Het EK voetbal speelt zich deels tegen hetzelfde decor af als de ‘Hitlerspelen’ van 1936: het Olympiastadion. Dus duikt weer dezelfde vraag op: hoe moet Duitsland omgaan met nazigebouwen en nazikunst? ‘De gewone Duitser weet er niets van en vindt het geen belangrijk onderwerp.’
De wedstrijd Nederland-Oostenrijk en de finale van het EK voetbal vinden plaats in het Olympiastadion, waar in 1936 ook de Olympische Spelen van Berlijn werden gehouden. Hier nam Adolf Hitler vanuit de Führerloge, die inmiddels is gedemonteerd, talloze Hitlergroeten in ontvangst. Het sportevenement bleek een uitstekende propagandagelegenheid. Alles werd uit de kast getrokken om indruk te maken en de nationaal-socialistische ideologie kracht bij te zetten. Het regime trok racistische maatregelen tijdelijk in en liet regisseur Leni Riefenstahl twee gelikte films van het spektakel maken.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Ook stampten de nazi’s pompeuze bouwwerken uit de grond in fascistische stijl: uit de kluiten gewassen, streng en haast onverbiddelijk symmetrisch. Dat gold ook voor Reichssportfeld, zoals het Olympiapark onder de nazi’s heette. Het door Werner March ontworpen stadion met de gebogen, kalkstenen tribunes is het kroonjuweel ervan.
Het is niet de eerste keer dat er grote evenementen plaatsvinden in en rond het Olympiastadion, gelegen aan de lommerrijke westkant van Berlijn. Vanaf begin jaren zestig is het de thuishaven van profvoetbalclub Hertha BSC. Tijdens het WK voetbal in 1974 werden er een aantal wedstrijden afgewerkt, net als tijdens het WK van 2006. Ook zijn er regelmatig concerten en festivals.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Summiere informatie
Wie zijn ogen goed de kost geeft, ziet nog sporen van het nationaal-socialisme. Toegegeven: het schrijnendste laagje is weggekrast. De Britten namen na de oorlog hun intrek op het terrein en verwijderden zaken als gebeitelde swastika’s. Het Olympiastadion zelf is door verschillende moderniseringen en uitbreidingen ook ingrijpend veranderd.
Maar in de Langemarckhalle tegenover het Olympiastadion waart de geest van het Derde Rijk nog rond. De tempel werd gebruikt om de Duitse gevallenen in de Eerste Wereldoorlog te eren. Met het hoge plafond en de fakkelvormige lampen naast de herinneringsschilden komt de plek eerder over als bevestiging van de nationaal-socialistische ideologie dan als een plek waarin zij bekritiseerd en in een moderne context wordt gezet. En dan staat er op een van de wanden ook nog een dichtregel van Friedrich Hölderlin: ‘Lebe droben, o Vaterland/ Und zähle nicht die Toten! Dir ist/ Liebes! nicht Einer zu viel gefallen.’ (‘Leef hierboven, o Vaderland/ En tel de doden niet! Er is voor jou/ geliefde! Niet een te veel gevallen.’)
De tempel raakte in de oorlog flink beschadigd. De Britten reconstrueerden het gebouw in de jaren zestig, inclusief de toren waarin de olympische klok hing. Vanuit de toren kijken bezoekers uit over een enorm sportveld: het Maifeld. Ook zien ze in de verte de plek waar de olympische vlam brandde. Als een soort poortwachters staan voor de opening daarvan de Zwei Rosseführer: twee elkaar spiegelende, vijf meter hoge standbeelden van naakte atletische figuren die een paard aan hun hand meevoeren. Beeldhouwer Joseph Wackerle was een van de populairste beeldhouwers van het Derde Rijk. Maar toch staat er geen duidelijke toelichting bij.
Aan de noordkant van het terrein staan de gebouwen van het voormalige Deutsche Sportforum, compleet met problematische sculpturen. Op twee pilaren staan vergulde adelaars, op de binnenplaats daarachter de Siegerin en de Zehnkämpfer. De maker van de twee sculpturen is Arno Breker, een van Hitlers favorieten. Er staan enkele informatiebordjes bij, maar die zijn kapot of niet goed zichtbaar. De tekst erop is bovendien summier en legt niet goed uit wat de rol van Breker was bij de verspreiding van nazipropaganda.
