Home Dossiers Populisme Was Domela Nieuwenhuis een populist?

Was Domela Nieuwenhuis een populist?

  • Gepubliceerd op: 11 november 2009
  • Laatste update 27 nov 2023
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 14 minuten leestijd
Portret domela Nieuwenhuis
Populisme: Benito Mussolini houdt een toespraak
Dossier Populisme Bekijk dossier

Het socialisme uit de jaren 1880 van ‘Us Ferlosser’ Domela Nieuwenhuis richtte zich tegen de zakkenvullers op het pluche, maakte gebruik van scherpe tegenstellingen tussen ‘wij’ en ‘zij’, en werd geleid door een charismatische figuur. Is er een parallel te trekken met het moderne populisme, en valt Domela Nieuwenhuis te vergelijken met Fortuyn of Wilders?

Politici zijn net mensen. Over het algemeen houden ze niet erg van verandering; ze vinden het niet prettig als hun omgeving op de schop gaat. Het vak dat ze uitoefenen heeft zijn eigen, veelal ongeschreven wetten en regels. Zij weten precies wat kan en niet kan, hoe je zaken voor elkaar moet krijgen en hoe je kunt voorkomen dat tegenstellingen onoverbrugbaar worden.

Meer lezen over het populisme? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Daarom reageren ze vaak vijandig op nieuwkomers die zich niet aanpassen aan de mores en geen boodschap hebben aan de in de loop der tijd gegroeide verhoudingen. Dit is niet iets van de laatste jaren, van de tijd van Fortuyn en Wilders, maar speelde ook meer dan een eeuw geleden bij de opkomst van een nieuwe politieke stroming: het socialisme.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Toen het socialisme in Nederland, dat lange tijd een zaak van minuscule clubjes was geweest, in de jaren tachtig van de negentiende eeuw opeens een zekere massa-aanhang begon te krijgen, reageerden de liberale en conservatieve elites zeer verstoord. Dit was toch geen doen! Het grauw wilde invloed op het bestuur van het land! Hoe haalden ze het in hun hoofd! Wat deze heren vermoedelijk nog het meest stoorde, was dat het een van hen was die leiding gaf aan het zootje ongeregeld.

Wie anno 2009 terugkijkt op het socialisme uit de jaren 1880, komt al snel in de verleiding parallellen te trekken met het hedendaagse populisme. Ook toen ging het om een politieke stroming die volstrekt niet paste binnen de heersende politieke cultuur, om een beweging die gericht was tegen de baantjesjagers en zakkenvullers op het pluche, een partij die gebruikmaakte van een scherpe tegenstelling tussen ‘wij’ en ‘zij’, en geleid werd door een charismatische figuur. In hoeverre is deze parallel terecht, en valt Domela Nieuwenhuis inderdaad te vergelijken met Fortuyn of Wilders?

Predikant Domela Nieuwenhuis

Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) wordt nogal eens voorgesteld als de man die in zijn eentje het Nederlandse proletariaat wakker schudde uit zijn ‘slaafsheid’ en ‘doffe berusting’, de profeet die hier te lande het socialisme introduceerde. Helemaal correct is dat niet, aangezien er in Amsterdam al in 1848 Duitse handwerkslieden actief waren – leden van dezelfde Bund der Kommunisten die Marx en Engels de opdracht gaf het Communistisch manifest te schrijven.

De socialistische ideeën leefden vooral voort in de kringen rond de in 1855 opgerichte vrijdenkersvereniging De Dageraad. Deze club was zelf niet socialistisch, maar enkele arbeiders die lid waren, zoals kleermaker Hendrik Gerhard, molenaarsknecht Klaas Ris en de smid Willem Ansingh, speelden een belangrijke rol in de in 1869 opgerichte Nederlandse afdeling van de Internationale Arbeiders Associatie.

Nadat zowel de Nederlandse tak als de Internationale zelf ter ziele was gegaan – op het in 1872 in Den Haag gehouden congres van de Internationale was er een scheuring ontstaan tussen de aanhangers van Karl Marx en die van de Russische anarchist Michail Bakoenin – richtten de Nederlandse (lees: Amsterdamse) socialisten op 8 juli 1878 een Sociaal-Democratische Vereeniging (SDV) op.

