Home Misverstanden over de dekolonisatie van Nieuw-Guinea

Misverstanden over de dekolonisatie van Nieuw-Guinea

  • Gepubliceerd op: 24 oktober 2017
  • Laatste update 21 feb 2024
  • Auteur:
    Bart Stol
  • 11 minuten leestijd
Misverstanden over de dekolonisatie van Nieuw-Guinea

Waarom nu?

Bij een strijd tussen rivaliserende stammen in Papoea-Nieuw-Guinea zijn tientallen doden gevallen.

Over het verlies van Nieuw-Guinea worden altijd dezelfde verhalen verteld. Nederland zou een naïef, emotioneel beleid hebben gevoerd. Maar was dat wel zo? Onderzoeker Bart Stol ontzenuwt de belangrijkste misverstanden.

In 1949 moest Nederland afstand doen van het dierbare Indië. Maar Den Haag hield vast aan westelijk Nieuw-Guinea, het minst ontwikkelde gebied van de oude kolonie. Hier begon Nederland in de jaren vijftig een nieuw avontuur, waarbij het zich ook opwierp als hoeder van de oorspronkelijke bevolking: de Papoea’s. Het leidde tot grote spanningen met Indonesië, dat het gebied opeiste. De Indonesische president Soekarno toonde zich onverzettelijk en kreeg steun van de Sovjet-Unie.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

In 1962 dwong de Amerikaanse regering-Kennedy Nederland om westelijk Nieuw-Guinea alsnog aan Indonesië over te dragen. Zo wist zij een mogelijke nieuwe oorlog tussen Nederland en Indonesië te voorkomen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De Nederlandse Nieuw-Guineapolitiek is vaak verguisd. Den Haag zou vooral gedreven zijn door rancune jegens Indonesië, naïef idealisme en een gebrek aan realiteitszin. Maar dat blijkt te kort door de bocht. Vijf onjuiste aannames over het Nederlandse Nieuw-Guineabeleid op een rij.

1. Emotioneel

Vraag een historicus waarom Nederland het barre westelijk Nieuw-Guinea in 1949 überhaupt wilde behouden, en grote kans dat deze zal zeggen: emoties! Volgens de gebruikelijke verklaring waren de meeste Nederlandse politici zo gefrustreerd over het verlies van Indië dat ze zich uit koloniaal ressentiment en sentimentaliteit op de valreep vastklampten aan dit achtergestelde gebied. Veel historici beschouwen de actie als een krampachtige poging om iets van koloniale grandeur te behouden en tevens om een lange neus te maken naar de Indonesische nationalisten, de vermaledijde president Soekarno voorop.

Op deze verklaring is het nodige af te dingen. Niet de toenmalige politici leden aan blikvernauwing, maar de historici die hun besluit later veroordeeld hebben. Zij hebben zich eenzijdig gefocust op de Nederlands-Indonesische betrekkingen in 1949. Daarbij hebben ze bepaalde kenmerken, zoals frustraties om het verlies van Indië, een te grote plaats gegeven in hun analyse. Ze gaan eraan voorbij dat het idee dat Nederland westelijk Nieuw-Guinea van Indonesië kon loskoppelen al eerder had postgevat.

Veel historici beschouwen het behoud van Nieuw-Guinea als een krampachtige poging om iets van koloniale grandeur te behouden

Veel koloniale mogendheden begonnen zich vanaf de jaren 1920 en 1930 al meer te interesseren voor de nauwelijks ontwikkelde gebieden binnen hun vaak uitgestrekte imperia. Veel (Indische) Nederlanders keken net als de Australiërs naar Melanesië: de verzameling eilanden in de Pacific waarvan Nieuw-Guinea etnisch en geografisch deel uitmaakt. Sommigen van hen zagen Nieuw-Guinea als een mogelijk nieuwe vestigingskolonie; bedrijven vermoedden de aanwezigheid van grondstoffen. Politici zagen Nieuw-Guinea ook als een middel om de Nederlandse presentie in de Oost te handhaven, als Indië onafhankelijk zou worden. Daarnaast vonden veel Nederlanders dat de oorspronkelijke bewoners, de naar westerse maatstaven nog nauwelijks ontwikkelde Papoea’s, onder Nederlandse voogdij moesten blijven – in elk geval tot zij klaar waren om te bepalen of hun politieke toekomst in Indonesië lag of in bijvoorbeeld een Melanesische federatie.

