Dankzij zijn rijke geschiedenis telt Groot-Brittannië natuurlijk volop Grote Namen. Het genre van de biografie is er dan ook zeer populair. Een van die Grote Namen is Adam Smith, de achttiende-eeuwse Schotse filosoof die wordt gezien als de grondlegger van het kapitalisme. Toch kreeg Nicholas Phillipson, auteur van Adam Smith. An Enlightened Life, vaak de raad af te zien van een dergelijk werk. Smith had immers vanaf zijn ziekbed opdracht gegeven al zijn papieren te verbranden, waardoor er amper materiaal overbleef voor een biograaf.
Gelukkig liet Phillipson zich hierdoor niet tegenhouden, want An Enlightened Life is het lezen meer dan waard. Een klassieke biografie is het echter niet. Over Smith’ persoonlijkheid komen we weinig meer te weten dan dat hij een ietwat wereldvreemde en excentrieke man was, die het grootste deel van zijn leven bij zijn moeder woonde. Ook zijn doen en laten blijven veelal speculatief. Phillipson heeft terecht niet geprobeerd de details uit Smith’ leven krampachtig in te vullen, maar heeft zich geconcentreerd op wat wel voorhanden was: de gepubliceerde werken van de filosoof.
Meer lezen over Engeland? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Het boek draait om Smith, maar is uiteindelijk een studie van zijn omgeving geworden. Helder bespreekt Phillipson de invloeden die het denken van Smith hebben gevormd en geïnspireerd. Intellectueel gezien, zo betoogt Phillipson, was Smith op zoek naar de ultieme ‘science of men’ waarin de principes van de sociale en politieke organisatie van de menselijke beschaving werden blootgelegd. Oorspronkelijk had Smith vier boeken voor ogen, maar uiteindelijk publiceerde hij er maar twee: het moreel-sociologische traktaat The Theory of Moral Sentiments en The Wealth of Nations, een onderzoek naar de werking van de economie. Smith had weinig vertrouwen in de menselijke ratio. Volgens hem vormden de sentimenten veeleer de basis voor het menselijk handelen. Negatief hoefde dit niet te zijn. Immers, een van de belangrijkste sentimenten, aldus Smith, was ‘sympathy’, het vermogen zich in te leven in anderen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Deze opmerking heeft belangrijke gevolgen voor het begrip van Smith’ economische theorie, stelt Phillipson. Smith schreef inderdaad dat het streven naar ‘self-interest’ vaak bijdroeg aan het algemeen belang, maar in tegenstelling tot wat de huidige vrijemarktdemagogen vaak uitdragen, was ‘self-interest’ bij Smith geen synoniem voor zelfverrijking. Financiële winst was er een onderdeel van, maar het streven naar meer abstracte zaken als geluk en maatschappelijk respect was dat evenzeer.
Een meer traditionele biografie is het recent verschenen Attlee. A Life in Politics van Nicklaus Thomas-Symonds, docent aan de Universiteit van Oxford. Centraal staat Clement Attlee, de Labour-politicus die tussen 1945 en 1951 als premier Groot-Brittannië omvormde tot een verzorgingsstaat en grote delen van het Britse Rijk dekoloniseerde. Historici hebben Attlee al vaak de grootste Britse premier van de twintigste eeuw genoemd. Toch was het schrijven van een biografie over deze man een uitdaging, stelt Thomas-Symonds, want: Attlee bezat ‘no significant personality at all’. Daarmee bevestigt de auteur het beeld van Attlee als een ‘little nonentity’ en ‘a little mouse’, zoals hij door tijdgenoten werd omschreven. Dat Attlee desondanks zes jaar premier was en twintig jaar aan het hoofd stond van de Labour-partij is op z’n minst een paradox.