De dag erna verscheen in De Werkmansbode, orgaan van het gematigde Algemeen Nederlansch Werklieden Verbond (ANWV) de eerste van een reeks anonieme ‘Sociale brieven’. Auteur van deze steeds radicaler getoonzette brieven was de lutherse predikant Domela Nieuwenhuis, die op dat moment werkzaam was in Den Haag. Als telg uit een welgestelde Amsterdamse familie van Deense afkomst maakte hij onmiskenbaar deel uit van de burgerlijke elite.

Onder invloed van de zogenoemde ‘moderne theologie’ **, en mede doordat hij op jonge leeftijd twee echtgenotes moest begraven, verloor Domela het geloof in een rechtvaardige en almachtige God. Bovendien werden hem in deze tijd ook de ogen geopend voor wat toen de ‘sociale quaestie’ genoemd werd: de mensonterende armoede en rechteloosheid waaronder een groot deel van de bevolking leed.

De snel radicaliserende Domela voelde zich al spoedig niet meer thuis in het gezapige klimaat van De Werkmansbode en startte daarom in maart 1879 zijn eigen blad, Recht voor Allen. Aanvankelijk voer het tijdschrift een links-liberale koers, en was het voor arbeiders ook veel te duur. Binnen een halfjaar veranderde echter niet alleen Recht voor Allen van inhoud en karakter, maar bekeerde Domela zich ook onomwonden tot het socialisme.

Op maandag 1 september 1897 nam hij met een toespraak officieel afscheid van de kerk. Dat hij inmiddels contact had met de socialistische veteranen bleek uit het feit, zoals hij in zijn memoires zou schrijven, dat ‘uit Amsterdam een heele wagon menschen was overgekomen onder wie de mannen der Internationale, die gebroken hadden met alle godsdienst, om in de kerk te komen luisteren naar die preek’.

De zondag erna sprak Domela op een door de Sociaal-Democratische Vereniging georganiseerde bijeenkomst in gebouw De Vereeniging in de Amsterdamse Warmoesstraat. Er waren tussen de zevenhonderd en duizend aanwezigen, volgens het politieverslag merendeels ‘fatsoenlijk geklede lieden, enkelen van hun vrouwen vergezeld’, die ademloos luisterden naar zijn anderhalf uur durende rede met de titel Wat is socialisme?. Hoewel Domela in de ogen van oudgedienden als Gerhard, Ris en Ansingh natuurlijk een nieuwkomer was, erkenden zij onmiddellijk dat deze voormalige dominee voor het moeizaam van de grond komende Nederlandse socialisme van onschatbare betekenis kon zijn.

De Amsterdamse SDV telde bij oprichting zo’n veertig leden, een aantal dat na vijf jaar was gestegen tot ongeveer tweehonderd. Vanaf 1880 werden ook verenigingen opgericht in Haarlem, Den Haag, Rotterdam, Leiden en de Zaanstreek. In 1881 verenigden deze clubs zich in een landelijke Sociaal-Democratische Partij, die zich het jaar erop de Sociaal-Democratische Bond (SDB) ging noemen.

Rond 1886 telde deze bond zo’n zesduizend leden. Van een echte landelijke organisatie was voorlopig nog geen sprake, en hoewel het bestuur officieel werd gevormd door een Centrale Raad, werd deze om praktische redenen geheel bemand met leden uit Den Haag. Hun onbetwiste aanvoerder was Domela Nieuwenhuis.

De invloed van Domela op het vroege socialisme, zowel in positieve als in negatieve zin, kan moeilijk worden overdreven. Maar kan de snelle groei van de SDB gedurende de eerste helft van de jaren 1880 alleen aan hem worden toegeschreven? Uit Waarachtige volksvrienden (2001), het uitstekende proefschrift van Dennis Bos over de vroege socialistische beweging in Amsterdam, blijkt duidelijk dat werd voortgebouwd op het werk dat de socialistische veteranen hadden verricht, terwijl vooral ook de informele netwerken in de verschillende wijken een belangrijke rol speelden bij de verspreiding van het socialisme. Bovendien leidde de economische crisis van die jaren tot snelle radicalisering van een deel van het proletariaat.

