De bouwwerken van de Romeinse architect Vitruvius zijn allang vergeten. Maar het boek De Architectura, dat hij voor zijn collega’s schreef, werd wereldberoemd. Het laat zien hoe groot het technisch vermogen van de Romeinen was. En het vormde een inspiratiebron voor de humanisten, met Leonardo da Vinci voorop.
Beton. Vloerverwarming. Kilometertellers. Allemaal relatief recente uitvindingen, verworvenheden van de moderne mens die het leven gemakkelijker en comfortabeler moeten maken. En toch bestaat er een 2000 jaar oud boek waarin deze dingen al staan beschreven – en dan niet als sciencefiction, maar als alledaagse realiteit: De Architectura, oftewel ‘Over de bouwkunst’, van de Romein Vitruvius.
Vitruvius (ca. 85–20 v.Chr.) was zijn hele leven architect en ingenieur. Hij maakte gebouwen, militaire installaties en infrastructuur voor de watervoorziening. Pas in zijn nadagen pakte hij de pen op. Hij was toen rond de zestig, wat in het Rome van zijn tijd een respectabele leeftijd was.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
‘Mijn gezicht is door ouderdom misvormd, slechte gezondheid heeft me mijn kracht ontnomen,’ schreef hij. Ook twijfelde hij nadrukkelijk over zijn schrijverskwaliteiten; hij was geen ‘volleerd filosoof, welbespraakt redenaar of literator die de fijne kneepjes van het vak beheerste’. Toch zou zijn boek onsterfelijkheid verwerven, en werd ‘Vitruvius’ een naam om niet te vergeten. Want niet alleen was hij de kroniekschrijver van het Romeinse innovatievernuft, ook ontketende hij veertien eeuwen na zijn dood een ware bouwrevolutie.
Vitruvius (ca. 85–20 v.Chr.) was zijn hele leven architect en ingenieur.
Vitruvius leefde in een tijd die van geen stilstaan wist. Hij maakte de nadagen van de Republiek mee, de uiteindelijke ondergang daarvan, de sociale onrust en de vernietigende burgeroorlogen die daarmee gepaard gingen. Hij was van de generatie die Augustus de eerste keizer van Rome zag worden. In het leven van Vitruvius was verandering geen kabbelende beek, maar een waterval.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Hij schreef De Architectura in de beginjaren van het keizerrijk. En hij droeg het met nadruk aan Augustus op. Die had hem een toelage gegeven – dat was misschien al aanleiding genoeg. Maar er was er nog reden, en die gaat dieper: Vitruvius verknoopte zijn eigen missie als auteur nauw met die van Augustus als ordebrengend heerser.
‘Aangezien ik constateerde,’ schreef hij in zijn opdracht, ‘dat u op grote schaal hebt gebouwd en nog bouwt, en dat u ook in de toekomst zorg zult dragen voor openbare en particuliere bouwwerken, die bij komende generaties de herinnering levend moeten houden aan de grootsheid van uw daden, heb ik vastomlijnde voorschriften opgesteld. Dan kunt u die als maatstaf nemen.’ Het klinkt bijna alsof hij zijn boek op verzoek van de keizer schreef, maar dat hoeft niet per se. Ook de tijdgeest kan de sturende hand zijn geweest.
Bouwhausse
Na de chaos van de voorbije jaren werkte Augustus aan een nieuwe orde: het toen al uitgestrekte rijk – in feite een onsamenhangend ratjetoe – moest tot een stabiele eenheid worden gesmeed, onwankelbaar gevestigd op het fundament van de oude, superieure Grieks-Helleense cultuur. En Rome, dat de allure van een provinciestad maar nauwelijks ontsteeg, moest daar het stralende middelpunt van worden.
Hij maakte de nadagen van de Republiek mee, de uiteindelijke ondergang daarvan, de sociale onrust en de vernietigende burgeroorlogen die daarmee gepaard gingen.
Terwijl de legioenen het rijk stevig begonnen te omheinen, en Vergilius met zijn Aeneis een nieuwe ontstaansmythe ontwierp die terugging op het zo bewonderde Griekse verleden, ontstond in de stad Rome een ware bouwhausse. En daar sloot Vitruvius’ boek naadloos bij aan.
Hij is optimistisch, maar laat ook de nadelen van massale vastgoedontwikkeling zien: charlatans die zich voordeden als experts. En opdrachtgevers die het schip in gingen, omdat ze in de fuik liepen van eindeloze kostenverhogingen.
Vitruvius was geen politicus. In zijn werkzame leven had hij een basiliek gebouwd, en waterleidingen en militaire installaties vervaardigd. Hij was een doener, dat was zijn rol. Maar tussen een puntsgewijze uiteenzetting van de werking van een waterklok en kundige tips voor het opzetten van een hijskraan in wees hij toch ook even op het goede voorbeeld van de Griekse stad Efese.
