Home Vader van de ecologie

Vader van de ecologie

  • Gepubliceerd op: 12 juni 2020
  • Laatste update 31 aug 2023
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 11 minuten leestijd
Vader van de ecologie

In de natuur hangt alles samen, zo ontdekte wetenschappelijk avonturier Alexander von Humboldt. Als de mens die samenhang verstoort, kan dat tot onherstelbare schade leiden.

Wat hadden de kolonisten in vredesnaam aangericht? Het was zo’n prachtig gebied geweest rond het Valencia-meer in noordelijk Venezuela. En op het eerste gezicht lag het landschap er nog steeds schitterend bij, met weelderig bloeiende koraalbomen, troepen flamingo’s en volle akkers. Maar de bewoners zagen dat het misging. Het meer droogde gestaag op en de vallei eromheen was bezig te verdorren.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Reiziger Alexander von Humboldt schrok van de dorheid toen hij in 1800 door de regio trok. Het was de schuld van planters, vertelden bewoners hem. Die hadden de ene na de andere boom gerooid om ruimte te maken voor suikerriet, indigo en maïs. Sindsdien verdroogde het gebied geleidelijk aan.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Alexander von Humboldt en zijn metgezel Aimé Bonpland. Schilderij door Eduard Ender.

Humboldt, bezig aan een wetenschappelijke expeditie door Zuid-Amerika, had het verschijnsel ook elders in Venezuela gezien: kolonisten velden de bomen, waardoor hun koele schaduw verdween en de zon vrij spel kreeg. Zo dicht bij de evenaar werd het land daardoor snel ondraaglijk heet. En als het regende, waren er geen boomwortels meer om het water vast te houden, zodat er met elke bui grond wegspoelde. Doordat in het landschap alles met alles samenhing, was de bomenkap het begin van een milieuramp, constateerde Humboldt – al gebruikte hij dat woord niet, omdat het nog niet bestond.

Het gevaar van kap, en vooral ook de onderlinge samenhang van de hele natuur, zou Humboldt na zijn reis uitleggen aan een indrukwekkend groot publiek. Want behalve een reislustig onderzoeker werd hij dé publiekswetenschapper van zijn tijd.

Slim, maar weinig zitvlees

Friedrich Wilhelm Heinrich Alexander von Humboldt werd in 1769 geboren als zoon van een Pruisische legerofficier met nauwe banden aan het hof en een rijke moeder met hoge verwachtingen van haar nakomelingen. In huis liep toen al een peuter rond, de tweejarige Wilhelm, die later carrière zou maken in de letteren en de politiek. De broers kregen samen een grondige opleiding, die hen klaarstoomde voor een baan in de hoge Pruisische ambtenarij. Hun vader zou dat niet meemaken, want die overleed toen Alexander nog maar twee jaar oud was. Dus coördineerde hun moeder de scholing en haalde ze uitmuntende – zij het naar onze maatstaven nogal strenge – leermeesters in huis.

Zware expeditie – De hitte is extreem, de regen eindeloos en de rivier zit vol krokodillen

Voor slimme Wilhelm pakte dat goed uit. Hij leerde graag talen, las met plezier over geschiedenis en maakte ijverig zijn sommen. Maar Alexander – ook slim, maar met minder zitvlees – had een hekel aan de lesmethoden van zijn tijd. Hij ging er liever op uit, de bossen in. En het verre buitenland trok.

Dat was tegen de zin van zijn moeder, die vasthield aan de Pruisische carrièreplannen en Alexander vanaf zijn achttiende colleges liet volgen in onder meer staatsfinanciën en bestuur. Dat alles boeide hem weinig, maar hij was plichtsgetrouw genoeg om zijn moeder te gehoorzamen.

Op Alexanders eenentwintigste vonden de twee een middenweg tussen haar ambities en zijn interesses, en ging hij mijnbouwtechnologie studeren aan de Bergakademie in Freiberg. Met een diploma op zak zou hij goede kans maken op een mooie functie bij het Mijnbouwministerie. En in de tussentijd kreeg hij boeiend onderwijs over de binnenkant van de aarde. Na zijn opleiding zouden stenen, geologische lagen, ondergrondse organismen en bergen hem altijd blijven fascineren.