Indonesische demonstratie in augustus 1962, vlak voor Nederland afstand doet van Nieuw-Guinea. De militairen dragen een groot portret van Soekarno met zich mee.

In de late jaren veertig was het voor veel (Indische) Nederlanders niet langer de vraag of Nederland het gebied moest blijven besturen, maar of dat binnen of buiten een hervormd Nederlands-Indië zou gebeuren. Toen in het bewogen jaar 1949 bleek dat Nederland Indië moest loslaten, werd het antwoord op die vraag gegeven. Emoties over dat verlies hebben de wens om Nieuw-Guinea te behouden versterkt, maar die niet veroorzaakt.

2. Onredelijk

Begin jaren negentig interviewde journalist J.G. Kikkert oud-minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns. Volgenst Kikkert beweerden ‘boze tongen’ dat Luns ‘de zaak Nieuw-Guinea zo lang had gerekt in de hoop dat in Indonesië Soekarno ten val zou worden gebracht’. Luns ontkende dit niet: ‘Ik achtte het niet onmogelijk dat met een andere regering in Jakarta een bevredigender regeling over Nieuw-Guinea mogelijk zou zijn geweest.’

Van 1952 tot 1971 is KVP’er Joseph Luns minister van Buitenlandse Zaken. Hij probeert tijd te rekken in de hoop dat Soekarno van het toneel verdwijnt.

Het is een opmerkelijk antwoord van een van de voornaamste architecten van de Nederlandse Nieuw-Guineapolitiek. Den Haag, Luns voorop, is immers vaak onredelijkheid verweten tegenover Indonesië. Sommige historici hebben zelfs gesteld dat Luns in 1962 bereid was om een oorlog met Indonesië te riskeren.

Luns’ ontboezeming toont dat er iets anders aan de hand was. De meeste Nederlandse politici wilden best met Indonesië tot een vergelijk komen. Dat wilden ze al in 1949 en 1950. Ze vroegen zich echter af of Indonesië Nederland en de Papoea’s wel een eerlijke deal gunde. Zolang de als fel anti-Nederlands en onberekenbaar te boek staande Soekarno de Indonesische politiek domineerde, gingen ze daar niet van uit.

Zolang de fel anti-Nederlandse en onberekenbare Soekarno de Indonesische politiek domineerde, gingen Nederlandse politici niet van haar goedgezindheid uit

Politici als Luns achtten het daarom beter te wachten tot Soekarno van het Indonesische toneel verdween. Het was een politiek met risico’s, maar kansloos was ze niet. Tussen 1957 en 1962 werden er bijvoorbeeld vier moordaanslagen op de Indonesische president gepleegd. In diezelfde periode speelden verschillende, meer prowesterse Indonesische politici en militairen met het idee om een staatsgreep te plegen. De Nederlandse inlichtingendienst en het kabinet waren daarvan op de hoogte.

Welke deal politici als Luns voor ogen hadden blijft onduidelijk. Wellicht verwachtten zij dat een nieuw regime meer consideratie voor de belangen van de Papoea’s zou tonen. Daarnaast hoopten ze dat de nieuwe machthebbers meer bereid waren tot een genereuze compensatieregeling voor Nederlandse bedrijven, die Soekarno in 1958 had genationaliseerd.

3. Geïsoleerd

Nederland is vaak verweten dat het niet doorhad hoe geïsoleerd het stond in de Nieuw-Guineakwestie. Veel politici zouden te zeer verblind zijn geweest door koloniaal ressentiment en een naïef geloof in de strijd voor het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea’s om dat te zien.

