In Museum Arnhem is momenteel de tentoonstelling Kunst in het derde rijk – Verleiding en afleiding te zien. Volgens historicus Robin te Slaa is de expositie zeer de moeite waard.
Er rustte lange tijd een taboe op, dat begrijpelijkerwijs niet helemaal is verdwenen. In hoeverre is het moreel dan wel esthetisch geoorloofd om aan nazikunst een expositie te wijden in musea? De drukbezochte overzichtstentoonstelling Design van het Derde Rijk vier jaar geleden in Design Museum Den Bosch was baanbrekend. Vanwege de gevoeligheid trad de museumdirectie van tevoren in overleg met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap. De geduchte kritiek bleef uit, maar een catalogus gold destijds blijkbaar wel als een stap te ver.
Meer museumrecensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Nu is in Museum Arnhem de tentoonstelling Kunst in het derde rijk – Verleiding en afleiding te zien. De boeiende expositie bestaat uit werken van kunstenaars die tussen 1937 en 1944 werden geëxposeerd op de pretentieuze Große Deutsche Kunstausstellung in München en enkele andere artiesten die als ‘oorlogsschilder’ hun dienstplicht vervulde tijden de Tweede Wereldoorlog. Onder redactie van de tentoonstellingsmakers Jelle Bouwhuis en Almar Seinen verscheen daarnaast een prachtige catalogus met bijdragen van verschillende deskundigen over kunst en kunstpolitiek in het Derde Rijk, de naoorlogse nasleep ervan en 47 beknopte biografieën van kunstenaars.
Onder persoonlijk toezicht van Hitler promootte de nazistaat traditionalistische kunst door het organiseren van tentoonstellingen, de grootschalige aankoop van werken en het verlenen van allerhande voorrechten aan protegees. Moderne kunst, die de Führer verafschuwde als ‘Joods-bolsjewistische cultuurbespotting’, werd daarentegen rigoureus uit de ‘volksgemeenschap’ gebannen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Nationaal-socialistische boodschap
Saillant is de vaststelling van kunsthistoricus Gregor Langfeld in de catalogus dat de nationaal-socialistische tweedeling tussen ‘goede’ en ‘foute’ kunst na de oorlog bleef bestaan, maar de waardering voor beide eenvoudigweg werd omgedraaid. Terwijl de voormalige entartete Kunst internationaal een canonieke status verkreeg, belandde de ‘nazikunst’ op de mestvaalt van de kunstgeschiedenis. Terecht stellen tentoonstellingsmakers Bouwhuis en Seinen ‘dat de kunst in het Derde Rijk wel degelijk kwaliteit kan hebben, mits we de scherpe ideologische kanten van die tijd in perspectief zien’.
‘Nazikunst’ belandde op de mestvaalt van de kunstgeschiedenis
Nu is de nationaal-socialistische boodschap niet eenvoudig te missen in de realistische, maar enigszins tweedimensionaal afgebeelde Wehrmachtsoldaat van Altparteigenosse Wilhelm Emil Eber. Al minder eenduidig voor de hedendaagse toeschouwer is de ideologische lading van het meesterlijk geschilderde werk Im Kampfgebiet des Atlantik van Claus Bergen. De U-boot die de onstuimige elementen trotseert symboliseert ook de standvastigheid van het Derde Rijk en het onwrikbare geloof in de Endsieg. Het welhaast impressionistische werk Stalingrad van oorlogsschilder Carl Busch, dat een groep soldaten in een besneeuwde stelling toont, lijkt daarentegen veeleer van een defaitistische geest te getuigen.
Ook de tentoongestelde kunstwerken die geen soldaten of strijd, maar gezelschappen en landschappen verbeelden zijn dikwijls verre van eenvormig en verrassen de kijker regelmatig door de gekozen stijl. Sommige werken vertonen invloeden van impressionisme, jugendstil, nieuwe zakelijkheid of symbolisme. Zelfs de naar het negentiende-eeuwse sociaal-realisme nijgende schilderijen vertonen meer diversiteit dan het socialistisch realisme van Stalins Sovjet-Unie.
Natuurlijk is er ruime aandacht voor de ‘officiële staatsbeeldhouwer’ Arno Breker en Hitlers favoriete schilder Adolf Ziegler, die vanwege zijn vele vrouwelijk naakten bekend stond als ‘meester van het Duitse schaamhaar’. De grote afwezige op de tentoonstelling is de Führer zelf. In het kader van de denazificatie namen de Amerikanen in 1946 duizenden kunstwerken in beslag. Onder de later geretourneerde werken bevonden zich geen beeltenissen van Hitler. Zij berusten nog altijd in de kluizen van de United States Army Center of Military History.
Kunst als afleiding
Ten slotte een kanttekening. Verwijzend naar de ondertitel Verleiding en afleiding van de tentoonstelling betogen Bouwhuis en Seinen dat zij inzichtelijk maken hoe kunst in het Derde Rijk ‘kon uitgroeien tot een machtig middel om het brede publiek te verleiden tot het nationaal-socialisme, en de attractiviteit van de kunst en het spektakel eromheen mede ten doel hadden dit publiek af te leiden van de misdadige praktijken van het Hitler-regime’. Met deze eenzijdige beschouwingswijze van de kunstpolitiek van de nazi’s wordt voorbijgegaan aan de bijzondere ras-biologische betekenis van cultuur in de nationaal-socialistische Weltanschauung.
Al jaren voor de Machtsübernahme in 1933 schreef Hitler in Mein Kampf dat alleen de Ariër tot het scheppen van cultuur in staat was. Nazi-ideoloog Alfred Rosenberg liet in zijn hoofdwerk Der Mythus des 20. Jahrhunderts uit 1933 de beschaving van het ‘nordische Rasse’ in Europa beginnen met Homerus en de Grieken in de Oudheid. Ook Hitler toonde zich herhaaldelijk verrukt over de schoonheid van de kunst en de raszuivere mensen uit de Griekse Oudheid. Kunst was voor de nazi’s niet slechts een instrument van totalitaire machtspolitiek om het volk te manipuleren, maar vormde in de eerste plaats de representatie van de superioriteit en het bewustzijn van het Arische ras. Niet alleen de ‘nieuwe mens’ van het nationaal-socialisme was onlosmakelijk verbonden met zijn raciale verleden. Dit gold volgens de nazi’s niet minder voor de kunst van het ‘nieuwe Duitsland’.
Het kritiekpunt laat onverlet dat een bezoek aan de tentoonstelling en het lezen van de fraaie catalogus zeer de moeite waard zijn.
Openingsafbeelding: Expositie ‘Kunst in het derde rijk’ in Museum Arnhem. Foto door Rolf Hensel.