Home Dossiers Tachtigjarige Oorlog De Spanjaarden wilden helemaal geen vrede met het Twaalfjarig Bestand

De Spanjaarden wilden helemaal geen vrede met het Twaalfjarig Bestand

  • Gepubliceerd op: 18 november 2008
  • Laatste update 11 apr 2024
  • Auteur:
    Henk Boom
  • 13 minuten leestijd
De Zielenvisserij over het Twaalfjarig Bestand
Cover van
Dossier Tachtigjarige Oorlog Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Vrede genereert meer winst dan oorlog, dat was de pragmatische instelling die leidde tot het Twaalfjarig Bestand tussen Spanje en de Republiek. Maar in beide landen wonnen uiteindelijk de hardliners. Aan Spaanse zijde waren dat de monarchisten, die in oorlog hét middel zagen om Spanje te herstellen in zijn glorie als moederland van de universele katholieke monarchie. 

‘Het Spaanse volk is net als het Hebreeuwse uitverkoren door God.’ Voor pater Juan de Salazar, een invloedrijke geestelijke, was dat het uitgangspunt voor zijn in 1619 geschreven manifest, gewijd aan de Spaanse politiek. Salazar was van mening dat het christendom – en wel het katholicisme – het primaat moest hebben boven de staat: ‘De godsdienst, de opoffering en de heilige eredienst zijn verheven boven de regels en de documenten van de goddeloze Machiavelli die het atheïsme kwalificeerde als raison d’état.’ De doctrine van Salazar kwam neer op het concept van de universele monarchie: één religie, één koning, één wet.

Meer lezen over de Tachtigjarige Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Mede door die extreme opvattingen kwam er geen verlenging van de wapenstilstand die op 9 april 1609 – midden in de Tachtigjarige Oorlog – was gesloten en de Spaanse geschiedenis in ging als de Pax Hispanica. Twaalf jaar later, op 20 april 1621, werd de oorlog hervat. De haviken in Madrid zagen in de oorlog het middel bij uitstek om Spanje de glorie terug te geven die het eerder had verworven onder de voorouders van koning Filips III. Spanje moest het moederland worden van de universele katholieke monarchie, en daarom moest met harde hand worden opgetreden tegen de ketterse rebellen in de Noordelijke Nederlanden.

De basis voor het bestand werd half oktober 1608 – nu vierhonderd jaar geleden – tijdens onderhandelingen in Den Haag gelegd. Na lang dralen gaf Spanje toe aan de eis om de Republiek der Zeven Provinciën (Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Groningen en Friesland) de iure te erkennen. In ruil daarvoor moest het Staatse leger van stadhouder Maurits van Nassau de wapens neerleggen. Zeeland sputterde nog tegen, maar op 11 januari 1609 ging de Republiek akkoord. Drie maanden later werd het bestand bekrachtigd in Antwerpen.

Het Twaalfjarig Bestand wordt afgekondigd in Antwerpen.
Het Twaalfjarig Bestand wordt afgekondigd in Antwerpen.

De onderliggende reden voor het Twaalfjarig Bestand had een lange aanloop. In de nadagen van zijn leven had de vorige koning van Spanje, Filips II, het idee ontwikkeld dat met een langdurige wapenstilstand een beter klimaat aan weerszijden van de grens kon worden gecreëerd. Daardoor zouden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden uiteindelijk bereid zijn om gezamenlijk terug te keren onder de paraplu van de monarchie, desnoods met zelfbestuur voor de Zeven Provinciën.

Spierballentactiek

Maar eerst moest er met militaire druk een zo gunstig mogelijke uitgangspositie voor een bestand worden geschapen. ‘Al in 1596 werd een plan tot uitstel van betaling uitgewerkt om over meer geld te kunnen beschikken,’ vertelt historicus Bernardo García, gespecialiseerd in de geschiedschrijving van Spanje in de zeventiende eeuw. ‘Dat geld was nodig voor een enorme militaire krachtsinspanning, om indruk te maken op alle landen waarmee Spanje op dat moment oorlog voerde: Engeland, Frankrijk en de Republiek. Het uiteindelijke doel was om een van die landen, maar bij voorkeur alle drie, tot onderhandeling te dwingen.’

