Home Dossiers Tweede Wereldoorlog Heleen Kuipers-Rietberg leidde de grootste verzetsorganisatie van WOII

Heleen Kuipers-Rietberg leidde de grootste verzetsorganisatie van WOII

  • Gepubliceerd op: 21 februari 2011
  • Laatste update 01 jun 2023
  • Auteur:
    Ad van Liempt
  • 17 minuten leestijd
Standbeeld van Heleen Kuipers-Rietberg, die verzet pleegde in de Tweede Wereldoorlog
Hitler in de Tweede Wereldoorlog
Dossier Tweede Wereldoorlog Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De grootste verzetsorganisatie tijdens de Duitse bezetting wordt geleid door een vrouw: Heleen Kuipers-Rietberg – tante Riek – uit Winterswijk. De moeder van vijf kinderen gebruikt haar contacten uit de Gereformeerde Vrouwenbond om een landelijk onderduikersnetwerk op te zetten. Ze wordt gedreven door haar geloof – en een talent om leiding te geven.

Het is 18 augustus 1944, een vrijdag. Rond de witte villa aan de Bovenweg 37 in Bennekom, de doorgaande weg tussen Ede en Wageningen, trekt zich een forse groep agenten samen van de SD, de Sicherheitsdienst.

Dankzij informatie van hun inlichtingendienst weten ze dat zich in dit huis twee kopstukken van het verzet schuilhouden: Piet Kuipers en – vooral – zijn vrouw Heleen Kuipers-Rietberg. Het echtpaar had tot drie maanden tevoren zijn hoofdkwartier in de Achterhoek, in Winterswijk, maar daar zijn ze vandaan gevlucht, om te ontkomen aan de jagende bezetter. Nu klapt de val dicht; de tip van de verraadster die in het verzet is geïnfiltreerd blijkt goud waard.

Meer lezen over de Tweede Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Maar na de arrestatie en het eerste verhoor is de chef van de SD in Arnhem, de uit Hamburg afkomstige politieman Friedrich Enkelstroth, toch uiterst verbaasd. Hij had als leidster van de grootste Nederlandse verzetsorganisatie een felle, temperamentvolle partisane verwacht, maar tegenover hem zit een rustige, beschaafde, zachtaardige vrouw van middelbare leeftijd: Heleen Kuipers-Rietberg, een moederstype.

Is zij werkelijk het brein achter de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), de club die de massale verdwijning organiseert van een paar honderdduizend Nederlanders die weigeren in Duitsland te gaan werken?

Ja, dat is ze. Heleen Kuipers zal tijdens haar periode in Duitse gevangenschap vooral opvallen door haar standvastigheid en haar onwrikbare Godsgeloof, waarvan ze voortdurend getuigt. In de nazirapporten krijgt ze om die reden het predikaat ‘godsdienstwaanzinnig’.

In de afgelopen twee jaar heeft ze zich, moeder van vijf kinderen, vooral beziggehouden met het onder dak helpen, voeden en verzorgen van de circa 300.000 onderduikers in Nederland. Met haar arrestatie is die episode voorbij. Heleen Kuipers-Rietberg, in verzetskringen beter bekend als tante Riek, zal de oorlog niet overleven – ze sterft in Duitse gevangenschap.

Heleen Kuipers-Rietberg voor de Tweede Wereldoorlog

Helena Rietberg wordt in mei 1893 geboren, als kind van een graanhandelaar in Winterswijk. Ze mag na de lagere school naar de driejarige hbs – wat in die tijd voor meisjes niet gebruikelijk is. Daarna gaat ze de administratie doen in de zaak van haar vader. Op school had ze haar latere man leren kennen, Piet Kuipers, die na zijn opleiding naar Nederlands-Indië vertrekt.

In 1919 is Kuipers op verlof in Nederland, en daar vraagt hij zijn vroegere schoolvriendin ten huwelijk. Hij wil haar meteen meenemen naar Medan, op Sumatra, waar hij werkt, maar daar voelt Heleens vader weinig voor. Die wil zich het liefst uit de zaak terugtrekken en kan zijn dochter niet missen. De oplossing is dat Piet Kuipers niet meer teruggaat naar Indië, maar medefirmant wordt in de zaak van zijn schoonvader.

