President Donald Trump wil het Panamakanaal weer in Amerikaanse handen krijgen om de economie van zijn land een duwtje in de rug te geven. Begin negentiende eeuw was er een koopman-koning die om dezelfde reden een kanaal door Midden-Amerika wilde. Dat was niemand minder dan Willem I.
Vanaf 1815 had koning Willem I de regie over het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Na een periode van opstanden, oorlogen en bezetting wilde hij de gloriejaren van de Republiek laten herleven. Met zijn handelsgeest had Willem I vooral oog voor het herstel van de economie.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Willems grootschalige investeringen in industrie en handel leverden hem de bijnaam koning-koopman op. In zijn naam werden allerlei kanalen en wegen aangelegd. Hij liet verschillende meren droogleggen en had aandelen in de eerste spoorlijn. De nieuwe Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) moest de handel en nijverheid weer aanslingeren. Dat was nog niet zo makkelijk. De koopvaardijvloot moest weer van de grond af worden opgebouwd en de internationale omstandigheden waren niet bepaald in het voordeel van Nederlandse kooplieden. Er was stevige concurrentie.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Willem I was koortsachtig op zoek naar nieuwe afzetmarkten voor Nederlandse producten en zag na de onafhankelijkheid van Groot-Colombia en de (kortstondige) Federale Republiek van Centraal-Amerika kansen op het westelijk halfrond. Curaçao moest als vrijhaven dé stapelplaats worden in de handel tussen Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. In 1828 riep de koning de West-Indische Maatschappij in het leven om dat voor elkaar te krijgen.

Nicaragua als ideale plaats
In die tijd deed ook het eeuwenoude idee van een waterweg tussen de Atlantische en de Stille Oceaan weer opgeld. Niemand minder dan de gezaghebbende natuurwetenschapper Alexander von Humboldt schetste in 1811 in zijn Atlas géographique et physique du royaume de la Nouvelle-Espagne negen mogelijke locaties voor een kanaal door Midden-Amerika.
Ondanks het feit dat Von Humboldt zelf nooit in het gebied was geweest en zijn adviezen baseerde op oude verslagen en landkaarten, zag hij een kanaal door Nicaragua als de beste optie. Het bevaarbare Meer van Nicaragua speelde als onuitputtelijke waterbron op het hoogste punt van het kanaal een sleutelrol in Von Humboldts keuze.
Von Humboldt zag Nicaragua als de beste optie voor een kanaal
De Amerikaanse president James Monroe droomde ook van een interoceanische verbinding en liet particuliere avonturiers een plan uitwerken, maar daar kwam door geldgebrek niets van terecht. Dat gold ook voor een Brits project. J. Haefkens, de Nederlandse consul-generaal in Centraal-Amerika, rapporteerde dit allemaal trouw aan de koning en voegde toe: ‘Dikwijls heb ik gedacht, hoe wenselijk het voor den roem, zowel als het belang onzer natie zoude zijn, in dien zulk een werk, waarin zij thans, althans wat het bouwen van sluizen betreft, zo geheel thuis zoude wezen, door haar kon worden tot stand gebracht.’
‘Kanalenkoning’ Willem I was meteen dolenthousiast. Scheepvaart door een Nicaraguakanaal zou van Curaçao de spil in de wereldhandel maken. Bovendien hadden zijn ingenieurs met het graven van bijna 500 kilometer aan kanalen door Nederland veel waterbouwkundige kennis opgebouwd. Een megaproject in Nicaragua was de ideale volgende uitdaging. Volgens de koning zou het geen enkel probleem zijn om particuliere investeerders te vinden voor deze financiële buitenkans.

Monroe wilde geen Europese inmenging
In 1826 stuurde koning Willem I kolonel Jan Verveer op missie naar Midden-Amerika om de mogelijkheden voor een kanaal te onderzoeken. Verveers eerste opdracht was om bij de nieuwe Latijns-Amerikaanse staten het animo voor een handelspartnerschap te peilen. Daarna moest hij door naar Washington om na te gaan hoe de Amerikanen dachten over de Nederlandse ambities.
President Monroe had namelijk in 1823 in een toespraak in het Congres elke vorm van Europese inmenging op het westelijk halfrond taboe verklaard. De Europeanen moesten de kersverse onafhankelijke staten in Midden- en Zuid-Amerika met rust laten en ook geen nieuwe koloniën stichten.