Er meldde zich een nieuwe lichting partijleden, die slechts een zeer vage notie van het socialisme had, maar vooral onmiddellijke actie eiste. Met name 1885 was een buitengewoon roerig jaar, wat niet in de laatste plaats werd veroorzaakt door bijzonder repressief politieoptreden. Bos heeft aangetoond dat, in weerwil van wat Domela en andere socialistische voorlieden beweerden, socialisten wel degelijk een belangrijke rol hebben gespeeld in het beruchte Palingoproer van juli 1886, waarbij 26 doden vielen.

Al met al kan voor Amsterdam, dat met afstand het belangrijkste socialistische bolwerk was en voorlopig ook zou blijven, gesteld worden dat de populaire Domela zeker een belangrijke rol heeft gespeeld bij de opkomst van de socialistische beweging, maar dat deze ook zonder hem tot ontwikkeling zou zijn gekomen, zoals het populisme ook zonder Pim Fortuyn in eenentwintigste-eeuws Nederland wortel zou hebben geschoten.

Domela Nieuwenhuis als messias

Om te zien of het vroege socialisme en het hedendaagse populisme meer dan oppervlakkige gelijkenis vertonen moeten we kijken naar de kenmerken van het moderne populisme. Dat is over het algemeen een tamelijk vaag omlijnde ideologie, zodat niet opvalt dat er onder de aanhangers groepen zijn die tegenstrijdige belangen hebben. Centraal staat het idee dat het ‘volk’ een homogene entiteit is, waarvan de leden grosso modo allemaal hetzelfde willen. Deze ‘volkswil’, die bovendien per definitie ‘goed’ is, wordt belichaamd door een charismatisch leider. Die leidt de beweging niet als een primus inter pares, maar als een profeet en ziener, zelfs een soort messias.

Het programma is voornamelijk negatief van karakter, aangezien men vooral aangeeft waar men tegen is, en vooral tegen wíé men is. Het populisme gaat uit van een heel sterke vriend-vijandtegenstelling, waarbij de ‘ander’ wordt gezien als acute en ernstige bedreiging. Naast een sterke afkeer van bepaalde bevolkingsgroepen, die als zondebokken fungeren, bestaan er minachting en wantrouwen jegens politici, intellectuelen en journalisten.

Terug naar de socialisten. Van een heel duidelijke socialistische ideologie, zoals die later kenmerkend was voor zowel de door Domela geïnspireerde anarchistische beweging als de parlementair georiënteerde Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), was in de jaren 1880 inderdaad nog geen sprake. Domela stortte zich weliswaar vol overgave op de lectuur van Karl Marx, maar zou nooit een dogmatische marxist worden. De meest ontwikkelde socialistische arbeider, Hendrik Gerhard, merkte over het eerste deel van Das Kapital op: ‘Onbegrijpelijk dat die man het noodig heeft geacht zoo’n dik boek van 800 bladzijden te schrijven om te bewijzen dat de meerwaarde van de arbeider opgeslokt wordt door een ander en niet in zijn eigen zak terechtkomt, dat heb ik mijn heele leven bij ervaring geweten.’

De aanhang van de SDB wordt door Bos gekarakteriseerd als ‘een uitermate bont gezelschap van spaarzame huisvaders en erkende dronkaards, oppassende gezinshoofden en losbandige lichtekooien, revolutionaire geweldenaars en bezadigde kiesrechtstrijders, Multatuli-adepten en analfabeten, kantoorbedienden, schoolmeesters en losse sjouwers, Duitsers, Friezen en Jordaners, mannen, vrouwen en kinderen’. Wat zij deelden was een vage gezindheid, waarin de woede om ten hemel schreiend onrecht en het verlangen naar een radicaal antwoord op de sociale ellende centraal stonden.

Hoewel er vandaag de dag meer sprake is van ontevredenheid en afgunst dan van werkelijke ellende en onderdrukking – het leven in een ‘prachtwijk’ is niet te vergelijken met dat in een Drentse plaggenhut of een kelderwoning in de negentiende-eeuwse Jordaan, en in tegenstelling tot Wilders werd Domela niet beveiligd, maar opgesloten in een isoleercel – is hier een overeenkomst tussen het vroege socialisme en het moderne populisme.