‘Als daar een bouwer de opdracht voor een openbaar werk accepteert, verklaart hij vooraf hoe hoog de bouwkosten zullen worden. Nadat hij deze raming bij de magistraat heeft gedeponeerd, worden zijn bezittingen in onderpand genomen, totdat het bouwwerk is voltooid. Wordt meer dan een kwart extra aan de bouw besteed, dan wordt het geld voor de voltooiing uit zijn bezit gevorderd.’ Zijn hartenwens: ‘Ik zou willen dat de onsterfelijke goden ervoor hadden gezorgd dat deze wet ook door het Romeinse volk was ingesteld.’
Vitruvius was conservatief
Het gezag om zoiets af te dwingen had hij natuurlijk niet. Wat hij wel kon was proberen het vak zelf te professionaliseren. Orde brengen in de bouwkundige zaken, zoals de keizer orde bracht in die van de staat. Op zoek gaan naar goede standaarden voor de verschillende technieken, en die in één werk presenteren.
Hij is optimistisch, maar laat ook de nadelen van massale vastgoedontwikkeling zien.
Ook de architecten zelf wilde hij in zekere zin standaardiseren. Architectuur was toen een veel breder begrip dan nu; het omvatte niet alleen bouwkunst, maar alle vormen van techniek. Vitruvius vond dat iemand zich pas architect mocht noemen als hij zich van jongs af aan in zo veel mogelijk wetenschappen en technieken had bekwaamd.
Bovendien vond hij het niet fatsoenlijk zelf actief opdrachten te verwerven. Je moest wachten tot je werd gevraagd.
Het lijkt erop dat hij dat laatste veel heeft gedaan. Beroemd als architect is hij in elk geval niet geworden. Niemand zou ooit nog van hem hebben gehoord als hij zichzelf niet op oudere leeftijd opnieuw had uitgevonden. Want van die hele bouwgekte van toen heeft uiteindelijk niets de tand des tijds zo ongeschonden doorstaan als zijn boek.
Voor ons opent De Architectura de wondere wereld van het Romeinse kunnen. Het is een encyclopedie, geschreven door een ware techneut, een viering van alles wat met bouwen te maken had. Hoewel… alles? Vitruvius haalde zijn neus op voor sommige nieuwerwetsigheden, zoals het beschilderen van stucwerk met kunstige illusies, bijvoorbeeld van ramen of pilaren. Want die ‘bestaan niet, kunnen niet bestaan en hebben nooit bestaan’.
Ook de architecten zelf wilde hij in zekere zin standaardiseren.
Zo volledig als De Architectura wilde zijn, de laatste mode kwam er niet in. Vitruvius was een conservatief. Het heeft iets paradoxaals: al lezend zien we hoe ver de Romeinen waren, maar tegelijkertijd kijken we met Vitruvius terug naar het verleden. Zijn helden en voorbeelden waren ‘de ouden’, oftewel de Grieken.
Vandaar dat hij uitgebreid ingaat op voorbeelden van architectuur die de Romeinen helemaal nog niet kenden. En neem ook de lange pagina’s waarin hij de verschillende Griekse zuilvormen nauwkeurig van elkaar onderscheidde – bijna alsof die symbool stonden voor zijn streven: het stutten van de Romeinse bouwkunde op die van de Grieken. Dat hij ‘de ouden’ op die manier in een Romeins keurslijf propte, zag hij niet als probleem. Het was juist de bedoeling.
Het is sowieso een misverstand om de Romeinen te zien als echte uitvinders. Zelf met waarlijk nieuwe dingen komen deden ze nauwelijks. Neem bij wijze van contrast de beroemde Bibliotheek van Alexandrië, gesticht in de tweede eeuw voor Christus. Die bestond niet alleen uit een boekenverzameling, maar bood ook een werkplaats aan de meest briljante en waanzinnig speelse techneuten die er te vinden waren. Daar werd bijvoorbeeld ’s werelds allereerste stoommachine uitgevonden, gewoon om te kijken of het kon. In Alexandrië ging het om uitvinden om het uitvinden. Pure kennisvermeerdering, een vrijplaats voor het menselijke vernuft.
Het is sowieso een misverstand om de Romeinen te zien als echte uitvinders.
De Romeinen hadden een ander soort techniekknobbel. Hun bijzondere talent bestond eruit zich andermans vindingen toe te eigenen, en die vervolgens slim te verbeteren en breed toepasbaar te maken. Ze hadden er ook welomlijnde doelen mee: rijksvorming, expansie, wereldmacht én fijne luxueuze hebbedingen voor de comfortminnende rijken.