Portret van Heleen Kuipers-Rietberg
Heleen Kuipers-Rietberg.

Heleen wijdt zich vanaf 1922 aan de opvoeding van hun kinderen. Dat worden er vijf, drie meisjes en twee jongens, een tweeling. Haar vrije tijd steekt ze in verenigingswerk. Ze richt een gereformeerde vrouwenvereniging op in haar woonplaats Winterswijk, en wordt lid van het hoofdbestuur van de landelijke bond. Als penningmeester van die nationale organisatie leert ze veel mensen kennen in het hele land.

Het gezin Kuipers woont vlak bij Duitsland en volgt de gebeurtenissen daar, zoals veel mensen, met bezorgdheid. De kranten staan vol van de opkomst van Adolf Hitler en het nationaal-socialisme. Heleen Kuipers-Rietberg gruwt van Hitlers opvattingen. Haar dochter Eddie, in een interview in 1986: ‘Ze was een vrouw van principes. Het geloof was ontzettend belangrijk voor haar. De dingen die Hitler deed gingen daar volledig tegen in. Al voor de oorlog wist ze van Jodenvervolgingen, in Winterswijk hoorde je er erg veel over.’

Winterswijk is een gepolariseerde gemeente in de periode voor de Tweede Wereldoorlog. De NSB is er sterker dan elders en haalt in 1935 bij de Statenverkiezingen zelfs meer dan 20 procent van de stemmen. De plaatselijke NSB-leider is W.P.C. Bos, de populaire veearts, een stemmentrekker van kaliber. Na een tijdelijke terugval groeit de NSB tijdens de Duitse bezetting weer flink.

Het begin van het verzet

In de gemeente Winterswijk is een kamp van de Nederlandse Arbeidsdienst gevestigd, een opleidingsinstituut naar Duitse snit voor werk in het oosten van Europa. Veel jongemannen proberen aan dat werk te ontkomen en zoeken een onderduikadres in de regio. De deur van het echtpaar Kuipers staat altijd open. Heleen heeft met de jongens te doen. Ze gebruikt haar contacten in het land om hen aan een adres te helpen. Haar dochter Eddie, veel later: ‘Moeder is in feite in het verzet “gerold”. Ze vond het vreselijk dat jongens verplicht in de arbeidsdienst moesten.’

‘Moeder is in feite in het verzet “gerold”. Ze vond het vreselijk dat jongens verplicht in de arbeidsdienst moesten’

Haar kinderen houdt Heleen zo veel mogelijk onkundig van haar bezigheden, maar dat lukt niet helemaal. Het wordt een zoete inval in het huis aan de Willinkstraat nummer 9. Eddie: ‘Het viel thuis natuurlijk wel op: bij vergaderingen stond er altijd een hele menigte fietsen in de steeg naast het huis. In het begin spraken mijn ouders trouwens nooit over “verzet”; moeder ging naar een “vergadering” toe.’

De activiteiten van Piet en Heleen Kuipers-Rietberg krijgen een extra impuls door hun ontmoeting met dominee Frits Slomp, een jonge gereformeerde predikant die in Overijssel en Gelderland rondreist om mensen op te roepen zich tegen de uitwassen van de bezetting te verzetten. Op een dag spreekt hij onder pseudoniem (‘ouderling Van Zanten’) in een zaaltje van de gereformeerde kerk in Winterswijk. Piet en Heleen Kuipers-Rietberg zijn onder het publiek, en de volgende ochtend ontmoeten ze elkaar in de Willinkstraat.

Dominee Slomp over het verzet van Heleen Kuipers-Rietberg

Dominee Slomp heeft later verteld dat hij toen nauwelijks weerstand kon bieden aan de gebiedende, indringende betoogtrant van Heleen Kuipers. ‘Daar moet je haar voor gekend hebben; het was een combinatie van flinkheid, doortastendheid, scherp inzicht en tederheid bij haar. Ze was een door en door lieve moeder, maar daarnaast was haar opdracht zo absoluut dat je haar gewoon niet tegen kon spreken.’

