Van alle kruistochten is de vierde de beruchtste. Een heilig leger moest Jeruzalem heroveren op de moslims, maar door een combinatie van hebzucht en rancune richtte het zijn pijlen op Constantinopel. Zonder genade plunderden de kruisvaarders de grootste christelijke stad. De gevolgen waren dramatisch.
Begin deze eeuw bood paus Johannes Paulus II zijn excuses aan. Niet voor een recent schandaal in de Rooms-Katholieke Kerk, maar voor een gebeurtenis die 800 jaar eerder plaatsvond. De paus betreurde het diep dat christelijke strijders zich, op weg naar het Heilige Land, tegen hun eigen geloofsgenoten hadden gekeerd. Het vervulde hem met ‘boosheid en pijn’.
Meer lezen over de kruistochten? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Johannes Paulus II had het over de beruchte Vierde Kruistocht. Die werd in 1198 afgekondigd door zijn verre voorganger Innocentius III. De nood was toen hoog. In 1187 had de gevreesde moslimleider Saladin Jeruzalem veroverd en de Derde Kruistocht had compleet gefaald om de heilige stad terug te nemen. Maar de nieuwe paus gaf hoop. Innocentius was een inspirerende en gedreven leider, en predikte met vurige passie een nieuwe heilige missie. De strijders van Christus zouden Jeruzalem bevrijden van de ongelovigen, en daarmee Gods zegen terugwinnen.
Het zou allemaal anders lopen. Wat een goddelijke expeditie naar het Heilige Land had moeten zijn, werd een beschamende plundertocht richting Constantinopel, de grootste stad van de christelijke wereld. De Vierde Kruistocht staat bekend als de meest verdorven, cynische en hebzuchtige van allemaal. Hoe kon het zover komen?
Het verhaal begint in het Franse plaatsje Ecry. Daar werd in november 1199 een riddertoernooi gehouden: de ultieme wervingsgrond voor een kruistocht. De prekers van Innocentius vonden in Ecry een gewillig oor. Een kruistocht bood niet alleen rijkdom en eer, maar ook een mogelijkheid om zonden kwijt te schelden en de ziel te redden. De graven Theobald van Champagne en Lodewijk van Blois namen het kruis op. In de maanden daarop volgden velen, onder wie Simon van Montfort, Boudewijn van Vlaanderen en Hugo van Saint-Pol. Ook vanuit het Duitse Rijk kwam een groep strijders. Na de dood van Theobald in mei 1201 kwam de leiding in handen van Bonifatius van Monferrato, een Italiaanse markies uit een voornaam kruisvaardersgeslacht.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Aangezien het Byzantijnse Rijk de kruisvaarders niet vriendelijk gezind was, besloten ze per schip naar de Levant te reizen. Maar de Fransen en Vlamingen ontbeerden de capaciteiten en middelen voor een dergelijke zeereis. Ze namen daarom een besluit dat het verloop van de Vierde Kruistocht bepaalde: ze huurden de diensten in van de beste zeevaarders van Europa, de Venetianen.
Het commerciële Venetië pikte graag een graantje mee. Aan het hoofd van de stadstaat stond de bejaarde doge Enrico Dandolo. Hij was zeker negentig jaar oud en volledig blind, maar toonde nog altijd grote scherpzinnigheid en ambitie. Dandolo stond altijd open voor kansen om de Venetiaanse handelspositie in de mediterrane wereld te versterken, zeker als deze gepaard gingen met spirituele beloningen. In het voorjaar van 1201 sloten de twee partijen een ambitieuze overeenkomst. De Venetianen zouden vervoer leveren voor 33.500 kruisvaarders, tegen een enorm bedrag van 85.000 zilvermarken (twee keer het jaarinkomen van de Engelse of Franse koning).
Maar op dit moment nam de kruistocht een noodlottige wending: de kruisvaarders konden bij lange la niet aan de afspraken voldoen. De leiders hadden de toekomstige aanwas van deelnemers veel te optimistisch ingeschat. Bovendien besloten veel kruisvaarders vanuit andere havens te vertrekken, zoals Marseille en Genua. Uiteindelijk kwamen slechts 12.000 van de beloofde 33.500 manschappen in Venetië opdagen. En aangezien de overtocht per deelnemer bekostigd werd, liep de schuld hoog op. De Venetianen hadden kosten noch moeite gespaard voor een fabelachtige vloot van zeker tweehonderd schepen, maar dreigden nu niet gecompenseerd te worden.