In de gebouwen huizen een middelbare school en de fanshop van Hertha BSC, maar ook het Berlijnse Sportmuseum. Daar is grofweg voor de duur van het EK een tentoonstelling ingericht over hoe de nazi’s met voetbal hun macht probeerden te onderstrepen. Maar de tentoonstellingsruimte ligt ver bij de ingang van het stadion vandaan en is op wedstrijddagen gesloten. Plannen om de expositie permanent te maken zijn er niet.
Aandacht vervliegt
De omgang met de nationaal-socialistisch erfenis in het Olympiapark maakt alles bij elkaar een onsamenhangende en gebrekkige indruk. Dat is het gevolg van een discussie die telkens oplaait en weer verzandt. Pas rond de Duitse hereniging begonnen politici en onderzoekers er hun zorgen over te uiten dat nazi-erfgoed te veel geïntegreerd was in het dagelijks leven.
Bij een poging de Olympische Spelen van 2000 binnen te halen, liet de Berlijnse regering onderzoek doen naar de geschiedenis van het Olympiapark. Het was volgens de onderzoekers kwalijk dat de standbeelden zonder serieuze discussie plompverloren op het terrein stonden. Politicus Hilmar Hoffmann stelde drie mogelijke reacties voor. Het eerste idee was om de standbeelden te voorzien van een tegenverhaal, bijvoorbeeld door er kunstwerken naast te zetten van vervolgde minderheden. De tweede optie was om de standbeelden in een museum achter glas te zetten, voorzien van informatiebordjes. De derde suggestie was om de Bulgaarse kunstenaar Christo de standbeelden tijdelijk te laten inpakken. Dat had hij eerder ook met het Rijksdaggebouw gedaan, als een soort verpopping naar een nieuwe, democratische gestalte.
De Olympische Spelen van Hitler
De besmette medailles van Rie Mastenbroek
Tot een keuze kwam het niet, want Sydney sleepte de Olympische Spelen binnen. Met het WK voetbal 2006 kwam het onderwerp terug op de agenda. Berlijn maakte grote plannen voor herinneringsplekken en initiatieven om het publiek grondig te informeren over het nationaal-socialistische erfgoed. De ideeën kwamen niet van de grond, maar er kwamen wel wat educatieve bordjes te staan bij de sculpturen op het terrein. Na het toernooi vervloog de aandacht weer.
In 2020 rakelde Peter Strieder, die jarenlang Stadtentwicklungssenator in Berlijn was, de discussie op. In een opiniestuk in Die Zeit pleitte hij ervoor de beeldhouwwerken te verwijderen en verbaasde hij zich over de dichtregel van Hölderlin. Het terrein is ‘niet gemaakt voor sport, maar voor propagandadoeleinden van de nazi’s,’ schreef Strieder. Het lokte allerlei reacties uit, maar het kwam weer niet tot een doorbraak. Rond het huidige EK staat de discussie op een laag pitje.
Sloop niet overwogen
Dat beslissingen over de omgang met nazi-erfgoed vaak ‘taai en provinciaal’ zijn, is typerend voor Berlijn. Dat stelt althans historicus Magnus Brechtken, verbonden aan het Institut für Zeitgeschichte. ‘Soms praat de politiek over de kwestie en soms niet, maar in het dagelijks leven is ze er vooral onverschillig over. Dat kan ik voor een deel begrijpen, want in de Duitse hoofdstad zijn zoveel andere historisch beladen plekken die om aandacht schreeuwen.’
Het kost tijd, geld, moeite en betrokkenheid van vakmensen om de historische dimensie van het Olympiapark te tonen, vervolgt Brechtken. Hij schreef in opdracht van de Berlijnse regering enkele jaren geleden mee aan een rapport over de geschiedenis van het terrein. Het hergebruik van het Olympiastadion als voetbal- en poptempel zelf vindt hij niet het probleem. ‘Het stadion is afdoende gedenazificeerd en entertainment is een goede manier om de beladenheid van het gebouw af te halen. Joseph Goebbels zou zich omdraaien in zijn graf als hij zag dat The Rolling Stones er optreden.’ Op geen enkel moment is sloop van het bouwwerk serieus overwogen.