De spierballentactiek had succes en leidde tot vredesverdragen met Frankrijk (1598) en Engeland (1604). De strategie voor de Nederlanden bestond uit twee fasen: militaire druk én een politiek gebaar. Dat laatste regelde Filips II in 1598, kort voordat hij overleed. Hij huwelijkte zijn oudste dochter Isabel Clara Eugenia uit aan de Oostenrijkse kroonprins Albert.

Het leek een geniale zet. Isabels moeder, de dochter van koning Hendrik II, kwam uit het Franse koningshuis van de Valois. Het echtpaar zou aan de wieg staan van een nieuwe dynastie, die van Habsburg en Valois. Daarmee zou Spanje zich verzekeren van de steun van Frankrijk in de strijd tegen de rebellen in de Noordelijke Nederlanden. Het echtpaar kreeg de Zuidelijke Nederlanden als leen, die weer zouden overgaan op een eventuele zoon. Zou het bij dochters blijven, dan was een huwelijk alleen mogelijk als de Spaanse vorst daarmee instemde.

Na het overlijden van Filips II volgde het echtpaar een eigen, gematigde koers. Handel tussen de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden werd weer toegestaan. Aan weerszijden van de grens werd een tolerant godsdienstbeleid gevoerd. De Vlaamse adel kreeg meer inspraak. De sociaal-economische situatie in de Spaanse Nederlanden verbeterde aanzienlijk. Dat leidde ertoe dat Albert en Isabel Clara Eugenia door de Zuid-Nederlanders meer en meer werden gezien als soevereine vorsten die op basis van goed nabuurschap de contacten met de Noordelijke Nederlanden wilden verstevigen.

De onderhandelingen over het bestand zouden dan ook gevoerd worden door afgezanten van Albert en Isabel. Maar dat had nog een andere reden. Filips III, die zijn in 1598 overleden vader was opgevolgd, wilde zo kritiek pareren uit de hoek van de zogenoemde reputacionistas: de Spaanse haviken die het herstel van de reputatie van de monarchie als hoogste prioriteit zagen. Vooral in Castilië was er veel verzet tegen het sluiten van welk bestand dan ook. Directe besprekingen daarover werden geïnterpreteerd als prestigeverlies omdat katholieken en rebellen aan één tafel zaten. Bovendien werd gevreesd voor een domino-effect in de Italiaanse gebieden die tot het Spaanse Rijk behoorden.

Etnische zuivering

Vóór de onderhandelingen moest de militaire druk nog worden opgevoerd. Dat gebeurde in 1605. Generaal Ambrosius Spínola kreeg twaalf miljoen florijnen uit de Spaanse staatskas voor nieuw wapengekletter. Eerst nam hij Oostende in. Het jaar daarop rukte hij met zijn leger langs de Nederlands-Duitse grens op naar het noorden. Oldenzaal werd voor de tweede keer bezet en zou Spaans blijven tot na het bestand. Vanuit het eveneens veroverde Lingen bedreigde het Spaanse leger Friesland, de graanschuur van de Republiek. Het leek het begin van het einde, totdat het tij keerde. Logistieke problemen verhinderden Spínola om over een lange frontlinie een zo groot leger te onderhouden.

Om de impasse te doorbreken sloot aartshertog Albert op 29 maart 1607 een wapenstilstand voor acht maanden. Het zou de opmaat zijn tot het bestand. Het verzet in Spanje was groot. García: ‘Veel Spanjaarden hadden economische belangen bij voortzetting van de oorlog. In dat kamp zaten ook de haviken, die van mening waren dat elke concessie aan de rebellen een politieke en strategische fout was. Men wist immers heel goed dat de Noordelijke Nederlanden zonder oorlogsinspanningen aan de eigen grenzen tot een wereldmacht van betekenis op zee konden uitgroeien, met alle commerciële consequenties van dien.’

