Wat wordt de Nederlandse positie in het buitenland, na het vertrek van Rutte? Dat is historisch een spannende vraag. Want de ranking van landen is de afgelopen decennia een fluïde en onvoorspelbare aangelegenheid geworden. En dat heeft grote gevolgen voor een land van de omvang van Nederland.
Om dat uit te leggen, ga ik even terug naar de post-Napoleontische tijd. Nadat Napoleon korte metten had gemaakt met de internationale betrekkingen en de statenwereld van het ancien régime, werden er na 1815 nieuwe bepalingen opgesteld. Het Heilige Roomse Rijk bestond inmiddels niet meer, de Spaanse en Portugese wereldrijken waren verschrompeld. Frankrijk was verslagen. Er was ruimte voor een totaal nieuwe ordening. Hoe pakte men dat aan?
Meer columns lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Interessant genoeg werden aan de ene kant diplomatieke uniformiteit en gelijkheid ingevoerd: staatshoofden en diplomaten werden voortaan op alfabetische volgorde genoemd en binnengelaten bij bezoeken en conferenties. Ook richtte het Congres van Wenen een statistische commissie op om op basis van het aantal inwoners (‘zielen’) berekeningen en verdragen over landteruggave en handel op te stellen. Maar aan de andere kant werd er wel degelijk een hiërarchie aangehouden op basis van militaire slagkracht. De vier grote overwinnaars – Rusland, Pruisen, Oostenrijk en Groot-Brittannië – golden als eersterangsmogendheden: zij hadden Napoleon verslagen. Landen als Beieren, Württemberg, Nederland, Piemonte, Spanje en Portugal golden als tweederangsmogendheden, die alleen konden bestaan bij de gratie van allianties met (een van) de vier grote mogendheden. Derderangsmogendheden waren landen die dankbaar mochten zijn dat ze nog bestonden, zoals Denemarken, Saksen en kleinere Italiaanse en Duitse vorstendommen. Dit werd ook vastgelegd in verdragen.
Officieel werd deze ranking in de verdragen van de Volkenbond (1918) en VN (1945-1948) afgeschaft. Inofficieel bleef de hiërarchie natuurlijk bestaan, maar deze werd wel ondoorzichtiger. Soms mogen landen die meer dan 2 procent van hun BBP aan de NAVO betalen volwaardig meedoen met de ‘groten’. Maar ook een land met een leider die al lang meegaat, kan de rol van senior powerbroker spelen, zoals Rutte de afgelopen jaren bewees. Landen die een sterk handelsblok vormen, zoals de EU-kernlanden, hebben eveneens veel invloed – wat Groot-Brittannië tot zijn schade heeft ervaren.
Interessant genoeg is hier nog weinig aandacht voor. Maar het zal er de komende tijd toe gaan doen. Nederland heeft de afgelopen jaren immers ‘boven zijn gewicht’ meegedaan. Grote kans dat het door de EU vanaf nu vanwege instabiel verkiezingsgedrag – er komen steeds andere grote partijen bovendrijven – als minder betrouwbaar, of zelfs als lastig wordt beschouwd. Om nog maar te zwijgen over de positie van Nederland in de NAVO. Voor een land dat zo afhankelijk is van het buitenland, qua economie, industrie en militaire steun, is de rol van een derderangsmogendheid niet gunstig. Laten we hopen dat we die les niet opnieuw zo hardhandig moeten leren als in de eerste helft van de twintigste eeuw.