‘Goebbels zou zich omdraaien in zijn graf als hij zag dat The Rolling Stones er optreden’
Ook op de rest van het terrein laat de omgang met de nazi-erfenis te wensen over, vindt de historicus. ‘De sculpturen van Wackerle, Breker en anderen hebben dringend meer historische uitleg nodig. Maak er plekken van waar bezoekers interactie kunnen hebben met het verleden. Nodig scholieren bijvoorbeeld uit om plaats te nemen op de paarden van de Zwei Rossefüher. Zo geef je de beelden een andere functie.’ Brechtken vindt dat de gidsen die rondleidingen geven de problematische aspecten van het Olympiapark wel goed behandelen. ‘Maar de normale Duitser weet niets van de sculpturen op het terrein, voor hem is het geen belangrijk onderwerp.’
Historische kennis aanbieden
Brechtken denkt dat de toestand van het Olympiapark vergelijkbaar is met die van het Reichsparteitagsgelände in de jaren tachtig. De nazi’s gebruikten dit enorme gebied in Neurenberg voor partijdagen en militaire parades. Na de oorlog verpieterde het complex en ging het leven eromheen door. ‘Eind jaren tachtig kon je alleen rondleidingen krijgen via particuliere initiatieven – een officieel educatief aanbod was er niet. In de jaren daarna onderkende de stad het potentieel van het Reichsparteitagsgelände als educatieve plek en pompte geld in de conservering ervan en in de bouw van een bezoekerscentrum.’
Als voorbeeld voor een moderne omgang met nazi-plekken schuift de historicus het documentatiecentrum op de Obersalzberg naar voren, Hitlers tweede regeringszetel. ‘Na de oorlog was daar een soort ongecontroleerd toerisme. Dat veranderde halverwege de jaren negentig. De Amerikanen gaven het gebied terug en de Beierse regering koos voor de bouw van een luxehotel en een documentatiecentrum. Alleen als je doorwrochte historische kennis aanbiedt over wat er te zien is en waarom het daar staat, krijg je betrokkenheid en uitwisseling. Mensen gaan daar niet uit zichzelf naar op zoek. Op de Obersalzberg werken alle belanghebbenden intensief met elkaar samen om er een succes van te maken. Iets vergelijkbaars zou in Berlijn ook mogelijk moeten zijn.’
Ontheiliging
Kunsthistoricus Christian Fuhrmeister, verbonden aan het Zentralinstitut für Kunstgeschichte, zit op dezelfde lijn: het Olympiastadion zelf is in orde, de sculpturen behoeven betere uitleg. Illustratief voor de situatie vindt hij het kunstproject van Birgit Szepanski. Zij maakt miniatuurmodellen van bijvoorbeeld een adelaar en zet die in het Olympiapark, als een soort tegenmonumentjes. ‘Het is een mooi initiatief van onderop, maar het is niet zoals het zou moeten zijn. De Berlijnse regering laat het afweten. Zij moet in actie komen en met een doordachte aanpak voor het terrein komen.’
Over de Duitsers wordt vaak gezegd dat ze wereldkampioen zijn in de omgang met het verleden, maar dat geldt volgens de kunsthistoricus zeker niet voor de omgang met besmette kunst. ‘Je ziet vaak de reflex dat nazikunst in het geheel niet onderzocht zou moeten worden en geen plaats verdient in kunstmusea. Terwijl er in het Olympiapark zomaar allerlei nazisculpturen staan, kreeg de Pinakothek der Moderne in München al stevige kritiek toen het enkel de Vier Elemente van de nationaal-socialistische schilder Adolf Ziegler aan de permanente tentoonstelling toevoegde.’ Kunstenaar Georg Baselitz noemde het een ontheiliging van de kunsttempel. Maar Fuhrmeister is er juist voor om problematische objecten te laten zien, ‘mits je bezoekers helpt de achtergrond te begrijpen. Zonder objecten kun je niet zoveel overbrengen.’
