In de Middeleeuwen was de Doorluchtige Republiek Venetië een grootmacht. De stadstaat dreef handel tot in China en had zelfs koloniën.
Eeuwenlang was Venetië een factor van belang in het Middellandse Zeegebied. De ligging op eilanden in een lagune beschermde de stad tegen vijandige legers. Aan het hoofd stond vanaf de achtste eeuw de doge, een militaire aanvoerder en ondergeschikte van de Byzantijnse keizer. Toen het Byzantijnse Rijk aan invloed verloor, gingen de Venetianen steeds meer hun eigen gang. De doge ontwikkelde zich eerst tot een absoluut vorst, later tot een democratisch gekozen beschermheer van de republiek. Hij had ook een belangrijke ceremoniële functie. Elk jaar trouwde hij symbolisch met de Adriatische Zee door vanaf een speciaal schip een ring in het water te werpen.
Meer beeldessays bekijken? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Handel was een belangrijke inkomstenbron voor de Venetianen. De elite van de stad bestond dan ook uit scheepskapiteins en kooplieden, terwijl in de rest van Europa de adel werd gevormd door grootgrondbezitters. Venetië had lange tijd een monopolie op de handel met de Levant. Veel producten uit het Midden- en Verre Oosten werden door Venetianen vanuit het oostelijke Middellandse Zeegebied naar Venetië gebracht. De stadstaat vormde zo een belangrijke schakel in de Zijderoute van en naar China.
Ideale samenleving
Inwoners van Venetië geloofden dat zij de uitverkoren opvolgers waren van de Romeinse Republiek. Zij zouden de ideale vrije, tolerante samenleving van de Romeinen voortzetten. Dit idee stond bekend als de ‘mythe van Venetië’.
Buitenlandse handelaren kregen alleen onder strenge voorwaarden toegang tot de Venetiaanse markt. Zo mochten de Duitsers uitsluitend opereren vanuit een eigen handelshuis, het Fondaco dei Tedeschi. Die fondaco was gevormd naar het Arabische voorbeeld van de funduq, waar christelijke handelaren in de Arabische wereld in huisden. De Duitsers hadden het monopolie op de handel naar het noorden, maar mochten hun waren niet doorvoeren naar de Middellandse Zee. Later kregen de Turken een Fondaco dei Turchi.
Door hun economische en politieke macht beheersten de Venetianen ook hun directe achterland. En dankzij hun superieure scheepsbouw konden ze zelfs overzeese gebieden toevoegen aan hun rijk. Wel werd Venetië voortdurend bedreigd door grote buren als het Frankische, Byzantijnse en Habsburgse Rijk. Maar die wisten de stad nooit in te nemen.
Overzeese koloniën
Vanaf de dertiende eeuw veroverden de Venetianen gebieden in het oostelijke Middellandse Zeegebied. Het grootste deel van de oostelijke Adriatische kust, Cyprus en Kreta gingen horen bij het overzeese rijk, de zogeheten Stato da Mar.
Na 1500 verloor Venetië aan invloed. West-Europese handelaren voeren zelf het Middellandse Zeegebied steeds verder binnen en vonden een nieuwe route naar de Oost, om Afrika heen. Dat ondermijnde de Zijderoute en de Venetianen raakten hun monopolie op de handel met het Oosten kwijt. Vanaf de zeventiende eeuw kreeg de stad een nieuwe bron van inkomsten, die nog steeds belangrijk is: toerisme.