Thomas-Symonds zoekt de verklaring in Attlees specifieke ‘stijl van leiderschap’. Hij analyseert hoe Attlee zich nooit als voortrekker van de partij heeft opgesteld, maar eerder als de woordvoerder ervan. Zijn belangrijkste taak als premier was anderen aan het werk te zetten en niet om hun zijn mening op te dringen. Bijgevolg ging het hem in zijn premierschap niet zozeer om zijn beleid als wel om dat van Labour. Deze opstelling, aldus Thomas-Symonds, maakte hem na het verraad aan de partij van de vorige Labour-leider, Ramsay MacDonald, tot een aantrekkelijke voorman. Bovendien hoefde de partij zo geen keuze te maken tussen Ernest Bevin en Herbert Morrison, Labour-prominenten die wél grote ego’s tentoonspreidden en die elkaar niet konden luchten of zien.
Toch is het de vraag of grijze muis Attlee werkelijk zo grijs was. Thomas-Symonds maakt namelijk duidelijk dat Attlee het beleid op bepaalde punten wel degelijk stuurde. Zo was hij degene die India’s onafhankelijkheid tot stand bracht. Ook de ontwikkeling van Groot-Brittannië tot een atoommacht ziet de auteur als Attlees persoonlijke verantwoordelijkheid.
Van een heel andere orde is Capital Affairs. London and the Making of the Permissive Society van Frank Mort, hoogleraar culturele geschiedenis in Manchester. Kort samengevat handelt dit boek over seks en erotisch vermaak in Londen in de jaren vijftig en de vroege jaren zestig. Een tijd waarin zaken als homoseksualiteit en sodomie, evenals alle vormen van prostitutie in Groot-Brittannië, nog strafbaar waren en moraalridders publiekelijk het hoogste woord voerden.
Interessant is de manier waarop Mort ooggetuigen en betrokkenen gebruikt als historische gidsen. Zo voert de journalist Douglas Sutherland de lezer mee naar de kroegen, de stripclubs en de prostituees in de nauwe straatjes van West End. Terwijl John Wolfenden, als voorzitter van een commissie die onderzoek deed naar homoseksualiteit en prostitutie, een inkijkje biedt in de seksuele moraal van de bestuurlijke en politieke elite.
Mort wil aantonen dat de vaak genoemde seksuele bevrijding uit de jaren zestig veel minder een cultuuromslag betekende dan doorgaans wordt aangenomen, maar dat deze een lange voorbereiding kende waarbij seks en erotiek steeds openlijker deel werden van het maatschappelijke, economische en politieke leven.
Cruciaal in de veranderende houding ten aanzien van seksualiteit, aldus Mort, was het optreden van de aloude Britse upper class. Hij stelt dat de maatschappelijke invloed van de elite sinds de Tweede Wereldoorlog door de democratiserende werking van de oorlog en door de uitbouw van de verzorgingsstaat sterk is afgenomen. Ondertussen bleef de invloed van de elite op het gebied van de seksuele moraal wel toonaangevend. Leden van die elite leidden openlijk een promiscue en excentriek leven. In eerste instantie had dat veel rumoer en verontwaardiging tot gevolg, maar uiteindelijk plaveiden zij daarmee de weg naar een meer verdraagzame houding ten aanzien van verscheidene vormen van seksualiteit.
Morts stelling is intrigerend, maar vormt tegelijk een probleem. Hij spreekt wel over de invloed van de elite, maar toont deze in zijn studie niet echt aan, waardoor zijn bewering enigszins geforceerd overkomt. Zijn verhaal blijft te veel steken in extremen en schandalen en anoniem vermaak om te spreken van een algehele mentaliteitsverandering. De hoofdrolspelers die hij kiest zijn maatschappelijke buitenstaanders en randfiguren aan de ene kant en een groep politiek, cultureel en economisch machthebbers aan de andere kant. De vraag is waar de middenklasse bleef.
Meer weten
- Adam Smith. An Enlightened Life door Nicholas Phillipson
- Attlee. A Life in Politics door Nicklaus Thomas-Symonds
- Capital Affairs. London and the Making of the Permissive Society door Frank Mort.