Ooit waren het CDA en de PvdA trotse volkspartijen die in Nederland de lakens uitdeelden. Maar in 2010 viel het laatste kabinet met deze partijen erin met een klap uiteen. Sindsdien hebben ze het steeds moeilijker gekregen. Gijs Korevaar en Ruud Slotboom analyseren hoe het politieke landschap in korte tijd is veranderd en de stabiliteit is verdwenen.
Tegenwoordig kijken we er niet meer van op, maar in 1994 was het een politieke aardschok die heel hoog scoorde op de Schaal van Richter: de grootste regeringspartij verloor in één klap 20 zetels in de Tweede Kamer. Het CDA had de twee voorgaande verkiezingen weliswaar het heden ten dage onvoorstelbare aantal van 54 zetels behaald, zodat er nog een respectabel aantal overbleef, maar het werd ervaren als een verpletterende nederlaag. Die resulteerde erin dat er voor het eerst sinds 1918 een kabinet werd gevormd waaraan geen enkele confessionele partij meedeed. Velen zagen dat als een grote stap voorwaarts, en als bewijs dat de secularisering eindelijk haar beslag kreeg in de Nederlandse politiek.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Na de invoering van het algemeen kiesrecht, in 1917 voor mannen en twee jaar later ook voor vrouwen, waren de politieke verhoudingen in Nederland heel stabiel geweest. Verreweg de meeste mensen stemden bij alle verkiezingen op een partij die aansloot bij hun religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging. Die partij maakte deel uit van een overeenkomstig agglomeraat van maatschappelijke organisaties met hun eigen persorganen, zoals vakbonden, omroepen, culturele verenigingen en belangengroeperingen. Het was de tijd van de ‘verzuiling’, waarin volgens de historici en oud-journalisten Gijs Korevaar en Ruud Slotboom voor de meeste mensen gold: ‘Ze stemden wel, maar ze kozen niet.’
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Dit stelsel was aan het afbrokkelen sinds de jaren zestig; het ging hard met de ontkerkelijking en de individualisering. Maar de grote klap kwam dus pas in 1994. In dat jaar kwamen ineens 34 zetels bij andere partijen terecht, terwijl dat in de decennia daarvoor hooguit de helft was geweest. En deze trend zette door. In 2002 wisselden 46 zetels van partij en in november 2023 waren dat er zelfs 54. Steeds meer kiezers stemmen telkens op een andere partij. De optimistische veronderstelling van sociaal-democraten en liberalen dat vooral de confessionele partijen daar last van zouden hebben, bleek niet te kloppen. In 2002, na twee Paarse kabinetten onder leiding van Wim Kok, verloor de PvdA maar liefst 22 zetels. En vijftien jaar later, na wederom met de VVD te hebben geregeerd, tuimelden de sociaal-democraten van 38 naar 9 zetels. In 2023 leden ook de liberalen een groot verlies en waren ze na 12 jaar Rutte niet langer de grootste partij.
De VVD is volgens Korevaar en Slotboom nooit een echte ‘volkspartij’ geweest, hoewel ze zich wel zo noemt. En D66 evenmin. De auteurs, die na een journalistieke carrière voorlichter werden van respectievelijk het CDA en de PvdA, definiëren een volkspartij als een partij die grote groepen kiezers met zeer uiteenlopende belangen kan verenigen. Deze kiezers delen bepaalde overtuigingen en zijn solidair met sociaal-economische groepen waartoe ze zelf niet behoren. Een volkspartij slaagt erin hun een zekere identiteit te verschaffen en voor lange tijd aan zich te binden.
Op basis van gesprekken met politici laten Korevaar en Slotboom zien hoe het idee van de volkspartij sinds 1994 steeds meer is uitgehold. Onder Dries van Agt en Ruud Lubbers leek het CDA de trend van secularisering te kunnen weerstaan, maar 1994 werd de partij dus keihard afgerekend. In 2002 kreeg de PvdA harde klappen, terwijl het CDA onder Jan Peter Balkenende er weer bovenop leek te krabbelen. Maar uiteindelijk was de neergang van de christen-democraten niet te stuiten, wat in 2023 resulteerde in vijf schamele zetels. De PvdA scheen onder Wouter Bos en Diederik Samsom weer even het tij mee te hebben, maar lijkt zich voorgoed te hebben vervreemd van de traditionele arbeidersaanhang. Veel mensen met een migratieachtergrond zijn weggelopen en progressieve hoogopgeleiden zijn geneigd op GroenLinks of Volt te stemmen.
CDA en PvdA zijn razendsnel gekrompen
Hoewel politici van PvdA en CDA herhaaldelijk hebben betoogd dat ze van hun partij weer een echte volkspartij willen maken, is het zeer de vraag of dit mogelijk is. Kiezers zijn veel individualistischer geworden. Ze zijn op zoek naar ‘nieuwe’ en ‘frisse’ gezichten (die dus nooit lang fris blijven). Solidariteit is verengd tot identiteitspolitiek waarbij de eigen groep heel streng is afgeperkt, de media hebben van de politiek een populariteitswedstrijd gemaakt en hollen van hype naar hype, en veel kiezers laten zich in de luren leggen door populistische demagogen die kleine problemen opkloppen tot ongekende proporties en vervolgens met extreem simplistische ‘oplossingen’ komen. Korevaar en Slotboom hebben met hun vlot leesbare boek zeker geen nostalgisch portret van een voorbije periode willen schetsen, maar veel oudere lezers zullen toch met zekere weemoed terugdenken aan een tijd waarin de waan van de dag minder overheersend was. Een tijd waarin een milde politieke aardschok zich eens in de zoveel jaar voordeed, en de politiek niet de godganse tijd door elkaar werd geschud.
Het Haagse Ravijn. De vrije val van twee volkspartijen
Gijs Korevaar en Ruud Slotboom
307 p. Prometheus, € 24,99
Openingsbeeld: PvdA-lijsttrekker Lodewijk Asscher (links) troost partijvoorzitter Hans Spekman na de historische nederlaag in 2017. Bron: ANP.