Bovendien werd ook toen sterk in termen van ‘wij’ en ‘zij’ gedacht. Het ging hierbij om het onderscheid tussen het hard werkende volk, wiens grieven en klachten niet werden gehoord, en een kleine kliek van profiteurs en parasieten. Deze elite van kapitalisten en haar handlangers werd niet gezien als een politiek tegenstander met wie men kon onderhandelen en die men kon dwingen tot enkele concessies, maar als een vijand die definitief verslagen moest worden.

Maar anders dan de meeste hedendaagse populistische bewegingen keerden de socialisten zich niet tegen een bepaalde minderheidsgroep, die als zondebok moest fungeren. Hoewel antisemitisme binnen de SDB af en toe de kop opstak, werden de Joden niet gezien als groep die eigenlijk uit de samenleving diende te worden verwijderd. Een van de belangrijkste oorzaken van de anti-Joodse gevoelens van sommige socialisten – Domela incluis – was het feit dat veel Amsterdamse Joden aanvankelijk bijzonder Oranjegezind en fel antisocialistisch waren.

Baantjesjagers

Bij de zogenoemde Oranjefuries van 1887, waarbij woningen en winkels van socialisten werden vernield, speelden Joodse inwoners van de armste wijken een belangrijke rol. Maar toen het socialisme vanaf de jaren 1890 ook onder het Joodse proletariaat aanhang begon te verwerven, ebden de antisemitische geluiden grotendeels weg. Voor zover er vooroordelen waren, werd daar geen politieke munt uit geslagen.

Ook de vroege socialisten koesteren een groot wantrouwen jegens politici en intellectuelen, wat zeker werd versterkt toen Domela’s lidmaatschap van de Tweede Kamer (1888-1891) weinig concrete resultaten opleverde. Toen binnen de SDB een stroming ontstond die toch de democratische instituties wilde gebruiken om de zo noodzakelijke hervormingen door te voeren – wat in 1894 resulteerde in de oprichting van de SDAP – werden deze ‘parlementairen’ uitgescholden voor ‘heren’ en ‘baantjesjagers’.

Toch was de beweging als geheel, in tegenstelling tot de huidige populisten, niet uitgesproken anti-intellectualistisch. Dat Domela werd bewonderd om zijn geleerdheid zegt niet zoveel, aangezien ook de Fortuyn-aanhangers hoog opkeken tegen ‘professor Pim’. Maar onder deze vroege socialisten, die meestal niet meer dan enkele jaren lager onderwijs hadden genoten, bestond een enorme honger naar kennis en algemene ontwikkeling. Ondanks hun bittere armoede gaven zij geld uit aan kranten, brochures en zelfs boeken.

De aanwezigheid van een charismatische leider is een van de meest in het oog springende kenmerken van een populistische beweging, en wat dat betreft scoorde het vroege socialisme heel hoog. Veel sterker dan Fortuyn – om van Wilders maar te zwijgen – werd Domela gezien als de profeet die het geknechte en uitgezogen volk naar het paradijs zou leiden.

Toen hij in 1887 in Amsterdam een afscheidsrede hield, omdat hij wegens majesteitsschennis tot een jaar eenzame opsluiting was veroordeeld, riep een der aanwezigen op trouw te zweren aan ‘de heer Domela Nieuwenhuis en zijn beginselen’. Spontaan legden de aanwezigen deze eed op de leider af, waarbij ze impliciet erkenden dat Domela en het socialisme één waren. Dat hij in Friesland de bijnaam ‘Us Ferlosser’ kreeg was niet het enige voorbeeld van de messiaanse verering die hem ten deel viel.

Regelmatig werd hij met Jezus vergeleken, wat overigens niet zo vreemd was, aangezien er onder invloed van de moderne theologie – waarin Jezus vooral werd gezien als meest voorbeeldige mens en niet als de zoon van God – sprake was van een ware Jezus-cultus. Overigens liet Domela, die met zijn lange haar en volle baard een Bijbels uiterlijk had, zich dit graag aanleunen en was hij niet te beroerd om er nog een schepje bovenop te doen. Toen hij naar de gevangenis moest vergeleek hij dit zelfs met de lijdensweg van Christus: ‘Elke hervormer heeft zulk een via dolorosa.’

