We moesten de Bosatlas pakken. En een liniaal, een potlood en een vel papier. De vraag van onze onderwijzer van de zesde klas was simpel: wat was de kortste afstand tussen de DDR en ons klaslokaal?
De kaartenmaniak en fronterofiel in mij juichte. Waarom deden we zulke opdrachten niet iedere dag? Op de kaart vond ik snel het westelijkste puntje van de socialistische republiek, bij het stadje Lüneburg. De cijfers op de liniaal en de maatstaf van de kaart leerden mij dat het hemelsbreed 266 kilometer was. Vrijwel dezelfde afstand als van ons klaslokaal naar het Drielandenpunt.
Meer columns lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Maar we deden op die dag in 1980 geen oefening in kaartlezen. Het betekende, zo zei meester Hogenbirk sonoor, dat de eerste Sovjettanks zich bevonden op rijafstand van ons dorp. Bij de laatste klas van de lagere school hoorde dat we begrepen dat er een Koude Oorlog gaande was en dat er kanonnen waren gericht op ons pastorale eibernest. Het maakte indruk, een vaag spookbeeld promoveerde tot een concrete dreiging van schutters in de heg.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Tien jaar later was ik volwassen, de DDR ter ziele en zagen we in het Journaal dat het Rode Leger een amateurgezelschap was met sleetse kostuums. Het landschap ten oosten van Lüneburg opende zich, het bleek een coulisse vol achterstallig onderhoud en gruizige mensen. De tanks waar we zo bang voor waren, gingen op treinen naar afstelplekken achter de Oeral; zelfs de grootste voorraad mottenballen zou ze niet kunnen redden van de roestige vergetelheid. We moesten lachen dat we deze charlatans ooit serieus hadden genomen.
Behalve dat ik die tanks de afgelopen drie jaar alsnog heb gezien, dichterbij dan ik in 1980 had kunnen vermoeden. Veilig, op mijn telefoon, zag ik ze steeds dichterbij komen, uit het zelfmoordperspectief van Oekraïense drones die zich te pletter vliegen tegen naden in het plaatstaal. Waarna een andere drone vastlegt hoe de munitie explodeert en iedereen aan boord verast. Wat het tweede leger ter wereld heet te zijn, vecht met prullen uit mijn kindertijd. De afstelplekken van het einde van de Koude Oorlog zijn geleegd, de tanks zijn alsnog gebruikt.
De granaten die voor ons waren bedoeld, hebben de Oekraïners op hun dak gekregen. Die 266 kilometer is bijna exact de afstand die de Russen zijn doorgedrongen in hun buurland. Glas, zo zeggen de Fransen, heeft als lot dat het breekt. Tanks, zo kun je in het verlengde argumenteren, hebben als eindbestemming om te exploderen. Allemaal voor de droom van een man met het gezicht van een spitsmuis die in 1980 ergens ten oosten van Lüneburg de KGB bestierde. In 1990 zag hij gefrustreerd hoe mijn lagere school niet langer in zijn vizier lag. Dan maar op andere klaslokalen schieten.