‘Laat scholieren plaatsnemen op de paarden van de Zwei Rossefüher’
De kunsthistoricus ziet een duidelijk patroon in de Duitse omgang met nazi-erfgoed. ‘Als het gaat om nazigebouwen is de mentaliteit pragmatisch: die kun je gewoon gebruiken. Denk aan het ministerie van Financiën op de Berlijnse Wilhelmstrasse, dat is gebouwd als Rijksluchtvaartministerie van het Derde Rijk. En als ik hier in München door het raam naar buiten kijk, zie ik de Führerbau. Nu huist er de Hogeschool voor Muziek en Theater.’
Nazikunst kan doorgaans ook getoond worden, maar binnen strikte kaders. ‘In de afgelopen decennia heeft niemand geprotesteerd tegen deze kunstwerken, mits als historisch objecten in geschiedenismusea. Het werkelijke taboe rust op het presenteren van naziwerken als kunst, vooral als het gaat om een permanente tentoonstelling. Kortere vertoningen lijken wel door de beugel te kunnen.’
Politiek exorcisme
Sporthistoricus Diethelm Blecking van de universiteit van Freiburg gaat verder in zijn kritiek. ‘Het resultaat van alle moeite die we hebben gedaan om in het reine te komen met het verleden is nihil. Kijk naar de uitslag van de Europese verkiezingen en de opmars van Alternative für Deutschland. Alle cijfers tonen aan dat vreemdelingenhaat in de lift zit. Het enige dat je echt met de geschiedenis kunt doen, is haar verklaren.’
Op dat gebied schiet het Olympiapark ook volgens Blecking tekort. De plek heeft volgens hem een dosis ‘politiek exorcisme’ nodig, waarin hij zich laat inspireren door een theaterstuk van Klaus Michael Grüber. ‘In Winterreise im Olympiastadion van 1977 zet hij het misbruik van Hölderlin door de nazi’s recht en zet hij op het einde een papieren kopie van de Zwei Rosseführer in lichterlaaie. Dat kun je zien als een zuivering van het zelfbevestigende deel van de Duitse geschiedenis.’
Ideeën over het voormalige Reichssportfeld te over, maar wat de toekomst brengt is ongewis. De stad discussieert er nog over. Mogelijk komt er een nieuw stadion voor Hertha BSC op een andere plek op het terrein. En de Langemarckhalle staat al geruime tijd in de steigers voor onderhoud en de bouw van een nieuwe tentoonstellingsruimte, waarin het Sportmuseum zijn intrek zal nemen. Daarin zal ook permanent de rol van sport in het Derde Rijk aan bod komen. Het museum is ook bezig met de ontwikkeling van een audiotour over de problematische standbeelden.
Vingers branden
Misschien wordt het lot van het Olympiapark pas richting het jaar 2036 bezegeld. In Berlijn gaan stemmen op om een poging te wagen de Olympische Spelen van dat jaar te organiseren, exact een eeuw na de ‘Hitlerspelen’. Diethelm Blecking staat zeer sceptisch tegenover het idee. ‘Je kunt 1936 wel willen overschrijven met 2036, maar het eerste toernooi is nog niet voldoende onderzocht en uitgelegd. We zouden onze vingers enorm branden als we het Olympiapark weer opnieuw zouden gebruiken.’
‘De omgang met de nationaal-socialistische erfenis is een kwestie van de lange adem’
Ook Magnus Brechtken plaatst vraagtekens bij de mogelijke nieuwe Spelen. ‘Als het al zou lukken om het toernooi binnen te slepen, denk ik niet dat het evenement de discussie uit het slop zal trekken. Een beter doordachte omgang met de nationaal-socialistische erfenis op het terrein is vooral een kwestie van de lange adem, gedreven door mensen met een historische mindset.’
De gemiddelde sport- of concertbezoeker zal de discussie en de geschiedenis van het Olympiapark waarschijnlijk een worst wezen. Brood en spelen gaan voor. Op naar de EK-finale en de festivalzomer.
Meer weten
- Olympia (1938) tweedelige film door Leni Riefenstahl.
- The Ghosts of Berlin. Confronting German History in the Urban Landscape (1998) door Brian Ladd.
- ‘Stones do not Speak for Themselves’. Disentangling Berlin’s Palimpsest door Clare Copley in Fascism 8:2, 2019.