Home Dossiers Psychologie Psychiatrie is vooral onmacht

Psychiatrie is vooral onmacht

  • Gepubliceerd op: 25 maart 2009
  • Laatste update 10 jan 2024
  • Auteur:
    Jan Dirk Snel
  • 6 minuten leestijd
De mannenafdeling van het krankzinnigengesticht van Utrecht.
Patiënt met neurasthenie
Dossier Psychologie Bekijk dossier

Misschien dat het kwam doordat ik wat traag van begrip was, maar pas als beginnend student kwam ik erachter dat psychiatrie een tak van de geneeskunde is. Ik vond het bijna beledigend. Medestudenten die medicijnen studeerden kende ik als ijverige lieden die ’s morgens al vroeg achter hun leerboeken anatomie zaten om heel saaie details ijverig in hun hoofd te stampen. Als je hun boeken doorbladerde, zag je dat er aan het menselijk lichaam allemachtig veel te verhapstukken viel – ik bedoel maar, je hebt zelfs afzonderlijke hoogleraren voor verschillende delen van het oog. Maar meenden medici dat ze de menselijke geest, als gewoon een vakje tussen andere, er ook nog wel even bij konden doen? Hadden ze daar dan ook al verstand van?

Nu ik de 1500 bladzijden achter de kiezen heb die Harry Oosterhuis en Marijke Gijswijt-Hofstra wisten te schrijven over de geschiedenis van de Nederlandse psychiatrie en gezondheidszorg in de laatste 140 jaar, verdeeld over drie zware banden waar een psychotische patiënt een ander toch lelijk mee zou kunnen verwonden, weet ik het antwoord: nee, daar hebben ze geen verstand van. Mijn intuïtie van destijds bleek te kloppen. Psychiaters hebben geen idee wat ze doen, al zijn hun bedoelingen nog zo goed.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Een verwijt is dat niet. De menselijke geest is nu eenmaal een lastig en ondoorgrondelijk ding, en anderen – psychologen, geesteswetenschappers – weten het ook niet. Bovendien zetten psychiaters in feite alleen maar de oude traditie van de geneeskunde voort. Jan Hendrik van den Berg, een zenuwarts die psychotherapeut en historisch fenomenoloog werd, heeft de geneeskunde weleens in drie tijdvakken ingedeeld: tot 1870 heerste de medisch onmacht, daarna zette een overgangsperiode van toenemende technische beheersing in, en pas sinds ongeveer 1960 kunnen we van werkelijke medische macht spreken. De psychiatrie is nooit aan die laatste fase toegekomen en hooguit een beetje aan de tweede.

Nog altijd is psychiatrie vooral onmacht. Geneeskundigen wisten de hele geschiedenis door wel steeds meer over het lichaam, maar het duurde heel lang voor ze ook min of meer gegarandeerde oplossingen voor storingen aan dat lichaam paraat hadden. Als dit een geschiedenis van de chirurgie of een andere tak van geneeskunde was geweest, dan was het een verhaal geworden over wetenschappelijke en technische vooruitgang, over grote doorbraken. Oosterhuis en Gijswijt-Hofstra hebben echter vooral een sociale cultuurgeschiedenis te bieden. De stof dicteert die aanpak. Dit is vooral een verhaal over zich wijzigende menselijke relaties. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Freud

Toen de oude, soms nog middeleeuwse inrichtingen voor de opvang van behoeftigen, zieken en verwarden in de loop van de negentiende eeuw wat helderder georganiseerd werden en er ook nieuwe krankzinnigengestichten werden opgericht, lag het op zich wel voor de hand dat medici daarbij de leiding op zich namen. Je had immers slecht drie professies: geneeskunde, rechten en theologie. Het ging om een zakelijke aanpak van geestelijke verwarring, om gevallen die buiten de directe competentie van predikanten en priesters lagen. Dus moesten artsen het maar doen. Juristen bleven tot 1916 overigens bij alle opnames in Nederland betrokken, want zonder rechterlijk besluit was een opname niet mogelijk, ook niet vrijwillig.