Alexander maakte zijn moeders verwachtingen waar. Hij studeerde hard en bleek een uitmuntend mijnopzichter. Direct na zijn afstuderen kreeg hij een baan bij het ministerie. Daarnaast observeerde hij in en rond de Pruisische mijnen planten, gesteenten en mineralen. Ook daar maakte hij zich al zorgen over grootschalige bomenkap, die plaatsvond om mijnbouw mogelijk te maken. Maar het ging hem toen vooral om de economische waarde van de bossen. Pas later zou hij inzien hoe schadelijk al dat gehak was voor de natuur als geheel.

Met mannen als Johann Wolfgang von Goethe spreekt Humboldt over de eenheid van kunst en wetenschap. Houtsnede, 1860.

De kiemen voor dat inzicht waren in zijn mijnbouwjaren al wel aanwezig. Dat bewijst de vriendschap die hij toen sloot met dichter en natuurliefhebber Johann Wolfgang von Goethe, een ster in geleerde kringen. Met Goethe praatte Humboldt vaak over eenheid – over eenheid van kunsten en wetenschappen, die volgens de twee onlosmakelijk verbonden waren. En over eenheid van organismen, een centraal idee van Goethe. Generaties voor hem hadden levende wezens beschouwd als complexe machines, waarvan je de onderdelen apart kon onderzoeken om de gedragingen van het geheel te begrijpen. Goethe verzette zich tegen dat mechanistische denken en pleitte voor een organischer kijk, die draaide om de samenhang van onderdelen. Planten en dieren moesten in hun geheel worden begrepen.

Humboldt zou dat idee tijdens zijn Zuid-Amerikaanse jaren toepassen op de natuur als geheel. Hij zou er beladen met barometers, kompassen, microscopen en andere instrumenten heen reizen en continu metingen doen en planten en dieren verzamelen. In die zin was hij een erfgenaam van de mechanistische onderzoekers. Maar bij al dat test- en verzamelwerk ging het hem niet om de individuele gevallen, maar om de samenhang die ze vertoonden, om de manier waarop de levende en de levenloze natuur op allerlei niveaus in elkaar grepen. Daarmee werd hij een van de vaders van de ecologie en ook van de klimaatwetenschap, want op zijn reizen verkende hij ook hoe gebergten, zeestromen en mensen van invloed waren op temperatuur en neerslag.

Heel veel muggen

Maar eerst moest Humboldt nog op reis zien te geraken, iets wat hij al jaren wilde. De kans daarop werd iets groter toen zijn dwingende moeder in 1796 overleed en hij een aardig kapitaal erfde. Emotioneel en financieel had hij nu vrijheid, maar politiek lag het anders. Pruisen en andere mogendheden waren in oorlog met revolutionair Frankrijk en dat maakte reizen moeilijk, ook buiten Europa. Want daar lagen koloniën die de ‘moederlanden’ onder controle wilden houden.

Daardoor kreeg Humboldt pas in 1799 – na lang smeken en lobbyen – zijn zin. De Spaanse koning gaf hem toestemming om Zuid-Amerika te bezoeken. Hij zou vijf jaar wegblijven en rondtrekken in het gebied tussen huidig Venezuela, Peru en de Verenigde Staten. Dat deed hij samen met de al even reislustige Franse botanist en anatomiekenner Aimé Bonpland, die onderweg tienduizenden planten zou verzamelen.

Plonzen in een poel met sidderalen

Er zwommen sidderalen in de buurt, vertelden bewoners van het Venezolaanse gebied waar Humboldt in maart 1800 doorheen trok. Een doorsneereiziger zou daarvan schrikken en uit de buurt van het water blijven. Want een sidderaal in het nauw kan stroomstoten afgeven van meer dan 500 volt, die in het beste geval pijnlijk zijn en in het slechtste dodelijk. Maar Humboldt was geen doorsneereiziger en wilde de alen van dichtbij zien en voelen.

Daarom joegen bewoners paarden de poelen in waar de sidderalen zaten. De dieren moesten de vissen schrik aanjagen en de eerste, gevaarlijkste schokken opvangen. Veel paniekerig gespetter en een paar verdronken paarden verder stapte Humboldt met zijn reisgenoot Bonpland het water in om urenlang nog steeds riskant proefondervindelijk onderzoek te doen. Achteraf voelden de twee zich beroerd, maar voor hen was het de moeite waard, want ze hadden gegevens verzameld over het verband tussen elektriciteit en deze vissen – een klein puzzelstukje in de grote samenhang van de kosmos.

