De West-Indische Compagnie wilde de Portugezen eens stevig dwarszitten. Daarom ging ze in op een hulpverzoek van Kongo, gelegen naast de Portugese kolonie Angola. Zo ontdekten de Nederlanders dat ze schatten konden verdienen aan de slavenhandel.
In 1623 gaf de graaf van Sonho uit het Centraal-Afrikaanse koninkrijk Kongo een Hollandse koopvaarder een brief mee voor stadhouder Maurits. Hij stelde daarin voor samen de Portugezen uit zijn land te verdrijven. Tot dat moment was het christelijke Kongo een bondgenoot en handelspartner van Portugal, vooral vanwege de slavenhandel. De Portugezen hadden een kolonie in Angola en haalden zelf slaven uit deze regio of kochten ze van de Kongolezen. Die verdienden daaraan en hoopten zo hun eigen bevolking veilig te houden. Maar in 1622 was de Portugese gouverneur te ver gegaan. Door de eeuwige honger naar slaven was hij Kongo zelf met hulp van kannibalistische huurlingen binnengevallen.
Meer historische verhalen in uw inbox? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Eigenlijk moesten de Portugezen niets van deze kannibalen hebben, die ‘als jachthonden duizenden onschuldige christenen buit maakten’. Maar militair gezien hadden ze hen nodig. Het wangedrag van de huurlingen leidde tot een golf van anti-Portugese rellen. Precies toen vroeg de graaf van Sonho namens zijn koning de Republiek om hulp. Hij wist dat het Twaalfjarig Bestand tussen de Spanjaarden en de Nederlanders niet lang daarvoor was afgelopen en dat er weer oorlog dreigde, ook met Portugal dat onder de Spaanse kroon viel.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De Republiek maakte al plannen om de Spaans-Portugese macht in het Atlantische gebied te breken: het ‘Groot Desseyn’. De West-Indische Compagnie (WIC), die de Nederlandse belangen in de Atlantische Oceaan vertegenwoordigde, wilde daarom de suikerplantages van Brazilië aanvallen. De WIC was oorspronkelijk niet van plan de Portugese kolonie Angola aan te vallen, dat was te duur en te lastig. Bovendien was binnen de Republiek slavenhandel verboden – die werd gezien als een katholieke zonde. Het Groot Desseyn was bedoeld om de Spanjaarden dwars te zitten, niet om mee te doen aan de slavenhandel.
Mond voorbijgepraat
Maar toen kwam het voorstel van Kongo. Dat bood de Nederlanders niet alleen militaire hulp aan, maar ook financiële steun in de vorm van goud en ivoor. En zo leek Angola opeens binnen het bereik van de WIC te liggen. In december 1623 vertrok eerst een vloot van 26 oorlogsschepen en 3000 soldaten naar Brazilië, waar ze met succes het Portugese fort veroverden. Daarna zetten zeven schepen onder commando van Piet Hein koers naar Afrika.
Op 30 oktober 1624 arriveerde Piet Hein bij Luanda, hoofdstad van de Portugese kolonie Angola. Daar troffen de Nederlanders – in tegenstelling tot de verwachting – een zwaar versterkte stad aan. Het wemelde er van de soldaten, kanonnen en palissaden: er stonden 1800 Portugezen en duizenden Afrikanen, onder wie de gevreesde kannibalen, klaar om de stad te verdedigen. Ze bleken te zijn gealarmeerd door een Nederlandse kaper. Hij had eerder tevergeefs geprobeerd Luanda te veroveren, maar zijn aanval was mislukt en daarna had hij zijn mond voorbijgepraat.

