Vanaf de zeventiende eeuw lieten regenten uit de grote steden op het Nederlandse platteland luxueuze buitenplaatsen bouwen. Ze leidden er een high society-bestaan, maar rond 1900 werd dat steeds moeilijker. Het boek Schitterende ballast laat de opkomst en ondergang van deze huizen zien. ‘De rijken hadden steeds meer moeite personeel vast te houden,’ vertelt auteur Hanneke Ronnes.
Welke functie hadden buitenplaatsen?
‘Buitenplaatsen draaiden om ontspanning en het beleven van Arcadië: de ongerepte natuur die werd beschreven door de oude Grieken. Maar veel activiteiten waren ook binnenshuis. De luxueuze diners en theatervoorstellingen die in de winter in de stad plaatsvonden, gingen in de zomer door in de buitenhuizen. Tijdens de negentiende eeuw, en vooral na 1900, moesten veel buitenplaatsen sluiten vanwege geldproblemen. Ze kregen nieuwe bestemmingen als ziekenhuizen, kloosters en gemeentehuizen.’
Waarom kregen de eigenaren het moeilijker?
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘De tijden veranderden. Het algemeen kiesrecht en het opkomend socialisme zorgden voor steeds onvoordeligere belastingwetten voor de rijken. Ook waren er door de industrialisatie veel meer soorten banen beschikbaar, waardoor het lastiger werd om personeel vast te houden om de huizen draaiende te houden. Daar komt bij dat de Eerste Wereldoorlog had gezorgd voor de val van de adelstand in grote delen van Europa. Het buitenleven werd hierdoor steeds meer gezien als een bestaan uit vervlogen tijden.’
Worden er nog buitenplaatsen bewoond?
‘Een paar nog wel. Op het eerste gezicht is het een romantisch bestaan: buitenplaatsen hebben vaak schitterende tuinen en liggen op prachtige locaties. Maar het onderhoud ervan is een levenslange missie die veel geld kost. De huizen zijn enorm, dus wanneer bijvoorbeeld het dak moet worden vervangen, is dat een grote investering. Ook de energiecrisis heeft gezorgd voor zware lasten. In sommige buitenplaatsen leven de bewoners in een paar verwarmde kamers, terwijl de rest van het huis is afgesloten.’
Hoe ziet de toekomst van buitenplaatsen eruit?
‘Tegenwoordig zitten er vooral horecagelegenheden en musea in. Eerst toonden ze vooral het leven op de buitenplaats en de oude collecties van de voormalige eigenaren, maar inmiddels zijn er ook exposities van moderne kunst. Die trekken publiek uit het hele land. Ook komen er duurzame initiatieven op, zoals voedselbossen of regeneratieve landbouw. Veel bezoekers voelen zich aangetrokken tot de romantiek van het aristocratische bestaan, zoals dat in kostuumdrama’s als Dowton Abbey wordt neergezet. Buitenplaatsen liggen vaak in de natuur en zijn zo groot dat je weinig van de eigentijdse wereld merkt. Dat kan zorgen voor een historische zweem of zelfs een historische sensatie.’
Schitterende ballast. Buitenplaatsen in de moderne wereld
Hanneke Ronnes, Conrad Gietman, Claartje Wesselink, Merel Haverman
336 p. W-Books, € 39,95