Home Vechten onder invloed

Vechten onder invloed

  • Gepubliceerd op: 26 augustus 2020
  • Laatste update 05 apr 2023
  • Auteur:
    Koen Vossen
  • 8 minuten leestijd
Vechten onder invloed

Het aantal crystal meth-laboratoria in Brabant neemt sterk toe. Deze drug is niet alleen aantrekkelijk voor gewone gebruikers, maar ook voor soldaten. Het middel kwam een eeuw geleden op de markt om militairen beter te laten vechten. Het verbetert de concentratie en onderdrukt vermoeidheid. Daarmee behoort het tot een lange rij drugs die de prestaties op het slagveld moeten aanjagen.

Op 1 juli 2020 deed de Italiaanse politie in de havenstad Salerno een opvallende vondst. In drie zeecontainers bevonden zich maar liefst 84 miljoen Captogon-pillen met een straatwaarde van 1 miljard euro. Het aan amfetamine verwante Captogon staat ook wel bekend als de jihad-drug, omdat deze pil populair is bij de strijders van Islamitische Staat. Ook de terroristen die aanslagen pleegden in concertzaal Bataclan in Parijs en op het strand van het Tunesische Sousse zouden onder invloed van Captogon zijn geweest.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Captogon is daarmee de nieuwste loot aan een inmiddels duizenden jaren oude boom. Zolang er oorlog gevoerd wordt, nemen strijders allerlei soorten drugs. Sommige dienen om de concentratie en uithoudingsvermogen te verbeteren, andere om angst en stress te verminderen of om na afloop de gruwelijkheden te vergeten. Daarnaast is de verkoop van drugs al sinds mensenheugenis een beproefde manier om de strijd te financieren en soms ook om de tegenstander te ontwrichten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vikingen eten voor hun rooftochten geestverruimende paddenstoelen

De onzalige coalitie tussen drugs en oorlog is in de laatste jaren onderwerp geweest van enkele baanbrekende studies. Zo laat de Poolse politicoloog Łukasz Kamieński in Shooting Up. A Short History of Drugs and War (2016) zien dat al in de eerste geschreven bronnen over oorlogen gewag werd gemaakt van het gebruik van verdovende middelen. Romeinen bijvoorbeeld dronken liters wijn om hun krijgsprestaties te verbeteren. En de Vikingen aten voor ze op rooftocht gingen dikwijls geestverruimende paddenstoelen, die hen in een gewelddadige trance brachten, waardoor ze geen pijn en remmingen meer voelden. Deze als wilde beesten vechtende Vikingen werden berserkers genoemd, letterlijk ‘berenhuiden’.

Wondermiddel

Voor de meeste soldaten waren verdovende middelen een noodzakelijk kwaad tegen fysieke angstverschijnselen, maar ook tegen opspelende gewetensnood. Vooral sterkedrank bleek een probaat middel om stress en morele remmingen tegen te gaan en in de juiste gemoedstoestand te komen voor een strijd op leven en dood. Sinds de zeventiende eeuw noemen de Engelsen deze door alcohol veroorzaakte bravoure Dutch courage, een verwijzing naar de vele liters jenever die Nederlandse soldaten dronken voor de strijd.

Op het strijdtoneel bleek alcohol als prestatiebevorderend middel echter zo zijn beperkingen te hebben. Met een slok op durfden soldaten misschien wel meer en voelden ze minder pijn, maar hun concentratie, coördinatievermogen en uithoudingsvermogen namen zienderogen af.

Als alternatief werd geëxperimenteerd met opium en laudanum. En ook met morfine, dat in 1805 was ontwikkeld door de Duitse apotheker Friedrich Sertürner. Deze narcotica dienden vooral ter bestrijding van pijn en stress, en niet voor het verbeteren van de krijgsprestaties. Toch nam het gebruik van morfine onder soldaten zulke schrikbarende vormen aan dat morfineverslaving bekend kwam te staan als de soldatenziekte.

In de zoektocht naar een nieuw wondermiddel leek cocaïne aanvankelijk een veelbelovende kandidaat. Het uit cocabladeren gewonnen poeder werd sinds 1860 vooral voor medicinale doeleinden gebruikt. In 1900 werd in Amsterdam de Nederlandsche Cocaïnefabriek opgericht, waar op grote schaal op cocaïne gebaseerde medicijnen werden geproduceerd. Enkele van deze medicijnen vonden tijdens de Eerste Wereldoorlog ook hun weg naar de loopgraven, zoals het Britse middel Forced March. In combinatie met rum bracht het de soldaten in de juiste oorlogszuchtige stemming. Tijdens de slag om Gallipoli in 1915 werd het middel op grote schaal aan Australische en Nieuw-Zeelandse soldaten gegeven. Zonder veel succes, want ze verloren de slag tegen het Ottomaanse leger. Bovendien bleken de cocaïnepillen dermate verslavend dat de Britse legerleiding het gebruik vanaf 1916 verbood. Na 1918 raakte cocaïne vooral onder kunstenaars en schrijvers in zwang.