Slechts 12.000 van de 33.500 manschappen kwamen opdagen
Dit kon Dandolo niet over zich heen laten gaan. De gewiekste doge deed een voorstel: de schuld zou worden opgeschort als de kruisvaarders hielpen om Zara te veroveren, een stad aan de Dalmatische kust die zich van Venetiaanse controle had losgewrongen. Voor de strijders van Christus was dit een zeer oncomfortabel vooruitzicht. Zara was een christelijke stad en viel onder de jurisdictie van koning Emmerik van Hongarije, die nota bene zelf de kruisgeloften had afgelegd. Maar de kruisvaarders hadden weinig keus.
Wankel Jeruzalem
Na de verovering van Constantinopel ging de Vierde Kruistocht niet door naar de Levant; zonder medeweten van Innocentius bevrijdde een pauselijk gezant de westerlingen van hun geloften. Toch bereikten enkele honderden kruisvaarders hun originele bestemming. Zij hadden alternatieve routes genomen of waren uit het kruisleger gedeserteerd. Maar ze waren met te weinig om in het Heilige Land een verschil te maken. De Vijfde Kruistocht (1217-1221) bracht Jeruzalem binnen handbereik, maar strandde in Egypte. Pas tijdens de Zesde Kruistocht (1228-1229) werd de Heilige Stad – zonder gevecht – teruggewonnen. Maar dit diplomatieke succes werd in 1244 alweer tenietgedaan door de moslims.
Aanlokkelijk aanbod
Achteraf gezien lijkt het beleg van Zara een voorbode voor wat zou volgen. De kruisvaarders veroverden de stad op 24 november 1202, na een korte strijd, maar paus Innocentius veroordeelde de aanval in felle bewoordingen. Hij excommuniceerde zelfs het voltallige kruisleger, maar hief de ban later op voor de niet-Venetianen. Daarnaast waren er meer aardse problemen: de plunderbuit van Zara viel tegen, en de geldzorgen bleven bestaan.
Hoop kwam in de vorm van een bijzonder gezantschap. Eind december arriveerden ambassadeurs van de Byzantijnse prins Alexios. Zijn vader, Isaäk II Angelos, was zeven jaar eerder van de troon gestoten, maar Alexios was uit gevangenschap ontsnapt. Sindsdien had hij aan de Europese hoven gelobbyd voor herstel van zijn erfenis. Daar had hij veel voor over. Alexios bood de kruisvaarders 200.000 zilvermarken, 10.000 troepen, en 500 ridders in het Heilige Land, als ze naar Constantinopel zouden reizen en de usurpator Alexios III Angelos zouden afzetten. En dat was nog niet alles; de prins beloofde de Oosters-orthodoxe Kerk onder pauselijke autoriteit te plaatsen.
Het was een zeer aanlokkelijk aanbod, en niet alleen omdat de kruisvaarders hun schuld konden aflossen. Er heerste al een diep wantrouwen tussen het Westen en Byzantium, dat recente kruistochten had belemmerd en de banden met moslimleider Saladin had aangehaald. De Venetianen zagen kans om hun commerciële positie in Byzantium te versterken. Zij waren bovendien niet vergeten dat ze in 1171 uit Constantinopel waren verdreven. Ook de markies van Monferrato, de nominale leider van de kruistocht, koesterde een persoonlijk wrok. Zijn jongere broer, Reinier, was door de Byzantijnen vermoord, en een oudere, Koenraad, was in doodsangst voor ze gevlucht.
De kruistochtleiders stemden uiteindelijk in met Alexios’ voorstel, vastbesloten om hun missie koste wat het kost voort te zetten. Maar net als Zara was Constantinopel een controversieel doelwit. De meeste manschappen zagen het niet zitten om opnieuw tegen geloofsgenoten op te trekken. Velen vertrokken, of probeerden een andere route naar de Levant te vinden. De paus, met Zara in gedachten, verbood elke inbreuk op christelijk gebied, maar ook dit hield de expeditieleiders niet tegen: de Vierde Kruistocht ging naar Constantinopel.