Het waren pragmatische factoren die het wonnen van de ideologische argumenten. De oorlogsinspanningen tegen de Nederlandse opstandelingen, Frankrijk en Engeland hadden het bankroet van de Spaanse staat veroorzaakt. García: ‘Een voorzichtige koning weet dat doorgaan met een oorlog enorme kosten met zich meebrengt. Waarom alle ketters dwingen om zich te laten bekeren, waarom protestantse staten proberen terug te brengen onder de noemer van de katholieke monarchie? Vreedzaam samenleven genereert meer winst dan oorlog. Dat was de nieuwe toon in de buitenlandse politiek aan het begin van de zeventiende eeuw. Geen oorlog voeren maar akkoorden zoeken, zelfs met ketters.’

Behalve voor oorlog moest koning Filips III soldaten en geld reserveren voor een van de meest omvangrijke volksverhuizingen uit die tijd: de uitwijzing van de moriscos, nazaten van in 1492 bij de val van het laatste moslimbolwerk Granada achtergebleven moslims die tot het christendom waren bekeerd. Met hun uitwijzing werd de katholieke hardliners de wind even uit de zeilen genomen.

De operatie werd uitgelegd als de afsluiting van de Reconquista, de herovering van Spanje, dat weer 100 procent katholiek werd. Het was een nette manier van etnische zuivering. Juan de Salazar had de operatie gezegend: ‘God beschermt ons in onze religieuze overtuiging. In ruil daarvoor zuiveren wij het land van de conversos, die ondanks hun bekering hebben vastgehouden aan hun islamitische tradities en daarom geen plaats verdienen in het katholieke landschap.’

De operatie had geen enkel precedent en was jarenlang voorbereid. Naar schatting 300.000 moriscos moesten hun biezen pakken. García: ‘Er zat iets tegenstrijdigs in die beslissing. Aan de ene kant probeerde Spanje verdragen te sluiten met ketters, met mensen die geen ingezetenen waren van het rijk, en aan de andere kant werden tienduizenden burgers met een moslimverleden uitgewezen.’

De verhuizing vergde een enorme logistieke en financiële inspanning. Honderden boten werden ingezet voor het transport naar Noord-Afrika. Een deel van het leger werd gelegerd in de woongebieden van de moriscos in het zuiden en oosten van Spanje, om mogelijke opstanden of onlusten de kop in te drukken. Aan het gerucht dat de moriscos met financiële hulp uit het Osmaanse Rijk in opstand wilden komen, wil Bernardo García niet veel waarde hechten. ‘Persoonlijk denk ik dat die complottheorie alleen maar een voorwendsel was om de uitwijzing te rechtvaardigen.’

Sluwe hertog

Terwijl de uitzetting in volle gang was, werd op 9 april 1609 in het stadhuis van Antwerpen het bestand tussen de Spaanse Nederlanden en de Republiek getekend. Het werd uitgelegd als een overwinning voor Maurits van Nassau en Johan van Oldenbarnevelt, de Nederlandse architect van het bestand. De Republiek werd erkend voor de duur van het bestand. De Spaanse eis dat Indië verboden gebied zou moeten worden voor de Nederlandse vloot en handel was vervallen.

‘Toch was het verdrag erg beperkt,’ zegt García. ‘Het belangrijkste effect was dat de vijandelijkheden ophielden, waardoor er ruimte, tijd en geld kwam om andere dingen te doen, om een betere leefsfeer in de Zuidelijke Nederlanden en een betere verhouding met de Noordelijke Nederlanden te creëren.’ Dat er ook een iets betere relatie ontstond met de monarchisten was vooral te danken aan het feit dat Albert en Isabel voorrang gaven aan het herstel van rooms-katholieke kerken in Vlaanderen die tijdens de opstand waren vernield.