Urenlang doormarcheren

Eind jaren twintig kwam er een nieuw middel op de markt dat uitermate geschikt leek voor het slagveld: methamfetamine, tegenwoordig ook wel bekend als crystal meth. Methamfetamine en het verwante amfetamine (ook wel speed genoemd) verbeterden de concentratie en alertheid, verminderden angst en eetlust, en onderdrukten slaap en vermoeiheid. Het was bovendien relatief makkelijk en goedkoop te produceren en leek aanvankelijk weinig verslavend.

Een mobiele ‘apotheek’ voor Duitse troepen in de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden beide middelen door zowel de geallieerden als de asmogendheden op grote schaal gebruikt. In zijn boek Drugs in het Derde Rijk laat de Duitse onderzoeksjournalist Norman Ohler zien hoe wijdverbreid het gebruik van methamfetamine was in de Duitse Werhmacht. Hoewel de nazi’s drugs associeerden met de decadente Republiek van Weimar, stonden zij wel toe dat de Duitse markt al voor de oorlog werd overspoeld met synthetische drugs, zoals methamfetamine. Die zouden helpen tegen allerlei kwalen, zoals lusteloosheid, migraine, vetzucht, hooikoorts en frigiditeit.

Veruit het populairste middel was pervitine (merknaam: Pervitin), waarvan de firma Temmler sinds 1938 miljoenen pillen verkocht. Het hoofd van het militair-fysiologisch instituut professor Otto F. Ranke besloot het middel vervolgens te laten toedienen aan de Duitse strijdkrachten die in september 1939 Polen binnenvielen. Het resultaat stemde zo tevreden dat de Wehrmacht een enorme order bij de firma Temmler plaatste van maar liefst 35 miljoen tabletten.

De Duitse legerleiding achtte het middel uitermate geschikt voor de nieuwe Blitzkrieg-tactiek, die van de soldaten immers een groot uithoudingsvermogen, waakzaamheid en concentratie vergde. Stijf van de Pervitin vielen Duitse soldaten in mei 1940 Nederland, België en Frankrijk binnen. In enkele weken liepen de ontketende Duitse troepen Noordwest-Europa onder de voet. Urenlang konden de Duitse soldaten doormarcheren; angst leken ze niet te kennen en slaap hadden ze schijnbaar niet nodig.

Na de euforische weken van de Blitzkrieg volgde de kater. Het middel bleek veel verslavender dan gedacht en de bijeffecten bleken behoorlijk ernstig te zijn. Veel soldaten vielen ten prooi aan vlagen van grote onrust en paranoia; anderen stortten na dagenlange slaaponthouding volledig in, terwijl er ook zorgwekkend veel gevallen van plotseling hartfalen, suïcidale depressie en epilepsie voorkwamen.

De minister van Volksgezondheid Leonard Conti maakte zich bovendien grote zorgen over het wijdverbreide misbruik van het middel onder de Duitse bevolking. Als Reichsgesundheitsführer plaatste hij het in mei 1941 op de lijst van verboden middelen. Het verbod gold niet voor de Wehrmacht, waar Pervitin inmiddels bekend stond als Panzerschokolade. Ook bij de inval in de Sovjet-Unie werden de pillen weer op grote schaal uitgedeeld. Tegelijk gingen farmaceuten op zoek naar een nog krachtiger wondermiddel, dat de Duitse soldaat in een soort dag en nacht waakzaam roofdier zou veranderen. Maar deze Wunderdroge zou net als het aangekondigde Wunderwaffe het Derde Rijk niet meer kunnen redden.

225 miljoen tabletten

Het effect van methamfetamine als oorlogsdoping was de Amerikanen niet ontgaan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verstrekte de Amerikaanse militaire leiding reeds benzedrinepillen – liefkozend bennies genoemd – aan piloten en soldaten. Tijdens de Korea-oorlog en Vietnam-oorlog slikten veel Amerikaanse soldaten het tweemaal zo sterke middel Dexedrine.

Tijdens WO2 krijgen Amerikaanse soldaten benzedrinepillen

Tussen 1966 en 1969 werden 225 miljoen tabletten verstrekt. Zo kreeg een groep soldaten die op een vierdaagse missie werd gestuurd in het grensgebied met Laos standaard per persoon een medicijndoosje mee met twaalf tabletten van pijnstiller Darvon, 24 tabletten van opiaat codeïne en zes pillen Dexedrine. Daarnaast stond het Amerikaanse militaire commando aanvankelijk oogluikend toe dat er op grote schaal cannabis werd gebruikt door soldaten.

Onder druk van de publieke opinie in Amerika werd dat beperkt, met als gevolg dat veel soldaten overstapten op het geurloze, maar verslavende heroïne, dat in Vietnam redelijk eenvoudig te verkrijgen was. In 1971 bleek uit een rapport van het Pentagon dat zo’n 15 procent van de soldaten geregeld heroïne gebruikte.