Zulke rijken – extreem rijken zelfs – kwamen er steeds meer in Vitruvius’ tijd. En zij begonnen volop te profiteren van het technische kunnen dat voorhanden was. Bijvoorbeeld van de waterinfrastructuur met zijn fameuze aquaducten, mogelijk gemaakt door een ver doorontwikkelde boogmetselkunst. Als je genoeg geld meebracht, kon je een privéaansluiting krijgen, inclusief warmwatervoorziening en handige mengkraan voor in bad. Omgekeerd kon desgewenst je uitgescheiden vuil rechtstreeks doorgesluisd worden naar het openbare rioleringssysteem, dat op gezette tijden werd doorgespoeld met stromend water. En ook de vloerverwarming, die in de publieke badhuizen al langer zijn diensten bewees, vond zijn weg naar de meest fortuinlijke burgers – om uiteindelijk slim uitgebouwd te worden tot centrale verwarming voor het hele huis, mét thermostaat.
Weliswaar stond ergens in de keten van dergelijke faciliteiten een slaaf zich suf te zweten – zo moest het vuur voor dat warme water natuurlijk wel blijven branden -, maar voor de gebruiker was die niet meer dan een noodzakelijk onderdeel van de betreffende techniek. Voor Vitruvius trouwens ook niet. In zijn beschrijving van de vloerverwarming, uiterst nauwkeurig tot de precieze maat van de baksteentjes aan toe, is de slavenarbeid het enige detail dat niet wordt gespecificeerd. Op dat basale, praktische niveau schrijft Vitruvius de mens dus volledig weg.
Menselijk lichaam van Vitruvius
Maar op een ander, hoger niveau geeft hij hem juist een ereplaats, want hij baseerde zijn leer van de ideale verhoudingen op de menselijke maat.
Vitruvius constateerde dat het menselijk lichaam ideale verhoudingen heeft, dat wil zeggen dat ‘de proporties van de ledematen corresponderen met die van zijn gestalte als geheel’. Bouwwerken moesten volgens hetzelfde principe worden ontworpen: ‘De afmetingen van de afzonderlijke geledingen moeten in evenwichtige verhouding staan ten opzichte van het totaal.’ Het waren maar een paar alinea’s in zijn boek, en toch verwierf hij juist daarmee eeuwige roem.
Anderhalf millennium lagen Vitruvius’ woorden onder het stof van vervlogen tijden, zonder zelfs maar een vermoeden van hun bestaan. In de veertiende eeuw doken er de eerste fragmenten van op, en in 1414 werd een compleet manuscript teruggevonden. Maar pas nog een halve eeuw later, in 1486, kregen ze echt hun tweede leven. Met dank aan een splinternieuwe uitvinding, de drukpers, begon De Architectura aan een onverwacht succesvolle veroveringstocht van Europa.
Vitruvius constateerde dat het menselijk lichaam ideale verhoudingen heeft.
De man die de eerste druk verzorgde was Giovanni Sulpizio. Hij was een Italiaanse humanist, aanhanger van een vernieuwingsbeweging die idolaat was van de herontdekte klassieke Oudheid. En zo beet de tijd zich dubbel in de staart. Vitruvius werkte mee aan de nieuwe orde van Augustus door die te grondvesten op de oude Grieken; Sulpizio op zijn beurt greep terug op de oude Vitruvius in zijn deelname aan een heel andere, nog nieuwere vernieuwing.
Het waren de hoogtijdagen van de Italiaanse Renaissance. Niet meer de middeleeuwse God stond centraal, maar de mens, in alle opzichten. De beste illustratie daarvan kwam van Leonardo da Vinci. Vier jaar nadat De Architectura van de drukpers was gerold, tekende hij zijn legendarische Vitruvius-man. In de begeleidende tekst verwees hij rechtstreeks naar Vitruvius’ proportieleer.
Sulpizio intussen beperkte zich niet tot de theorie. Persoonlijk overzag hij de bouw van een Romeins theater, van onder tot boven zoals dat er in de Oudheid moest hebben uitgezien. Het was het begin van een nieuwe bouwkoorts – alleen deze keer niet beperkt tot Rome.
De ‘humanistische’ bouwstijl verspreidde zich noordwaarts tot Helsinki en Sint-Petersburg aan toe. Grieks-Romeinse zuilen begonnen de steden te bevolken, dé blikvangers van strak vormgegeven gebouwen, waarvan de maatvoering uiteraard zorgvuldig in harmonisch evenwicht was gebracht.
Maar wat eerst een nouveauté was – ook al was het eigenlijk heel erg oud – stolde gaandeweg tot een cliché. Een classicistisch architect hoefde niet origineel te zijn – liever niet zelfs. De stijlvoorschriften lagen vast, daar had hij zich aan te houden. In zekere zin de ideale wereld van Vitruvius.
Meer weten
- Handboek Bouwkunde (1999) Nederlandse vertaling door Ton Peters van De Architectura van Vitruvius.
- De klassieke wereld in 52 ontdekkingen (2018) door Leonard Rutgers.
Life of Brian: What Have the Romans ever Done for Us? (1979) te zien op YouTube.