Vegetarisme

De afstand tussen Domela en zijn aanhang was heel groot, en dat hield hij graag zo. Domela duldde geen gelijken naast zich en had een hekel aan mensen die hem durfden tegenspreken. Toen er binnen de SDB na verloop van tijd mannen opkwamen die ook over ideeën en leiderschapskwaliteiten beschikten, was dat een van de oorzaken van de scheuring van 1894.

Toch zag Domela zichzelf niet als een ‘verlosser’, maar veel meer als iemand die de weg wees, die het pad effende. Hij was ervan overtuigd dat de arbeiders het lot in eigen hand moesten nemen, dat zij zichzelf dienden te bevrijden. Anders dan hedendaagse populisten was Domela niet zomaar de spreekbuis van de rancune van het volk, maar geloofde hij heel sterk dat het zowel noodzakelijk als mogelijk was hen op te voeden tot betere mensen, die een deugdzaam en zinvol leven zouden leiden. Het ging hem heel duidelijk niet alleen om de verbetering van de materiële omstandigheden van de arbeiders.

Domela was degene die ervoor zorgde dat in Nederland, in tegenstelling tot de meeste andere landen, drankbestrijding een belangrijk onderdeel vormde van het socialistische streven. Ook bepleitte hij vegetarisme en pacifisme, waarmee hij inging tegen de aandriften van veel proletariërs. Wie door bittere armoede zelden vlees heeft kunnen eten staat niet te trappelen om op graan en knollen te gaan knagen. En uit wanhoop en woede waren velen maar al te zeer bereid geweld te gebruiken. Anders dan populisten stelde Domela hoge eisen aan zijn aanhangers, wat er mede toe leidde dat velen er na verloop van tijd de brui aan gaven.

Wie dat wil kan in de socialistische beweging van de jaren 1880 populistische ‘tendensen’ aanwijzen, maar eigenlijk geldt dat voor meer partijen. Creëerde de uiterst charismatische leider van de orthodoxe protestanten, Abraham Kuyper, met zijn ‘antithese’ ook geen onoverbrugbare ‘wij-zij-tegenstelling’?

Wie Domela en de SDB populistisch noemt, ziet echter over het hoofd dat deze beweging niet louter werd gedreven door rancune, dat de misstanden van toen onvergelijkbaar zijn met die van nu, dat er niet werd gezocht naar een weerloze zondebok en dat de aanhangers niet over de bol werden geaaid, maar werden opgeroepen een ander, beter en zinvoller leven te leiden.

Meer weten

  • Over de geschiedenis van het vroege socialisme verschenen al heel snel dikke boeken, zoals Bymholts Geschiedenis der Arbeidersbeweging in Nederland (1894) en De Dageraad der Volksbevrijding (1902-1905) van SDAP-voorman W.H. Vliegen. Dit zijn boeken van mensen uit de beweging zelf, en dus allerminst onpartijdig.
  • Een moderne, degelijke studie ontbreekt nog altijd. Wel is er veel literatuur over allerlei aspecten van en figuren uit de beweging. Interessant is de uit 1972 daterende dissertatie van J. Charité, De Sociaal-Democratische Bond als orde- en gezagsprobleem voor de overheid (1880-1888). Heel goed is Dennis Bos’ Waarachtige volksvrienden. De vroege socialistische beweging in Amsterdam 1848-1894 (2001).
  • Wie geïnteresseerd is kan uiteraard de memoires van Domela Nieuwenhuis lezen, Van christen tot anarchist (1910). Heel interessant is ook de door Bert Altena bezorgde familiecorrespondentie van Domela, En al beschouwen alle broeders mij als verloren broeder (1997).
  • De biografie van Jan Meyers, Domela, een hemel op aarde (1993), is heel leesbaar, maar niet erg diepgaand. Momenteel werkt Jan Willem Stutje, die eerder over Paul de Groot en Ernest Mandel schreef, aan een grote biografie van Domela.