Hoewel veruit de meeste soldaten geen drugs gebruikten, was voor veel conservatieve Amerikanen duidelijk waar de schuld lag voor het ongunstige verloop van de oorlog: bij de hippiecultuur en het daarmee samenhangende gebrek aan discipline en wijdverbreide drugsmisbruik. Tegen die achtergrond kondigde president Richard Nixon zijn befaamde War on Drugs aan. Het beeld van een verslaafd leger was een fabeltje en de oorzaken voor de Amerikaanse nederlaag in Vietnam lagen elders, maar toch werd de aan lagerwal geraakte, verslaafde Vietnam-veteraan de belichaming van het grootste Amerikaanse trauma van de twintigste eeuw.

Een Amerikaanse soldaat rookt Marijuana, 1968.

De veteranen van de Russisch-Afghaanse Oorlog van de jaren tachtig wachtte hetzelfde lot. Ook tijdens deze oorlog kwamen veel soldaten in aanraking met narcotica als hasj, heroïne en opium. Velen van hen keerden getraumatiseerd en zwaar verslaafd terug naar huis, waar ze vaak met de nek werden aangekeken.

Het tragische lot van Afghantsi en de Vietnam-veteranen heeft veel strijders in de huidige tijd er niet van weerhouden wederom naar verdovende middelen te grijpen. De gevaren van drugsgebruik wegen voor velen blijkbaar niet op tegen de gevaren van het slagveld. De geschiedenis van drugs en oorlog toont zo ook aan dat oorlogvoering voor de meeste mensen te gruwelijk is om nuchter te ondergaan.

Gevolg: driftbuien en vreemde beslissingen

Koningin Wilhelmina gebruikte pervitine

Het gebruik van pervitine bleef niet beperkt tot de Duitse Wehrmacht. Niemand minder dan koningin Wilhelmina was een enthousiast consument van deze methamfetamine, zo weten we dankzij enkele recente publicaties van rechtshistoricus Marcel Verburg en oud-NIOD-medewerker Gerard Aalders. In haar Londense jaren nam de koningin het middel, waarschijnlijk om vermoeidheid en neerslachtigheid te onderdrukken.

Zowel Verburg als Aalders legt een verband tussen het gebruik van pervitine en de vele driftbuien en soms merkwaardige beslissingen van de majesteit in deze jaren. Zo schold ze regelmatig ministers de huid vol en had ze allerlei irreële ideeën over de vernieuwing van Nederland na de bevrijding. Maar onderzoek naar de details en achtergronden van het drugsgebruik van de koningin wordt bemoeilijkt doordat het koninklijk archief tot 2034 gesloten is voor wetenschappers. Wellicht dat koning Willem-Alexander daar – in het vervolg op de excuses die hij op 4 mei maakte voor het gedrag van zijn overgrootmoeder tijdens de oorlogsjaren – verandering in kan brengen.

Verslaafd dankzij de ‘Reichsspritzenmeister’

Adolf Hitler kon niet zonder vitamultine

Dat Adolf Hitler vooral in de late oorlogsjaren verdovende middelen nam, was wel bekend. Maar hoeveel en welke middelen de Führer nu precies gebruikte bleef in nevelen gehuld. In Drugsgebruik in het Derde Rijk heeft Norman Ohler daar op basis van de recent vrijgekomen notities van Hitlers lijfarts Theodor Morell veel nieuwe feiten over naar boven gehaald. De Berlijnse huisarts had Hitler in 1936 met succes behandeld voor een maagkwaal en kreeg sindsdien het volste vertrouwen van de Duitse dictator.

De zwaarlijvige en hevig zwetende Morell had een hele serie zelfgemaakte wonderpreparaten en werd vanwege zijn enthousiaste gebruik van de spuit wel der Reichsspritzenmeister genoemd. Patiënt A, zoals Morell Hitler in zijn dossier noemde, kreeg onder meer injecties met een middel dat hij vitamultine noemde: een wonderlijke combinatie van allerlei hormonen, vitaminen en een behoorlijke dosis methamfetamine. Hitler raakte al snel verslaafd aan het oppeppende middel, dat gevoelens van vermoeidheid, twijfel en neerslachtigheid onderdrukte. Daarnaast diende Morell zijn patiënt A ook regelmatig Eukodal toe, een opiaat gemixt uit heroïne en cocaïne.

Na de mislukte aanslag op 20 juli 1944 verslechterde Hitlers gezondheid zienderogen. Hij nam steeds meer zijn toevlucht tot de opiaten van Morell. Allerlei weinig doordachte beslissingen, zoals het Ardennenoffensief, zijn volgens Ohler terug te voeren op het gebruik van Eukodal. Op 22 april 1945 ontsloeg Hitler zijn favoriete lijfarts, omdat hij vermoedde dat Morell hem op last van de Duitse generale staf wilde drogeren om hem naar Beieren te ontvoeren. Na de oorlog wist Morell strafvervolging te ontlopen. In 1948 overleed hij aan de gevolgen van obesitas.

Meer weten:

Shooting Up: A History of Drugs in Warfare (2016) door Łukasz Kamieński.

Drugs in het Derde Rijk (2016) door Norman Ohler.

Wilhelmina. Mythe, fictie en werkelijkheid (2018) door Gerard Aalders.

Geschiedenis van het ministerie van Justitie 1940-1945. Een departement in oorlogstijd (2016) door Marcel Verburg.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 9-2020