De diagnose van psychische problemen verschilt per periode. Historicus Luuc Kooijmans onderzocht hoe zeventiende-eeuwers aankeken tegen een getroebleerde geest. En hoe ze daarmee omgingen.
Overspannenheid, depressie, schizofrenie, psychose, bipolaire stoornis, borderline, angst- en dwangstoornissen – er bestaat tegenwoordig een waaier aan namen en etiketten voor geestelijke problemen. De precieze classificatie en benaming zijn voortdurend in ontwikkeling. Ook zeventiende-eeuwers zagen in dat het ene psychische probleem het andere niet was. Maar uiteindelijk zagen ze daarvoor wel één oorzaak: melancholie.
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Melancholie was het Griekse woord voor zwartgalligheid. Het verwijst naar de klassieke theorie dat de gemoedstoestand van de mens werd bepaald door de verhouding tussen de vier lichaamssappen of humores: bloed, slijm, gele gal en zwarte gal. Wanneer deze in balans waren was er niets aan de hand, maar als een van deze sappen domineerde kon het misgaan. Zo was iemand bij wie het bloed overheerste erg vurig, leidde te veel gele gal tot grote irritaties en kon een overmaat aan zwarte gal resulteren in neerslachtigheid, paranoia of waanvoorstellingen.
De melancholicus kon depressief of juist euforisch zijn, zich wantrouwend of agressief gedragen, te veel drinken, zichzelf verwaarlozen, of denken dat hij van glas was, zodat hij voortdurend bang was in scherven uiteen te vallen. De rede had geen controle meer over zijn emoties, zodat de melancholicus volgens de humanist Dirck Volckertszoon Coornhert leed aan ‘zwackheyd des ghemoeds’.
In Melancholie in de Gouden Eeuw probeert Luuc Kooijmans zeventiende-eeuwse patiënten niet te diagnosticeren volgens de huidige inzichten, maar kijkt hij naar de toenmalige omgang met dergelijke verschijnselen. Hij besteedt onder meer aandacht aan het standaardwerk uit die tijd, Robert Burtons The Anatomy of Melancholy (1621). Ook behandelt hij Nederlandse bronnen. Zo gaat hij in op de psychische problemen van geleerden als Caspar van Baerle, beter bekend als Barlaeus, en Constantijn Huygens, de dichter Willem van Focquenbroch en schilder Emanuel de Witte.
De laatste stond erom bekend dat hij zijn hartstochten vaak ‘de volle toom’ gaf en alles en iedereen beschimpte en belasterde, zodat zijn biograaf concludeerde dat zijn kunst voorbeeldig was, maar zijn leven ‘tot een afkeer en verfoeizel [moest] strekken’. Uiteindelijk pleegde de schilder zelfmoord, wat door de kerk fel werd afgekeurd, maar waarvoor in de samenleving meer begrip werd getoond. Melancholie in de Gouden Eeuw vertelt niet alleen veel over het lot van mensen met psychische problemen, maar tevens over de zeventiende-eeuwse samenleving als geheel.
Melancholie in de Gouden Eeuw
Luuc Kooijmans
298 p. Prometheus, € 24,99
Bestel bij Libris.