Het werden jaren met alle ellende die Zuid-Amerika te bieden had: extreme hitte en eindeloze regen, een bijna-schipbreuk op een rivier vol krokodillen en slangen, honger, uitputting en heel, heel veel muggen. Humboldt klaagde in zijn brieven naar huis over de malaise, maar vond zijn tocht vooral fantastisch.

Neem zijn beklimming – met een klein gezelschap – van de Chimborazo, een ruim 6000 meter hoge uitgedoofde vulkaan in de Andes. Humboldt was gefascineerd door vulkanen en bezocht er in Zuid-Amerika zoveel hij kon. Gaandeweg vond hij bewijs dat ze een cruciale rol speelden in de geologie en het ontstaan van gesteenten. Daarmee ontkrachtte hij een invloedrijke theorie, die hij zelf nog als student had geleerd: dat alle gesteenten ontstonden door sedimentatie in zeeën en rivieren. Vanwege zijn waarnemingen verdween dat idee in de archieven.

Humboldt verkent hoe mensen van invloed zijn op temperatuur en neerslag

Maar Humboldt beklom de Chimborazo niet alleen om stenen te bekijken. Hij bestudeerde ook de planten en dieren die op verschillende hoogten leefden, hield de temperatuur bij, de luchtdruk en de blauwheid van de hemel, en noteerde wat hij verder maar waarnam. Vanaf een hoogte van een kilometer of drie werd dat almaar moeilijker. De temperatuur daalde, net als de hoeveelheid zuurstof. Paden waren er niet meer, want geen behoedzaam mens begaf zich zo hoog. De klimmers verkleumden, werden duizelig en liepen hun voeten kapot. Maar Humboldt bleef meten en noteren, tot het groepje een paar honderd meter onder de top stond en een grote kloof de weg versperde. Verdergaan was onmogelijk.

De top haalde hij dus net niet, maar voor Humboldt was de expeditie een succes. Hij had kostbare gegevens verzameld over het leven en de fysica, net als tijdens de rest van zijn reis. Al die gegevens moesten wel nog worden geordend en toen Humboldt in 1804 terugkeerde in Europa wachtten hem en Bonpland stapels werk. Alle verzamelde planten en dieren moesten worden geïnventariseerd, metingen met elkaar in verband gebracht en bevindingen aan de man gebracht.

In dat laatste was Humboldt een natuurtalent. Trouw aan de ideeën over eenheid van kunst en wetenschappen die hij jaren eerder met Goethe had besproken, stak hij kapitaal en energie in prachtige schilderingen door vakmensen op basis van zijn onderweg gemaakte tekeningen. En hij hield lezingen – of eigenlijke oratorische kunstwerken – waarin hij zijn publiek meesleepte van de diepste zeeën tot de sterren. Dat was ongekend, want droogte was de standaard in wetenschappelijke verhandelingen. Leken en kenners waren verrukt. Door Humboldts ogen leerden ze hun wereld opnieuw kennen, als een verbonden geheel van het grootste tot het kleinste, waarin alles – inclusief het menselijk handelen – in elkaar greep. Zo positioneerde hij zich als de uitvinder van ‘de natuur’, waarin alles onderling verweven was.

Humboldts moeder wil liever dat hij carrière maakt in de Pruisische ambtenarij.

Humboldt vertelde graag en werkte geestdriftig aan reeksen boeken over zijn ontdekkingen, maar intussen wilde hij vooral opnieuw op reis. Bij voorkeur naar de Himalaya, want daar waren de bergen van eenzelfde kaliber als in de Andes, dus daar verwachtte hij mooi vergelijkend onderzoek te kunnen doen. Helaas was zijn gedroomde bestemming India in Engelse handen en gaven de Britten geen toestemming voor een expeditie.

Oersterke reputatie

Daarom accepteerde Humboldt na een kwarteeuw in Europa een tweedekeus-expeditie. Tsaar Nicolaas I betaalde hem voor een reis naar het Aziatische deel van Rusland om te onderzoeken of daar op commercieel verantwoorde wijze platina en andere metalen konden worden gemijnd, en Humboldt wilde onderweg het landschap vergelijken met de geologie van Zuid-Amerika. Daar begon hij mee in de Oeral, die hem deed denken aan Zuid-Amerikaanse bergen waar diamant werd gewonnen. Daarom verkondigde Humboldt dat ook in de Russische bergen diamanten zaten, ook al had niemand ze ooit gezien. Aangejaagd door die voorspelling zette een kennis met een buitenverblijf bij Jekaterinenburg zijn personeel aan het zoeken en binnen een paar uur hadden ze een eerste exemplaar in handen. Die vondst droeg bij aan Humboldts toch al oersterke reputatie.