Aan de koffie in Winterswijk gaat het gesprek over Slomps grootste probleem. Hij trekt als een nomade door de regio (zijn bijnaam in het verzet is ‘Frits de Zwerver’), maar hij is als de dood om met de trein te reizen – hij is ervan overtuigd dat hij dan gepakt zal worden door de agenten van de Sicherheitsdienst. Heleen Kuipers-Rietberg praat hem om.

Hoe dat ging heeft Slomp ooit uitgelegd in de televisieserie De Bezetting van Loe de Jong. In de aflevering over hulp aan onderduikers, uitgezonden in 1963, gaat de dominee er eens goed voor zitten. Hij strijkt door zijn blonde kuif en vertelt hoe Heleen Kuipers-Rietberg destijds tot hem sprak: ‘”Zeg Frits, wij moeten een organisatie stichten, zodat wij die onderduikers een plaats kunnen geven. En nu dacht ik dat jij dat moest doen, dat je het land door moet. Om de mensen daar warm voor te maken.”

Ik zeg: “Maar dat durf ik niet. Waar ik kom, daar tref ik de mensen, daar ga ik heen met de fiets. Maar ik durf niet met de trein te reizen.” Ze keek mij aan en ze zei de woorden die ik nooit zal vergeten: “Zeg kerel, zou het nou zo erg zijn als jij om het leven kwam, als er duizenden jongens gered werden?” Ik heb daar niks meer op kunnen zeggen.’

Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers

En dus komt die organisatie er, de LO: de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Frits Slomp reist, nu ook met de trein, stad en land af om mensen warm te maken voor hulp aan onderduikers. Overal komen plaatselijke afdelingen, die vrijwilligers moeten regelen die bereid zijn een onbekende in huis te nemen. Er komt een soort ‘beurs’ waar vertegenwoordigers van de afdelingen adressen uitwisselen.

In het voorjaar van 1943 komen deze activiteiten onder extra druk te staan als er tienduizenden onderduikers bij komen: de bezetter roept alle gedemobiliseerde militairen terug in krijgsgevangenschap, en velen van hen proberen daaraan te ontkomen. Er is een schreeuwende behoefte aan onderduikadressen en de Landelijke Organisatie raakt op volle stoom.

In het voorjaar van 1943 komen er tienduizenden onderduikers bij

Tegelijkertijd probeert de bezetter het onderduiken moeilijker te maken door een extra barrière in te bouwen in het distributiesysteem. Het wordt vrijwel onmogelijk om bonkaarten te krijgen voor derden; iedereen moet zijn kaart persoonlijk komen afhalen, wat voor onderduikers natuurlijk ondoenlijk is. De onderduikorganisatie gaat over tot het overvallen van distributiekantoren om illegaal aan bonnen te komen. Dat werk wordt uitbesteed aan een speciale tak, de LKP (Landelijke Knok Ploegen).

Heleen Kuipers-Rietberg en de LO

Heleen Kuipers krijgt de handen vol aan de leiding van de LO. Ze is bijna dagelijks op pad, naar vergaderingen waar ze overigens vrijwel altijd de enige vrouw is. In de notulen van 1 maart 1944 van de vrouwenvereniging staat dat ze haar functie van presidente wil neerleggen wegens drukke werkzaamheden. Maar dat willen de leden niet (‘Hiertegen gaan vele stemmen op’), zodat er een compromis komt: ze hoeft nog maar één keer in de maand de vergadering bij te wonen.

In deze periode overweegt Heleen Kuipers zich zelfs helemaal terug te trekken uit het verzet – het groeit haar boven het hoofd, ze begint tekenen van overspanning te vertonen. Het gezin adviseert haar te stoppen, maar dat kan ze niet. De plichtsbetrachting en de grote nood die ze om zich heen ziet maken dat ze doorgaat. Haar dochter: ‘Moeder wilde wel uit het verzet, ze had tenslotte een man en vijf kinderen, maar niemand kon of wilde het van haar overnemen en ze wilde het zelf ook niet opgeven. Moeder had het in zich om leiding te geven.’

