In 1961 gingen in Oldenzaal Twentse jongens op de vuist met Italiaanse gastarbeiders. De speelfilm Tegendraads speelt zich af tegen de achtergrond van deze etnische rel en biedt een goed tijdsbeeld: bij een Oldenzaalse danszaal hing toen een bordje ‘Verboden voor Italianen’.
In de eerste naoorlogse decennia floreert de Twentse textielindustrie. De vraag naar arbeid is zo groot dat in 1960 Italiaanse gastarbeiders worden uitgenodigd om in de textielfabrieken te komen werken. Ze moeten vrijgezel zijn en ouder dan twintig jaar. Ongeveer honderd Italiaanse jongens komen in Oldenzaal terecht.
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Het leidt tot heftige jaloezie dat sommige lokale jonge vrouwen meer gecharmeerd zijn van de piekfijn geklede Italianen dan van de Oldenzaalse knullen, die vooral met hun Zündapp-brommers bezig zijn.
Op een avond slaat de vlam in de pan. De twee groepen gaan met elkaar op de vuist: stoelen en fietsen vliegen door de lucht. Twee dagen later keert de rust terug.
Tegendraads speelt zich af tijdens de broeierige etnische spanning in Oldenzaal. Centraal staat Johanna, die in een fabriek werkt, maar meer ambities heeft dan trouwen en kinderen krijgen. Zij wil naar de modeacademie in Arnhem, wat haar vader, een weduwnaar, belachelijk vindt (‘Doe niet zo tegendraads’). Hij wil dat ze trouwt met een lokale knul, die haar een leven biedt als huisvrouw. Italianen vindt deze vetkuif rare gasten met een rare muzieksmaak. Zijn bekrompenheid drijft Johanna in de armen van een aardige Italiaanse jongen, maar die blijkt niet per se geëmancipeerder over vrouwen te denken. Tot zover de Oldenzaalse situatie, waaraan Johanna wil ontsnappen.
Tegendraads treft goed de sfeer van het naoorlogse, naar binnen gekeerde Nederland, waarin iedereen, van fabrieksdirecteur tot arbeider, zijn plaats kent. Wie streeft naar iets anders, handelt tegendraads en wordt uitgestoten: ‘Donder dan ook maar op, sloerie!’ In die gesloten sfeer moet de komst van jonge Italiaanse mannen wel tot spanningen leiden, die explosief worden als er relaties met vrouwen ontstaan. Geen beter lont in het kruitvat dan de obsessieve gedachte dat ‘zij’ aan ‘onze vrouwen’ zitten.