Sindsdien heeft de psychiatrie altijd gelaveerd tussen een natuurwetenschappelijke, biomedische en een meer geesteswetenschappelijke benadering. Het aardige van de Nederlandse verzuiling is dat die in feite tot een bredere en meer dynamische aanpak geleid heeft. Katholieke en gereformeerde geneesheren stonden nogal wantrouwig tegenover een reductionistische, materialistische aanpak en kozen vaak voor een fenomenologische oriëntatie: in feite kwam die erop neer dat je de patiënt als mens gewoon serieus nam.

Opvallend genoeg werd trouwens ook de psychoanalyse, verzonnen door een uitgesproken atheïst, al snel door enkele gelovige zenuwartsen opgepakt: in de diepe afgrond van het onderbewuste zagen ze wel iets. Freuds fantasievolle ideeën hebben trouwens slechts korte tijd – rond de jaren zestig – enige invloed gehad, en dan meer in de extramurale psychotherapie dan in de inrichtingspsychiatrie.

Enige vooruitgang zit er uiteraard wel in het verhaal. Alleen al het feit dat het aantal patiënten dat is opgenomen sinds 1956 is gedaald en procentueel lager ligt dan een eeuw geleden, is al gunstig. En de behandeling is over het algemeen minder massaal en menselijker geworden, al houden de klachten tot heden aan. Over zijn ervaringen in een gesticht in de jaren dertig meldde psychiater A. Querido: ‘Als je het bekeken, onderzocht en van een etiket voorzien had, dan was de zaak afgelopen.’

Hij was iemand die de sociale psychiatrie uitvond en persoonlijke relaties en leefomstandigheden bekeek. Dat was een hele verbetering, maar nog steeds komt een deel van de psychiatrie niet veel verder dan classificeren – nu volgens het bekende Amerikaanse systeem DSM – en wat beheersen, al dan niet met medicijnen. Vanaf het Interbellum worden patiënten ook systematisch tot meer activiteit aangezet, al was het nadeel dat zo ongeveer alles tot ‘therapie’ werd bestempeld, ‘zelfs als je gewoon een boterham at’, zoals een patiënt opmerkte. 

Huiskamers

De hoofdlijn van het verhaal gaat dan ook niet over menselijk lijden, maar over beroepsbeoefenaren die trots een vak opbouwen. Het aantal werkers in de geestelijke-gezondheidszorg is veel sterker gestegen dan het aantal cliënten. En de onderlinge verhoudingen zijn enorm veranderd. Mooi zijn de verhalen over artsen die in het begin van de twintigste eeuw ergens binnenkwamen, gezag dienden uit te stralen, maar van de verpleging stiekem moesten afkijken hoe het eigenlijk moest. Of over hoofdverpleegsters die artsen over zalen rondleidden en bepaalden welke patiënten zij al dan niet te spreken kregen. De verpleging was de baas.

De maatschappelijke omwenteling van de jaren zestig maakte niet alleen verhoudingen tussen stafleden meer egalitair, maar ook die tussen personeel en patiënten. Op Wolfheeze begon directeur H. van der Drift daar al in 1953 mee: hij sloopte hekken tussen paviljoens en zorgde dat patiënten er fleurig uitzagen. Mooi is de foto waarop de geneesheer-directeur op de viool en zijn echtgenote op de piano menuetten dansende patiënten begeleiden.

De foto’s vertellen op zich een eigen verhaal: in het begin zijn de gebouwen statig en voornaam. Na de Tweede Wereldoorlog worden ze steeds lelijker en rommeliger. Vanbinnen worden de grote hoge zalen vervangen door beelden van zogenoemde ‘huiskamers’, die een gezelligheid moeten uitstralen die in alle treurigheid ontbreekt.

Verward van geest en ander ongerief is een zo volledig overzicht dat de schrijvers aan het eind zelfs nog een uitgebreide opsomming van lacunes in het onderzoek geven. Vooral voor mensen die in de psychiatrie werken, zal het smullen zijn. Voor anderen is het te veel. Het valt te hopen dat de twee auteurs de hoofdlijnen nog eens in een bladzijde of tweehonderd voor een algemeen publiek willen samenvatten.

Verward van geest

Verward van geest en ander ongerief. Psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg in Nederland (1870-2005)
Harry Oosterhuis, Marijke Gijswijt-Hofstra
3 delen, 1522 p. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde/ Bohn Stafleu van Loghum, € 135,00

Openingsafbeelding: De mannenafdeling van het krankzinnigengesticht van Utrecht.