Heleen houdt vol, en krijgt er alleen maar werk bij: de organisatie krijgt veel meer financiële armslag door het werk van het Nederlandse Steun Fonds, dat via een ingenieuze constructie (en met hulp van binnenuit) geld uit de Nederlandsche Bank hengelt en daarmee het verzet steunt. Heleen Kuipers ziet toe op de juiste verdeling.

Vervolging van het LO door de bezetter

Wie verder bladert in de notulen van de Gereformeerde Vrouwenbond, afdeling Winterswijk, leest dat de leden in september 1944 bijeengekomen zijn ‘om ons gebed uit te storten voor het welzijn van de Presidente, die, naar we gehoord hadden, naar Duitsland was vervoerd’.

Het staat er kort en simpel, maar het is waar: de Sicherheitsdienst in Arnhem krijgt de LO-leiding steeds beter in het vizier, en richt zich in toenemende mate op het zenuwcentrum: Willinkstraat 9 in Winterswijk. Daar is ook de hulp aan neergeschoten geallieerde piloten inmiddels goed op gang gekomen – echtgenoot Piet Kuipers brengt ze naar veilige plekken en ook zijn zoons, de tweeling Piet en Helmer, inmiddels een jaar of zeventien, loodsen vliegers naar veilig gebied.

In mei 1944 slaat het noodlot toe: de organisatie wordt voor de SD geïnfiltreerd door een vrouw. Op 24 mei waarschuwt een bevriende politieagent dat er een inval ophanden is. Piet en Heleen kunnen de kinderen op het nippertje onder dak brengen bij familie en kennissen. Zelf zijn ze, zonder duidelijke bestemming, op de trein naar Arnhem gestapt als de SD in de Willinkstraat verschijnt. Het huis is leeg.

In mei 1944 slaat het noodlot toe: de organisatie wordt voor de SD geïnfiltreerd door een vrouw

Op de stations waar hun trein stopt horen Piet en Heleen dat ze worden omgeroepen. Ze moeten zich bij de stationschef melden. Dat doen ze niet; ze vertrouwen het niet en laten een kennis die ze op het station van Arnhem tegenkomen informeren. Die krijgt te horen dat het echtpaar Kuipers zich snel moet melden, omdat een van hun zoons bij een ongeluk om het leven is gekomen.

Heleen, dodelijk geschrokken, wil meteen terug naar Winterswijk, maar Piet besluit eerst in een telefooncel naar zijn overbuurman te bellen. Van hem verneemt hij dat er geen sprake is van een ongeluk, maar van een valstrik van de Sicherheitsdienst, die inmiddels tevergeefs aan de deur is geweest.

Het echtpaar duikt nu zelf onder. Het kan onderdak krijgen in Bennekom, bij de fabrikant Van Schuppen. Die stelt wel als voorwaarde dat ze zich van verzetswerk onthouden. Dat valt hun zwaar, vooral Heleen. Zij wil na een korte rustperiode eigenlijk weer aan de slag. Ze zet de voorbereidingen daarvoor in werking en bestelt bij het verzet valse persoonsbewijzen.

Maar dan gaat het fout. De koerier die de documenten moet komen brengen wordt gearresteerd en onthult, na hevige en gewelddadige druk, waarheen hij op weg was. Er is geen ontkomen meer aan. Op 18 augustus 1944 valt de SD het huis in Bennekom binnen en verliezen Heleen en Piet hun vrijheid.

Heleen Kuipers-Rietberg naar het strafkamp

In de strafgevangenis in Arnhem geldt de eerder tussen hen afgesproken rolverdeling. Heleen zal alle schuld op zich nemen; Piet weet zogenaamd niet wat zijn vrouw allemaal heeft uitgespookt. Die strategie volgen ze omdat vrouwen over het algemeen minder snel geëxecuteerd worden dan mannen.

Piet Kuipers speelt zijn rol met verve; hij is altijd op pad geweest voor zijn graanhandel en weet dus van niets. De Duitsers laten hem al snel vrij. Wanneer hij thuiskomt blijkt zijn huis in beslag genomen. Als hij het van de SD terugeist, wordt hij opnieuw vastgezet, maar hij praat zich in korte tijd weer los. Daarna duikt hij opnieuw onder.

