Nederland droeg in 1962 Nieuw-Guinea over aan Indonesië, met de belofte dat de bevolking binnen een paar jaar zou mogen kiezen tussen bij Indonesië blijven of onafhankelijk worden. Er kwam in 1969 inderdaad een volksraadpleging, maar die was verre van vrij. De documentaire The Promise blikt met unieke archiefbeelden en interviews terug op het lot van de Papoea’s als speelbal van geopolitieke krachten.
In de koloniale tijd was Nieuw-Guinea voor Nederland een oninteressant buitengebied. Dat veranderde na de Tweede Wereldoorlog. Om na het verlies van Indië nog enige invloed in Azië te behouden, klampte Nederland zich vast aan het enige overgebleven koloniale gebied. De 800.000 Papoea’s moesten, in de woorden van een ambtenaar in die tijd, ‘uit de misère van het stenen tijdperk’ worden getrokken. Nieuw-Guinea moest een modelkolonie worden. In het gebied werden huizen gebouwd, scholen gesticht en vliegvelden aangelegd. Nederland wilde een moderne kolonisator zijn en stelde de Papoea’s zelfbeschikking in het vooruitzicht.
Er kwam niets van terecht, want Indonesië eiste de kolonie op en na Amerikaanse druk vertrok Nederland in 1962. De toegezegde volksraadpleging (Act of free choice) bleek in 1969 vanwege Indonesische intimidatie een wassen neus. De Nederlandse belofte van zelfbeschikking was niets waard. Ondertussen ontpopte Indonesië zich tot een wrede bezetter. The Promise stelt dat in de afgelopen zestig jaar 500.000 Papoea’s zijn vermoord. Dat dit wereldwijd nauwelijks aandacht krijgt, wijten activisten aan de economische belangen van veel landen – waaronder Nederland – in Indonesië. De treurige constante in de geschiedenis is dat er altijd zonder de Papoea’s over de Papoea’s wordt beslist.