Nieuw onderzoek in Britse, Franse en Belgische archieven toont dat Nederland op meer begrip kon rekenen dan gedacht. Dat gold in de eerste plaats voor koloniale landen als Groot-Brittannië, Frankrijk, Australië, België en Portugal, maar ook voor de VS. Een meerderheid van de betrokken westerse politici en ambtenaren onderschreef de Nederlandse ethische en strategische argumenten. Ook waren ze lange tijd bereid om Nederland diplomatiek te steunen om het gebied uit handen van Soekarno te houden. Dat gebeurde vaak in betrekkelijke stilte, om te voorkomen dat Indonesië sterker op de Sovjet-Unie ging leunen in de Koude Oorlog.

Soekarno heeft vaak geroepen dat hij de trouwste bondgenoot van het Westen werd, als hij westelijk Nieuw-Guinea maar kreeg. Maar er waren weinig westerse politici die hem vertrouwden. De meesten gingen ervan uit dat het gunstig stemmen van Soekarno een averechts effect had. Zij vreesden dat het hem stimuleerde om andere Europese koloniën in de regio op te eisen, zoals Brits-Borneo en Sarawak, Portugees Timor of Australisch Nieuw-Guinea.

Om de Nederlandse positie op Nieuw-Guinea te beschermen, beperkten veel westerse landen hun wapenleveranties aan Indonesië; Portugal, Frankrijk en Amerika gaven Nederland logistieke steun om zijn militaire positie op Nieuw-Guinea te versterken. Groot-Brittannië en Australië hadden Nederland eveneens logistieke steun toegezegd.

De meeste westerse politici gingen ervan uit dat het gunstig stemmen van Soekarno een averechts effect had

De Amerikanen stelden zich van alle westerse partners het voorzichtigst op. Zij waren meer bereid om Soekarno – als het niet anders kon – tegemoet te komen, maar hoopten dat ze Nederland daarvoor niet onder druk hoefden te zetten. Eigenlijk speelden ze een waiting game, waarbij ze vlasten op een verandering in de opstelling van Nederland of regime change in Indonesië. Pas in 1962 zou Kennedy die politiek beëindigen en – vooral omwille van het behoud van westerse invloed in Indonesië – Nederland alsnog dwingen het gebied over te dragen.

4. Misleid

Hebben de Amerikanen Luns in 1958 nu wel of niet militaire steun toegezegd bij een eventuele Indonesische aanval op Nieuw-Guinea? En heeft Luns daar in Den Haag over gelogen? De vragen blijven terugkeren. Uit archieven van de Tweede Kamercommissie Buitenlandse Zaken blijkt dat beide vragen toch echt met ‘nee’ beantwoord moeten worden.

Tijdens een bijeenkomst van de commissie in mei 1960, bijvoorbeeld, vertelt Luns dat de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles hem in 1958 weliswaar de ‘de verzekering’ had gegeven ‘dat de VS niet zullen dulden dat Nederland wordt aangevallen’, maar dat de regering-Eisenhower (1953-1960) die toezegging nooit heeft willen concretiseren. Dat bleek volgens Luns ‘niet mogelijk’, aangezien de Amerikanen ‘moeten denken om de invloed in Indonesië.’ Zij zouden niettemin hun ‘zevende vloot’ in de Pacific ‘voortdurend’ op de hoogte houden. Maar, zo vervolgde hij ‘wat koop je ervoor? Dan komt men op speculatief terrein – who knows. Maar ik ben nogal cynisch over de belofte van Amerika. Ze willen niets concreets doen.’

Luns was cynisch over de belofte van Amerikaanse steun. ‘Wat koop je ervoor?’ zei hij

Deze realistische boodschap heeft Luns in Den Haag tussen 1958 en 1962 vaak achter de schermen herhaald. De gehele Haagse politieke top wist van de beperkte waarde van de Amerikaanse steungarantie. Al Luns heeft de mogelijkheid van Amerikaanse militaire steun nooit helemaal willen uitsluiten.

De Nederlandse torpedojager HM Evertsen in 1962 in de wateren vlakbij Nieuw-Guinea.

