding van Jacob Hoogkamer zelfs op eigen kracht naar parels te duiken in de kustwateren van het Arabisch schiereiland, maar dat liep vanwege hoge kosten op niets uit. De Nederlanders bleven de volledige controle houden over Gamron tot 1765.

Parels zijn inmiddels tientallen miljoenen waard
‘Het dier gaat nu dood.’ Abdullah, een parelboer die nering houdt in de mangroves nabij het dorp Ar Rams – vijf kilometer noordelijk van het heuveltje waar ik net stond – herinnert mij eraan dat parels niet vegetarisch zijn. Hij snijdt met zijn mes door het zachte lillende vlees van een weekdier dat hij net uit het water heeft gehaald. En nee, dat diertje is niet voor menselijke consumptie. Zowaar, uit de witte blubberende massa komt een pareltje tevoorschijn. Maar niet omdat ik geluk heb.
Uit de witte blubberende massa komt een pareltje
‘We vinden tegenwoordig in 60 procent van de schelpen een parel,’ vertelt hij. Dat komt omdat hij en zijn medewerkers de parels ‘zaaien’. Via een klein gaatje stoppen ze een korreltje parelmoer in jonge weekdieren, om die vervolgens in manden onder een drijvend platform te laten rijpen. Anderhalf jaar later komt uit menige schelp dan een parel ter waarde van een paar tientjes. Het is meer een liefhebberij die wat oplevert dan een serieus bedrijf. Ze verkopen het meeste aan toeristen.
Zijn opa was nog een echte parelduiker, een van de laatsten. Samen met een ploeg van een man of tien doken hij en collega’s de schelpen op van de bodem. Slechts in één op 130 exemplaren die ze via dit gevaarlijke proces naar boven haalden, zat een parel. Tussen de zeventiende en twintigste eeuw leefden hele gemeenschappen van dit harde werk. Het rijkst werden echter de handelaren van Julfar, die in alle incarnaties van de plaats steeds prachtige huizen lieten bouwen.

Hoewel perfect ronde en witte exemplaren het meest werden gevonden en verkocht, werden vreemd gevormde parels in andere kleuren het meest gewild en daarmee duur. De beroemdste van allemaal, de Hope Parel, komt waarschijnlijk van ergens langs deze kust, waar relatief veel afwijkende exemplaren zijn gevonden. Hij is genoemd naar een van de eigenaren, de Amsterdamse bankier Henry Hope. Dit 5 centimeter lange kleinood is groengrijs en heeft de vorm van een langwerpige muffin. Ooit maakte het deel uit van de collectie van Lodewijk XIV, tot bankier Hope het hebbeding in 1795 voor een astronomisch bedrag kocht. De huidige waarde loopt waarschijnlijk in de tientallen miljoenen.
Dergelijke vondsten maakten Julfar nog beroemder en lieten het groeien tot een maximum van 70.000 inwoners. Door de parelhandel was er geld om te investeren in gebouwen. Daar kwamen weer andere zakenmensen op af. Perzen, Indiërs en Chinezen vestigden zich in het handelscentrum. In Julfar kwamen fortuinen tot stand en begonnen dynastieën. Het was een soort Dubai avant la lettre, een magneet voor mensen die geld hadden of het wensten te verdienen.
Markt voor parels verpest
Het is moeilijk die rijkdom voor te stellen in kustplaatsje Al Hamra. De zeewind heeft alle leven verstoven, de bebouwing is verbrokkeld. Daken ontbreken, deuren staan permanent open. Hier, 30 kilometer ten zuiden van de parelfarm waar ik net was, heerst het verval. Al Hamra is een spookstadje dat symbool staat voor de teloorgang van de parelsector. Ooit leefde het hele dorp van 7000 inwoners van het duiken. Maar begin twintigste eeuw ontdekte een Japanner een procedé om parels te kweken, exact de methode die ik heb gezien in Ar Rams. Het zorgde voor een overvloed aan perfecte parels op de wereldmarkt.

De markt was definitief verpest. Binnen enkele jaren waren alle parelduikers aan deze kust werkloos. Handelaren trokken verder naar andere plekken, inwoners zochten andere bezigheden. Julfar kromp tot een verwaaid gehucht van lage huisjes, er woonden nog maar enkele honderden mensen. Alleen het stratenpatroon ligt er tegenwoordig nog, het is een voorstadje van de huidige hoofdstad Ras al-Khaimah. Tegen de tijd dat Velde hier ging opgraven, was Ras al-Khaimah een bijna vergeten stukje kust geworden. ‘Toen ik hier voor het eerst kwam, waren de meeste straten nog onverhard en er liepen overal geiten,’ vertelt hij.
Ondertussen zijn de wegen verhard tot vierbaans boulevards, waar je in malls allerlei bling kunt kopen. Niet dankzij wit, maar zwart goud. Het oliegeld uit deze regio is belegd in vastgoed en infrastructuur die is aangelegd op de groei. Toch proberen ze het verleden levend te houden. ‘De emir is zeer geïnteresseerd in de plaatselijke geschiedenis,’ zegt Velde. ‘We ontvangen heel veel steun van hem om opgravingen te doen.’ Spookstadje Al Hamra wordt met zijn financiering ontwikkeld tot een soort openluchtmuseum.
‘Julfar komt niet meer terug,’ zegt de Duitser. ‘Maar de geest van ondernemerschap uit die stad is nooit verdwenen.’
Meer weten:
- The Rise and Ruin of a Medieval Port Town (2020) door Robert Carter e.a. beschrijft de ontwikkeling van Julfar.
- The Book of the Pearl (1908) door George Kunz en Charles Stevenson is ook online te vinden.
- Sea of Pearls (2023) door Robert Carter toont de invloed van de parelindustrie op Arabië en Perzië.
Openingsafbeelding: Een man zit met zijn kinderen in een 3D-schildering die de historische parelhandel in de Emiraten verbeeldt. Dubai, 4 maart 2015. Bron: ANP.