Op Corfu voegde prins Alexios zich bij de kruisvaarders, en samen voeren ze oostwaarts over de Middellandse Zee, door de Dardanellen, over de Zee van Marmara en de Bosporus in. Eind juni 1203 kwam de grootste metropool van de christelijke wereld in zicht. De kruisvaarders keken hun ogen uit. Elke westerse stad viel in het niet bij het 375.000 inwoners tellende Constantinopel, bij zijn ontzagwekkende muren, zijn wonderbaarlijke gebouwen: de Hippodroom, de keizerlijke paleizen en de Hagia Sophia. Maar politiek tumult had de stad kwetsbaar gemaakt, met slecht onderhouden verdedigingswerken en een bijna verdwenen marine. Bovendien bleek keizer Alexios III totaal onvoorbereid op het gevaar van de kruisvaarders.
Snelkookpan
Begin juli staken de belegeraars de Bosporus over, joegen de verdedigers van het strand, en namen de toren van Galata in, zodat hun schepen over de Gouden Hoorn de stad in konden varen. Toen openden de kruisvaarders de aanval op de noordoostelijke muren. Na veel uitvallen en beschietingen over en weer wisten de Venetianen een stuk muur in te nemen. Daarbij staken ze een groot vuur aan om de Byzantijnse verdedigers af te snijden. De brand verspreidde zich razendsnel en legde zo’n 120 hectare van de stad in de as. Bij de inwoners laaide woede op; de keizer had zich veilig in zijn paleis verschanst en was de strijd niet aangegaan. Nu kwam Alexios III toch nog in actie. Hij stelde zo’n 8500 man op tegenover 3500 kruisvaarders, maar toen het gevecht op het punt van losbarsten stond, liet zijn moed hem in de steek. Het Byzantijnse leger trok zich terug, en voor de vernederde keizer waren de rapen gaar: hij vluchtte de stad uit.
De zegevierende kruisvaarders installeerden prins Alexios als co-keizer, samen met zijn vader Isaäk, wiens ogen door zijn voorganger waren uitgestoken. Nu verwachtten de westerlingen snel te worden uitbetaald, zodat ze hun reis naar het Heilige Land konden vervolgen. Maar die hoop vervloog. De vers gekroonde Alexios IV bleek zijn gulle beloftes niet te kunnen waarmaken. Alexios III had een aanzienlijk vermogen uit de keizerlijke schatkist gesnoept, en om aan geld te komen namen zijn opvolgers een schandelijke maatregel: ze smolten de religieuze schatten van Constantinopel om. Alexios IV, die zijn troon aan de gehate kruisvaarders te danken had, maakte zich zo nog impopulairder bij zijn onderdanen. Die konden het al niet verdragen dat hun belegeraars nog altijd buiten de stadsmuren bivakkeerden, in afwachting van hun geld. In augustus 1203 kwamen westers-Byzantijnse spanningen tot uitbarsting in een groot oproer, waarbij opnieuw brand werd gesticht. Nog eens 440 hectare werd door de vlammen verzwolgen.
In deze snelkookpan van tegengestelde belangen kon Alexios IV niet overleven (Isaäk II was al eerder naar de achtergrond verdwenen). Eind januari 1204 werd de jonge keizer omvergeworpen door ‘Mourtzouphlos’, zo genoemd vanwege zijn dikke wenkbrauwen. Deze hoveling had zich gemanifesteerd als leider van de anti-westerse factie in Constantinopel, en nu zette hij alles op alles om de kruisvaarders uit de stad te verdrijven. De nieuwe keizer versterkte de muren, plaatste veertig steenwerpers, gromde dreigementen en ging de confrontatie met de westerlingen aan. Bij een zo’n uitval nam hij drie kruisridders gevangen, die hij aan de muur hing op ijzeren haken. Ook Alexios bleef niet gespaard; Mourtzouphlos zou de jonge troonpretendent eigenhandig hebben gewurgd.
De nieuwe keizer hing drie kruisridders aan ijzeren haken
De kruisvaarders waren verbolgen over dit verraad. Ze eisten dat Mourtzouphlos de gemaakte afspraken alsnog honoreerde, maar de keizer gaf geen millimeter toe. Een prangender probleem was dat hun voedsel opraakte nu ze geen toegang meer hadden tot de stadsmarkten. Dit maakte een terugreis vrijwel onmogelijk – en die vernedering was hoe dan ook te groot geweest. Er bleef maar één optie over: de totale verovering van Constantinopel.