Hein probeerde nog een nachtelijke verrassingsaanval te plegen, maar de sloepen liepen vast op verraderlijke zandbanken. Toen de zon opging waren ze nog steeds niet verder gekomen. Iedereen in Luanda die een wapen kon dragen, van geestelijkheid tot burger, nam daarop de Hollanders onder vuur. De geweer- en kanonkogels vlogen hun om de oren. Er zat niets anders op dan de aftocht te blazen.
Na zijn mislukking ging Piet Hein naar de provincie Sonho in Kongo om de alliantie te redden. Maar de situatie daar bleek volledig omgeslagen. De Kongolese koning Pedro II had zich bij de Spaanse koning en de paus beklaagd over de Portugese misdaden tegen hem, een christelijk vorst. Het resultaat was dat de Portugese gouverneur werd gearresteerd en dat de Kongolezen die hij tot slaaf had gemaakt terugkeerden uit Brazilië. De Portugese bisschop werd tijdelijk gouverneur en de vrome Pedro sloot vrede met hem. De status quo was hersteld.
Geweer- en kanonkogels vlogen hun om de oren
Toen Hein in Sonho aankwam, deed de graaf dan ook alsof zijn neus bloedde. Waarom zou hij brieven naar Nederland hebben gestuurd, een land dat zo ver van het zijne lag dat samenwerken uitgesloten was? Piet Hein vertrok woedend en gefrustreerd uit het grafelijk paleis, dat hij vergeleek met een ‘paardenstal’.
Inmiddels had Portugal ook zijn Braziliaanse kolonie heroverd; het Groot Desseyn was mislukt. Om de Portugese slavenhandel te frustreren beperkte de WIC zich voortaan tot kaapvaart. Dat leidde er in 1628 toe dat Piet Hein de befaamde zilvervloot veroverde. Het Spaanse rijk haalde goud en zilver uit Zuid-Amerika om oorlogen te financieren en nu viel een buit ter waarde van 11,5 miljoen gulden in Nederlandse handen.
De vervloekte Cham
De Nederlanders praatten de slavenhandel goed via het Bijbelse verhaal van Cham, de zoon van Noah. Cham zag zijn vader in een wilde bui, dronken en naakt en vertelde dat aan zijn broers. Noah voelde zich zo vernederd dat hij Chams nakomelingen vervloekte tot eeuwige slavernij. Afrikanen zouden de nakomelingen van Cham zijn. Dit betekende niet alleen dat ze tot slaaf gemaakt mochten worden, maar ook dat het hun goddelijke bestemming was. Slavenhandelaren hielpen hen dus die te bereiken. De Portugezen gebruikten deze verklaring al en in de zeventiende eeuw namen de Hollanders die over.

De WIC blies daarop het Groot Desseyn nieuw leven in, maar deze keer met een andere insteek. De vrome heren van de WIC waren tot inkeer gekomen: ze zagen de slavenhandel niet langer als verwerpelijk, maar vooral als winstgevend en ze wilden ook een graantje meepikken in de plantage-economie. In 1630 lieten ze de suikerplantages in Brazilië opnieuw veroveren.
Maar er was een praktisch probleem. De WIC haalde haar slaven inmiddels uit de Goudkust, het huidige Ghana, maar die konden de Angolese slaven die al in Brazilië waren niet verstaan. Door het gebrek aan communicatie vielen de plantages stil. Dus verlegde de WIC de focus weer naar Angola.
Afgehakte hoofden
In 1641 leidden ontwikkelingen in Kongo tot een opening. Er was een nieuwe koning, Garcia II, die een bloedhekel had aan de Portugezen. Maar Portugal had zich net losgewrikt van de Spaanse kroon en vrede gesloten met de Nederlanden. Daarom probeerde de WIC zo snel mogelijk Portugese gebieden in te pikken, voordat de vrede ook buiten Europa zou gelden.
Admiraal Cornelis Jol werd met 2000 soldaten op oorlogspad gestuurd en wist Luanda wel te veroveren. Hij stuurde brieven naar de regionale vorsten om verbonden te sluiten. Maar een reactie van koning Garcia II bleef uit. De Portugezen aan zijn hof vertelden hem over de vrede in Europa; die Hollanders zouden snel weer vertrekken.

Uiteindelijk werd Cornelis Ouwman, een veteraan in de regio die de lokale taal sprak, naar de koning gestuurd om hem te overtuigen. Hij ging op audiëntie bij de koning, door ‘een weg van 200 treden met aan beide kanten rijen mensen met brandende kaarsen’. Garcia II kreeg een stapel onderschepte Portugese brieven die toonden dat ze op oorlogspad waren. Hij was snel overgehaald. De Portugese vlag in het paleis ging neer en werd vervangen door het doek met drie Amsterdamse kruizen dat Ouwman had meegebracht.
Ondanks het verdrag met Kongo kon de WIC er weinig vruchten van plukken. Een burgeroorlog dwong Garcia om zijn krachten elders in te zetten. De Portugezen gaven niet op en kregen verse troepen toegestuurd. Ze trokken rond met de kannibalistische huurlingen en vermoordden uit wraak hele gemeenschappen. In januari 1642 werden in één dag 8000 mensen afgeslacht. Hun afgehakte hoofden werden gebruikt voor een ‘monument’ als waarschuwing voor anderen die zich tegen Portugal wilden keren.