Heleen wordt in Arnhem onafgebroken verhoord. Ze houdt moedig stand en noemt geen enkele naam. In een brief naar huis vraagt ze om spullen: een wollen vest, dikke sokken, een camisole en een directoire, maar ook wol met breinaalden en een bijbeltje. Ze besluit haar brief: ‘’k Heb veel mogen bidden en zingen van Gods eeuwige liefde. En laat mijn kinderen dat altijd onthouden: het eeuwige leven is van meer belang dan het aardse en wie Hem liefheeft is van zijn zaligheid zeker.’ Dochter Eddie brengt de gevraagde spullen direct naar Arnhem, maar hoort daar van een bewaakster dat Heleen al is afgevoerd: naar concentratiekamp Vught.

Daar zal ze maar kort blijven – het kamp loopt op z’n eind. Begin september heerst er totale wanorde. De bevrijding komt eraan, het einde van de Tweede Wereldoorlog is in zicht. In de verte naderen al de geallieerde troepen, vast van plan om zo snel mogelijk door te stoten naar Berlijn. De kampleiding in Vught bereidt een snelle evacuatie van alle geïnterneerden voor, en probeert de gelederen enigszins uit te dunnen door zo veel mogelijk gevangenen dood te schieten.

Naar concentratiekamp Ravensbrück

Het zijn vooral verzetsstrijders die zonder proces worden gefusilleerd, op grond van het Niedermachungsbefehl van Adolf Hitler zelf – hij bepaalde na de mislukte aanslag op zijn leven (op 20 juli 1944) dat verzetsstrijders geen proces meer verdienen, maar slechts de kogel.

Heleen Kuipers is niet onder de geëxecuteerden. In het kamp staat ze te boek als politiek gevangene met de aantekening ‘godsdienstwaanzinnig’. Dat betekent dat ze op 6 september met alle vrouwen van kamp Vught in een trein wordt gepropt die, terwijl de artillerie van de geallieerden in de verte al te horen is, naar het oosten rijdt. De uiteindelijke bestemming is het concentratiekamp Ravensbrück, in het noordoosten van Duitsland.

Onderweg kan Heleen nog een briefje uit de trein gooien, dat later in Winterswijk wordt bezorgd: ‘Lieve Piet en kinderen. Zitten in wagons te wachten op transport. Waarheen? We weten het niet. Wees Gode bevolen. Bidt voor elkaar. Je liefhebbende moeder.’

In Ravensbrück is God in 1944 nergens te bekennen. De vrouwen worden er wreed behandeld, er is een tekort aan voedsel en er is geen medische verzorging van enige betekenis. We weten dat Heleen Kuipers zich er aanvankelijk bezighoudt met breien – warme sokken voor Duitse soldaten. Ze wordt in het kamp vermaard om haar breitempo.

Heleen Kuipers-Rietberg na de Tweede Wereldoorlog

Na de Tweede Wereldoorlog hoort haar man over Heleen van medegevangenen. Mevrouw Nieuwenhuis-Schilpzand schrijft dat ze wekenlang met Heleen is opgetrokken: ‘Samen hebben we gebeden, gepraat, op appèl gestaan, geslapen, van thuis gesproken en naar huis verlangd. ’t Was een heel lieve vrouw, zo echt een moederlijke vriendin.’ Ze hadden een favoriet, religieus gedichtje: ‘Geef uw lot in handen van uw Vader/ Laat uw toekomst over aan de Heer/ Hart vol onrust, zie, Zijn licht komt nader/ En de bergen werpt zijn almacht neer.’

‘’t Was een heel lieve vrouw, zo echt een moederlijke vriendin’

Mevrouw Nieuwenhuis: ‘Vele malen hebben we dat in onszelf opgezegd als we uren op appèl stonden en we vaak zo moe waren, en één keer hebben we het zachtjes gezongen toen we op de grond sliepen met nog drie meisjes van twintig jaar.’