Cruciaal voor een goed begrip van de garantiekwestie is dat Luns naar buiten toe bewust een positiever verhaal vertelde. In publieke debatten in het parlement schermde hij met de suggestie dat de Amerikanen Nederland te hulp zouden komen tegen Indonesisch geweld. Zo probeerde hij de rug van het Nederlandse volk te rechten. Daarin had hij de steun van het kabinet en een groot deel van de Kamercommissies. Zij wisten: zodra het echte verhaal over de ‘garantie van Dulles’ naar buiten komt, blijft er van de binnenlandse steun om Soekarno te weerstaan weinig over.

5. Onverzettelijk

Als Nederland op begrip en diplomatieke steun kon rekenen van bondgenoten en minder verblind was door emoties en naïef idealisme, waar ging het dan mis? Dat heeft te maken met een complex aan factoren. Een belangrijke factor was de versnelling die het dekolonisatieproces vanaf de late jaren vijftig doormaakte. Daarnaast was er de versnelde legeropbouw die Indonesië met hulp van vooral de Sovjet-Unie doorvoerde. Daarmee kwam een oorlog tussen Nederland en Indonesië rap dichterbij. Belangrijker was een nieuwe Amerikaanse regering onder leiding van John F. Kennedy in 1961.

De komst van een democratische president deed in Nederland de twijfel toeslaan: in 1949 had de democratische regering-Truman Den Haag gesommeerd Indië los te laten. Veel Nederlandse opiniemakers en politici geloofden niet dat Kennedy Nederland de hand boven het hoofd zou houden tegenover een steeds oorlogszuchtiger Soekarno.

Veel Nederlandse opiniemakers en politici geloofden niet dat Kennedy Nederland de hand boven het hoofd zou houden tegenover een steeds oorlogszuchtiger Soekarno

Uit Amerikaanse archieven blijkt inderdaad dat de regering-Kennedy een spoedige oplossing van de kwestie nastreefde. Maar anders dan vaak is beweerd, was een meerderheid van de Amerikaanse betrokkenen er aanvankelijk niet van overtuigd dat westelijk Nieuw-Guinea zo snel mogelijk naar Indonesië moest. De ambtelijke top van het ministerie van Buitenlandse Zaken zag liever dat Nederland het bestuur over het gebied aan de VN overdroeg. De VN zouden dan na een aantal jaren over de toekomst van de Papoea’s beslissen. Begin 1961 gingen Amerikaanse ambtenaren ervan uit dat de creatie van een VN-trustschap twee tot vier jaar zou duren.

Toch zou Kennedy een jaar later al een andere oplossing forceren. Hoe kan dat? De sleutel ligt in de groeiende twijfel in Nederland. Die was niet meer te stuiten. Ook Kennedy wilde geen concrete toezeggingen doen over militaire hulp. Luns wilde desondanks blijven bluffen tegenover Soekarno, maar veel van zijn collega’s vonden zijn spel tegen de achtergrond van toenemende oorlogsdreiging te riskant.

Toen de Amerikanen doorkregen dat een groeiend aantal Nederlanders ook een compromis met Soekarno wilde, stelden zij hun plannen bij. In het voorjaar van 1962 gaf Kennedy Den Haag een laatste zetje met het zogeheten Bunker-plan. Dat plan was vernoemd naar de Amerikaanse bemiddelaar Ellsworth Bunker en voorzag in de overdracht van westelijk Nieuw-Guinea aan Indonesië, na een VN-intermezzo van een halfjaar.

Meer weten

  • Een daad van vrije keuze. De Papoea’s van westelijk Nieuw-Guinea en de grenzen van het zelfbeschikkingsrecht (2005) van P.J. Drooglever.
  • Regeren zonder rood. Het kabinet-De Quay 1959-1963 (2007) door Jan Willem Brouwer en Jan Ramakers (red.).
  • Ons laatste oorlogje. Nieuw-Guinea: de Pax Neerlandica, de diplomatieke kruistocht en de vervlogen droom van een Papoea-natie (1984) van John Jansen van Galen.
  • De database Nederlands-Indonesische betrekkingen 1945-1969, te raadplegen via http://resources.huygens.knaw.nl

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2017