Verveer waarschuwde Willem I voor deze ‘Monroedoctrine’, maar wist ook te melden dat er geen lopende Amerikaanse of Britse afspraken over de aanleg van een kanaal waren met de Federale Republiek van Centraal-Amerika. Volgens de kolonel lag ‘de uitvoerbaarheid ruimschoots binnen de grenzen van de genie, de wetenschappelijke hulpbronnen en den ondernemingsgeest onzer eeuw’.
Op advies van Verveer besloot de koning een volwaardige waterbouwkundige missie, inclusief ‘reeds geacclimatiseerde’ militaire ingenieurs, vanaf Curaçao naar de landengte van Nicaragua te sturen om de uitvoerbaarheid van het kanaalproject te onderzoeken en een inschatting te maken van de aanwezige ‘personeele en materiële ressources’. Ondertussen zou alvast worden gepeild hoe de handelshuizen en ‘kapitalisten van Amsterdam zich […] geneegen zouden tonen’ om geldleningen te verschaffen.
Grote bedenkingen en te weinig geld
Vanwege instabiele politieke verhoudingen in Midden-Amerika – er was ondertussen een oorlog uitgebroken tussen Guatemala, Honduras en San Salvador – ging Verveer in eerste instantie in de zomer van 1828 weer alleen op pad. Hij was inmiddels bevorderd tot generaal om hem in het militaire milieu van Midden-Amerika meer gewicht te geven.
Eenmaal daar aangekomen bleek het door de krijgshandelingen onmogelijk om metingen en terreinverkenningen uit te voeren in Nicaragua. Verveer speelde met de gedachte het bijltje erbij neer te gooien, maar de koning had hem geïnstrueerd niet zonder resultaat terug te keren. Hij adviseerde wel om niet zomaar geld uit te lenen, omdat garanties van de machthebbers in Midden-Amerika ‘alleen gebaseerd zijn op minder dan een hersenschim’.
Minister van Buitenlandse Zaken Johan Gijsbert Verstolk van Soelen kreeg grote bedenkingen bij het Nicaraguaproject en adviseerde de koning om het helemaal op te geven. De minister was vooral bang de Amerikanen voor het hoofd te stoten. Consul-generaal Haefkens zag het probleem niet en opperde zelfs om Nederlandse ‘oorlogsvaartuigen’ te laten patrouilleren rond het te graven kanaal.
Haefkens voerde met ‘een gewone waterpas’ een terreinverkenning uit
Tot grote frustratie van Verveer kwam er geen groen licht uit Den Haag voor het sturen van waterbouwkundig ingenieurs. Hij kreeg ook ruzie met Haefkens, die op eigen houtje en zonder enige kennis van zaken met ‘een gewone waterpas’ een terreinverkenning uitvoerde in Nicaragua. Onderhandelingen met particuliere investeerders liepen ondertussen op niets uit, omdat Willem I weigerde staatsgaranties af te geven. Er was domweg geen geld voor een Nicaraguakanaal.
Uiteindelijk kreeg Verstolk van Soelen de koning zo ver om het hele project af te blazen. Haefkens kreeg zijn congé en Verveer werd in oktober 1830 gesommeerd om terug te keren naar Nederland. Pas een jaar later zette de generaal weer voet op Nederlandse bodem. Hij stond niet helemaal met lege handen, want hij had een vriendschapsverdrag met de Federale Republiek van Centraal-Amerika gesloten.
Tot verdriet van Verveer stierf de West-Indische Maatschappij een stille dood
Daarin werd echter met geen woord gerept over een kanaal. Tot verdriet van Verveer stierven het vriendschapsverdrag en de West-Indische Maatschappij een stille dood, want koning Willem I had met de afscheiding van België wel wat anders aan zijn hoofd. Het Nederlandse kanaaldossier verdween in de onderste bureaula en kwam daar nooit meer uit tevoorschijn.
Panamakanaal kostte duizenden levens
En dat was misschien maar goed ook. Terwijl de Amerikanen en Britten ruzieden over de vraag wie een kanaal mocht bouwen, sprong in 1880 niemand minder dan de Franse ingenieur Ferdinand de Lesseps in het gat. Na de voltooiing van het Suezkanaal (1869) zag hij zichzelf als de aangewezen persoon om ook een kanaal door Midden-Amerika te realiseren, ook al had hij de landengte net als Von Humboldt nog nooit met eigen ogen gezien.

De Lesseps koos voor Panama in plaats van Nicaragua. Maar zijn poging om een kanaal te graven werd een debacle van ongekende omvang. De Lesseps project kostte aan 20.000 mensen het leven, voornamelijk contractarbeiders uit het Caraïbisch gebied die het zware werk moesten verzetten terwijl ze werden geplaagd door tropische ziekten, constante regen, aardbevingen en bosbranden. Het werk schoot totaal niet op en ook de financiële kosten gierden de pan uit.
In 1899 bleek een faillissement onafwendbaar voor De Lesseps’ Compagnie Universelle du Canal Interocéanique de Panama. De ambitieuze Amerikaanse president Theodore Roosevelt liet de boedel opkopen en gaf uiteindelijk het Amerikaanse leger opdracht om het Panamakanaal te voltooien. De regering van Colombia, waar de landengte van Panama onder viel, verzette zich wel omdat Washington volledige controle eiste over de Kanaalzone.

Onder Amerikaanse vleugels riepen de Panamezen in 1903 een onafhankelijke republiek uit, al moesten ze vervolgens een verdrag ondertekenen dat Panama reduceerde tot een Amerikaanse vazalstaat én dat de Kanaalzone ‘voor eeuwig’ onder Amerikaans militair gezag plaatste.
De graafwerkzaamheden voor het Panamakanaal duurden bijna 35 jaar
De Amerikanen voltooiden het 81 kilometer lange Panamakanaal in 1914. De graafwerkzaamheden hadden uiteindelijk bijna 35 jaar geduurd en er waren honderden miljoenen kubieke meters grond afgegraven. De totale kosten bedroegen 375 miljoen dollar (en nog eens 6000 dode contractarbeiders). Dat was een prijs die koning Willem I nooit had willen – of beter gezegd: kunnen – betalen.