Een andere barakgenoot, mevrouw Boissevain-Van Lennep, was meer dood dan levend uit de ziekenbarak ontslagen toen ze terug moest in de smerige woonbarak 28. Ze schrijft na de oorlog aan Piet Kuipers: ‘Gelukkig was juist uw vrouw daar. Ze ving me op en nam me mee. Ik kreeg een paar uur een bed van iemand die werkte en een paar uur later een ander bed dito. Uw vrouw maakte dat telkens in orde. In haar eigen bed was geen plaats. Ze moest daar breien.’

Maar vlak voor kerst moet Heleen Kuipers de breipennen neerleggen. Ze is nu zelf ziek geworden, en in de ziekenbarak raakt ze bovendien besmet met tyfus. Dat overleeft ze niet. Op 27 of 28 december – de datum is nooit precies komen vast te staan – overlijdt ze, 51 jaar oud. De vrouw die zoveel voor het verzet had betekend, was niet meer.

Herdenkingen na WOII

Het duurt heel lang voor het bericht in Nederland is doorgedrongen. De afdeling Winterswijk van de Gereformeerde Vrouwenbond is op 13 juni 1945 in droefenis bijeen. De notulen: ‘De vergadering is diep onder de indruk van het nu bevestigde bericht dat onze geliefde en hooggeachte Presidente een half jaar geleden in het kamp Ravensbrück aan typhus is overleden. Een grotere slag voor onze vereniging is moeilijk denkbaar. Wat zullen we haar bezielende leiding missen en ook haar warme persoonlijkheid. God sterke haar gezin en ook ons in dit smartelijk verlies.’

Op 9 mei 1946 neemt Piet Kuipers in het Paleis op de Dam in Amsterdam het verzetskruis in ontvangst, dat postuum aan zijn overleden vrouw is toegekend. Hij heeft het op het nippertje gehaald, want het telegram was pas de dag tevoren verstuurd en Piet zat elders in het land. Er zijn vijftig mensen uitgenodigd om een onderscheiding in ontvangst te nemen. De uitverkorenen zijn in alfabetische volgorde op een rij gezet.

Koningin Wilhelmina gaat de rij af, in straf tempo. Direct na de uitreiking geeft ze de betrokkenen een stevige hand (‘zodat je het kruis maar snel in je linkerhand frommelde om Haar je rechterhand te kunnen geven’, zoals Piet later aan zijn dochter schrijft). De koningin is niet bepaald stemmig gekleed, stellen de aanwezigen vast. Haar groene jurk hangt van voren 25 centimeter lager dan van achteren, ze draagt gele kousen (‘je weet wel, van dat soort dat onze dienstbode niet mooi vindt’) en aan haar koninklijke voeten heeft ze een paar open sandalen. Veel tijd is er niet: ‘U zult wel op reis moeten en ik moet ook weg,’ zegt de koningin tegen de bloem der natie, en ze vertrekt.

Veel stemmiger is de plechtigheid negen jaar na de Tweede Wereldoorlog. De inmiddels geabdiceerde Wilhelmina is naar Winterswijk gekomen om daar, in naam van haar dochter Juliana, het standbeeld te onthullen waarvoor de financiering is geregeld door een speciaal comité van dankbare burgers. Het is een vrouwenfiguur met naast zich een hert – een symbool, want ‘zij kwamen bij haar als opgejaagd wild’. Wilhelmina zegt in Winterswijk: ‘Het geloof, de geestkracht, de taaie volharding en het beleid van tante Riek, met zoveel verbeeldingskracht gevoerd, zullen in onvergetelijke herinnering bij ons voortleven.’

Meer weten

  • Piet in de jaren ’40-’45 (1988) is nog het meest uitgebreid. In het Biografisch Woordenboek van Nederland staat een lemma over tante Riek van H.J.Ph.G. Kaajan: ‘Rietberg, Helena Theodora (1893-1944).’
  • In de collectie van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie bevindt zich een scriptie over het gereformeerde verzet van Annie Hasker, Caroline der Nederlanden en Rianne Veenstra: Gereformeerd landelijk verzet (1986).