Halverwege 1645 was de WIC er klaar mee en zocht een nieuwe bondgenoot. De enige die in aanmerking kwam was koningin Njinga van Ndongo. Door de jaren heen had de WIC zaken met haar gedaan. De compagnie had slaven van haar gekocht in ruil voor Hollandse musketten en instructeurs om haar soldaten te trainen. Het koninkrijk van Njinga was al ruim 60 jaar in oorlog. Ndongo was het grootste gedeelte van zijn grondgebied en bevolking kwijtgeraakt aan de Portugezen. Tussen 1617 en 1621 maakten de Portugezen 50.000 mensen uit Ndongo tot slaaf.
Koningin Njinga
Njinga werd in 1623 koningin van Ndongo. Het land was ooit een machtige staat, maar was na ruim 60 jaar oorlog met de Portugezen nog maar een schaduw van zichzelf. De sluwe Njinga zorgde met slimme diplomatie en militaire macht dat Ndongo weer groot werd. Ze wist de oorlog met de Portugezen te beëindigen en werd alom gerespecteerd. Ondanks haar haast legendarische status in eigen land, is ze eeuwenlang verguisd in Europese bronnen vanwege haar mannelijke kledingstijl en vele concubines.

Geen versterkingen
In 1646 verloor Njinga een grote slag tegen de Portugezen. De koningin ontkwam, maar de Nederlandse instructeurs werden vermoord, in stukken gehakt, en door de Portugezen meegenomen als oorlogstrofee. Toch gaf Njinga niet op. Haar overgebleven soldaten hergroepeerden zich en in 1647 wist zij alsnog een officieel verbond te sluiten met de Republiek.
Kongo had zijn interne zaken ook weer op orde, en de gewilde alliantie kwam eindelijk tot stand. Een leger van ruim 14.000 soldaten uit Kongo, Ndongo, en de Republiek trok erop uit en versloeg de Portugezen keer op keer. In de zomer van 1648 hadden de WIC en Njinga bijna de hele regio onder controle. De Portugezen stonden op het punt zich over te geven. Maar de Staten-Generaal kwamen niet met de benodigde extra versterkingen over de brug en Portugal wel. Op 11 augustus 1648 trok een vloot van 15 Portugese schepen de haven van Luanda binnen, terwijl de helft van de Nederlandse soldaten nog in het veld was met Njinga.

De WIC-leiding bleek zonder steun van de heren in Holland niet bereid om te sterven voor de compagnie. De Nederlanders in Luanda gaven zich na een week over, hoewel de gevechten om de stad gelijk opgingen. Ze vertrokken met de staart tussen de benen. Njinga moet vol ongeloof zijn geweest over dit plotselinge vertrek.
De Nederlanders vertrokken met de staart tussen de benen
Enkele jaren later, in 1654, gooiden de Portugezen de WIC ook uit Brazilië. Maar de ervaringen van de Nederlanders in Brazilië en Angola hadden grote invloed. Door het Groot Desseyn was de WIC betrokken geraakt bij de slavenhandel. Binnen twintig jaar ging de slavenhandel van barbaarse activiteit naar winstmodel, waarbij de WIC zelf tot slaaf gemaakten kocht in Afrika, om ze weer te verkopen aan plantagehouders in Amerika. Tussen 1650 en 1675 waren Nederlanders de grootste slavenhandelaren van de Atlantische Oceaan; ze waren goed voor de helft van de trans-Atlantische transporten. Zonder de uitgestoken hand van Kongo was het misschien wel nooit zo gelopen.
Meer weten:
- Njinga of Angola (2019) door Linda Heywood beschrijft het leven van de koningin.
- De vorst, de soldaat en de reiziger (2007) van Harrie Lemmens, over Portugees Angola in de koloniale tijd.
- Nederlanders in West-Afrika 1600-1650 (2003) van Klaas Ratelband behandelt Nederlandse belangen in West-Afrika.
Openingsbeeld: Overzicht van Luanda door Johannes Vingboons, circa 1665.