Schaamteloze plundering tijdens de vierde kruistocht
De paus was uiteraard niet te spreken over dit besluit, maar ook het kruisleger moest overtuigd worden. De geestelijken in de gelederen preekten dat de aanval op Constantinopel spiritueel gerechtvaardigd was, omdat de Byzantijnen verraders en moordenaars waren, ongehoorzaam aan de Kerk van Rome. Om de heiligheid van hun missie kracht bij te zetten, zwoeren de kruisvaarders om bij binnenkomst in de stad geen vrouwen lastig te vallen of kerken te plunderen.
De doorbraak kwam op 12 april 1204: een gunstige wind blies de Venetiaanse schepen tegen de stadsmuren aan. Via ladders in de masten drongen strijders de torens binnen, en een andere groep sloeg een gat in een poort, waardoor de kruisvaarders de stad in stroomden.
Vrouwen werden verkracht, huizen leeggestolen, heiligdommen ontheiligd
Toen waren alle vrome beloftes snel vergeten. Terwijl de Byzantijnen op de vlucht sloegen, vermoordden de kruisvaarders iedereen die op hun pad kwam. Vrouwen werden verkracht, huizen leeggestolen en heiligdommen ontheiligd. In een waas van hebzucht en razernij grepen de soldaten van Christus alles waar ze hun oog op lieten vallen: kostbare juwelen, glimmende metalen, dure stoffen en talloze religieuze schatten, waaronder relieken van het Heilige Kruis, van Johannes de Doper en van andere heiligen. Uit de Hippodroom stalen de Venetianen vier beroemde bronzen paarden, die later op de gevel van de Basiliek van San Marco werden geplaatst. Volgens kruisvaarder Godfried van Villehardouin was er sinds de schepping nog nooit zoveel buit uit één stad geroofd.
Valse Boudewijn
Het lot van de eerste keizer van het Latijnse Rijk is in nevelen gehuld. Boudewijn I werd in april 1205 gevangengenomen door de Bulgaarse tsaar Johannitsa, maar over het vervolg bestaan verschillende verhalen. In één versie werd Boudewijn zonder armen en benen in een ravijn gegooid. In een andere wees hij de avances van de tsarina af, waarna hij aan de honden werd gevoerd. Johannitsa zou daarna wijn hebben gedronken uit Boudewijns schedel.
Twintig jaar later verscheen in Vlaanderen een kluizenaar die claimde de verdwenen keizer te zijn. Deze Valse Boudewijn vergaarde veel steun, en sloeg zelfs tien mannen tot ridder. Maar hij werd al snel ontmaskerd en geëxecuteerd.
Toen het stof was neergedaald, en de schulden waren afbetaald, richtten de kruisvaarders zich op politieke zaken. Ze hadden namelijk niet alleen een stad veroverd; een groot imperium was hun ten deel gevallen. Ze verkozen Boudewijn van Vlaanderen tot keizer van een nieuw Latijns Rijk, en verdeelden een aantal vazalstaten onder elkaar. De Venetianen kregen een waaier aan Griekse eilanden onder hun controle, waarmee ze hun grip op de Middellandse Zee verstevigden. Maar de kruisvaarders kregen nooit het gehele Byzantium in hun macht. Gevluchte edelen stichtten staten in Nicea, Trebizonde en Epirus, die zich als de ware erfgenamen van het oude keizerrijk presenteerden. Ook de Bulgaren vormden een constante dreiging. Na slechts 57 jaar bezweek het Latijnse Rijk onder al deze druk; in juli 1261 heroverden de Byzantijnen Constantinopel.
De grote stad van weleer was een schaduw van zichzelf geworden; daar hadden de kruisvaarders voor gezorgd. Het Byzantijnse Rijk was onherstelbaar beschadigd, en zette een gestage neergang in. Maar de ware erfenis van de Vierde Kruistocht ligt dieper. Het schokkende optreden van de kruisvaarders verpulverde het laatste restje vertrouwen tussen het katholieke Westen en het orthodoxe Oosten. Achthonderd jaar later raapte de paus nog steeds de brokstukken op.
Meer weten:
- La Conquête de Constantinople (1207) door Godfried van Villehardouin is een gedetailleerd ooggetuigenverslag en is online te lezen.
- The Fourth Crusade and the Sack of Constantinople (2005) door Jonathan Phillips biedt een toegankelijk overzicht.
- The Crusades (2010) door Thomas Asbridge plaatst de Vierde Kruistocht in een breder kader.
Openingsafbeelding: Kruisvaarders veroveren Constantinopel. Vijftiende-eeuwse miniatuur uit een kroniek door David Aubert.