Verbanden inzichtelijk getekend – Natuurkunst

Is het kunst of is het wetenschap? In 1807 publiceerde Humboldt zijn Naturgemälde, dat trekjes had van allebei. Voor Humboldt was dat logisch, want de twee waren in zijn ogen verweven. Voor zijn publiek was het natuurschilderij een innovatie, want het maakte allerlei verbanden direct inzichtelijk.

Centraal op de afbeelding staat de Chimborazo, de hoge vulkaan uit de Andes die Humboldt een paar jaar eerder had beklommen en wetenschappelijk in kaart gebracht. Op een bergwand zijn namen te lezen van planten die in verschillende zones groeiden: van bromelia’s (nu te koop als kamerplant) aan de voet tot korstmossen boven de boomgrens. Links en rechts staan de luchtdruk op verschillende hoogten, de vochtigheid, de blauwheid van de lucht en andere waarnemingen die Humboldt er deed. ‘Hoogte van de kleinste wolken (schaapjes),’ noteerde hij net boven de 4000 meter. En rond 3300 meter: ‘Veel lichtgevende meteoren.’

Zo maakte hij zijn observaties in één oogopslag toegankelijk en zag zijn lezer direct de samenhang tussen verschillende fenomenen.

Voor een serieuze vergelijking met de Andes moest Humboldt veel verder naar het oosten, naar de Altaj. Daar sloeg hij weer aan het klimmen, meten en verzamelen, en constateerde hij inderdaad parallellen in geologie en vegetatie. Onderweg zag hij bovendien opnieuw wat mensen het landschap konden aandoen. In Siberië legden ze moerassen en meren droog om ruimte te maken voor landbouw. Die ingreep had onbedoelde gevolgen, noteerde Humboldt, want daarna droogde het land onverantwoord verder uit.

Ook zag hij dat er rond Siberische mijnen volop bomen werden gekapt, met even ernstige gevolgen als rond het Valencia-meer. De mijnbouwers hadden het hout nodig als brandstof, wist Humboldt. Maar dan konden ze beter stoommachines aanschaffen en kolen gebruiken, adviseerde hij, zich duidelijk niet bewust van de milieuvervuiling die daaruit zou volgen.

Avontuurlijk

Terug in Europa was Humboldt klaar voor nog een nieuwe onderneming, nu vanachter zijn bureau. Met hulp van wetenschappers van over de hele wereld zou hij Kosmos schrijven, een alomvattend werk over het heelal, de wereld, de natuur. Aanvankelijk had hij twee delen gepland, maar het werden er vijf. Ze vormden het papieren equivalent van de lezingen van jaren eerder, aangevuld met ladingen extra informatie, maar net zo avontuurlijk en beeldend verwoord. De eerste boeken tenminste, want naarmate de reeks vorderde, begon Humboldts stijl meer te lijken op de taaie taal van zijn tijdgenoten. Het schrijven viel hem zwaar en met hangen en wurgen rondde hij in maart 1859 het laatste deel af. Hij was bijna negentig, somber en moe. Twee maanden later, op 6 mei 1859, stierf hij.

Met Kosmos bereikte Humboldt opnieuw een groot publiek, dat zijn natuurbeeld in zich opzoog. Dat had een blijvend effect, vooral ook onder wetenschappers. Van zijn kunstzinnige kijk namen de generaties na hem afstand, maar het besef dat de natuur op allerlei niveaus in elkaar grijpt en dat landschap, klimaat en ecologie in samenhang onderzocht moeten worden, is tegenwoordig gemeengoed. Individueel hebben wetenschappers zich sinds Humboldt steeds verder gespecialiseerd, maar samen zijn ze doordrongen van het inzicht dat – bijvoorbeeld – CO2-uitstoot in geïndustrialiseerde gebieden het leven tot de verste uithoeken kan beïnvloeden. Dat laatste wist Humboldt nog niet, maar op de gevolgen van menselijk ingrijpen had hij meer dan eens gewezen.

Meer weten

  • De uitvinder van de natuur. Het avontuurlijke leven van Alexander von Humboldt (2016) door Andrea Wulf.
  • Worlds of Natural History (2018) door Helen Anne Curry e.a.
  • Het meten van de wereld (2007) roman door Daniel Kehlmann.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6-2020