Minder soldaten betekende dat er meer geld vrijkwam voor institutionele verbeteringen en een gunstiger leefklimaat. In de Zuidelijke Nederlanden werd het verdrag dan ook geïnterpreteerd als een prelude op betere tijden. Peter Paul Rubens was daarop al vooruitgelopen met zijn voor deze plechtigheid vervaardigde schilderij De aanbidding der wijzen, dat tijdens het ondertekenen van het verdrag in de hal van het stadhuis hing. Het was een allegorie die verwees naar de geboorte van Christus en het nieuwe tijdperk dat daarmee begon.

In Spanje daarentegen bleven de haviken mokken, omdat Spanje de Republiek had moeten erkennen. ‘Maar uiteindelijk was het bestand een wapenstilstand en geen vredesverdrag,’ aldus García. ‘De oorlog hield even op, maar zou over twaalf jaar weer worden hervat. Eigenlijk had het bestand dus geen waarde. Wat overeen was gekomen met de protestanten, kon elk moment weer worden opgezegd.’

Schisma

In de perceptie van de publieke opinie hadden Albert en Isabel Clara Eugenia het verdrag getekend. Maar in de praktijk was het echtpaar slechts een politiek instrument van Francisco Gómez de Sandoval y Rojas, beter bekend als de hertog van Lerma. Toen Filips III aan de macht was gekomen, wilde hij net zulke grote projecten uitvoeren als zijn vader en grootvader. De zwakte van de vorst maakte van de sluwe hertog van Lerma een invloedrijk man. Recht ingaand tegen de filosofie van Salazar huldigde hij het standpunt dat alles wat Karel V en Filips II niet hadden bereikt met oorlog voeren, nu moest worden binnengehaald met vrede.

Uiteindelijk pakte het allemaal anders uit. Het huwelijk van Albert en Isabel bleef kinderloos. Geen Valois-Habsburg-dynastie dus in de Zuidelijke Nederlanden, met als gevolg dat het gebied na het overlijden van het vorstenpaar weer een Spaanse provincie zou worden. Tegelijkertijd groeide in de Noordelijke Nederlanden, net als in Spanje, de macht van religieus fundamentalisten.

Mare Liberum

Tijdens het bestand ontbrandde in de Republiek een conflict tussen de gomaristen, genoemd naar de Leidse hoogleraar Franciscus Gomarus, en de arminianen, genoemd naar zijn collega Jacobus Arminius. Gomarus was, net als Salazar, van mening dat de staat ondergeschikt was aan de godsdienst. Arminius verdedigde de theorie dat de staat wel degelijk macht had over de kerk. De kiem was gelegd voor het eerste schisma in de protestantse kerk.

Stadhouder Maurits van Nassau koos voor Gomarus. Johan van Oldenbarnevelt, die namens de Republiek de onderhandelingen voor het Twaalfjarige Bestand had gevoerd, schaarde zich achter Arminius. Het conflict eindigde fataal voor de raadspensionaris. Hij werd beschuldigd van hoogverraad en op 12 mei 1619 onthoofd op het Binnenhof in Den Haag.

Het waren nota bene de Spaanse monarchisten die belastend bewijsmateriaal tegen Van Oldenbarnevelt openbaar hadden gemaakt. Daaruit bleek dat de raadspensionaris in het geheim onderhandelingen had gevoerd over de optie of het tijdelijke bestand kon worden omgezet in een definitief vredesverdrag – en Maurits wilde de oorlog voortzetten. García: ‘Het was een uitgedokterde tactiek van de Spanjaarden. De haviken gingen ervan uit dat tweedracht bij de vijand altijd goed was. Het was slechts wachten op het moment om partij te kiezen en daarmee je voordeel te doen.’

Inderdaad waren er geheime onderhandelingen geweest, omdat in 1609 veel twistpunten onaangeroerd waren gebleven. Een van de punten waarover werd gesproken, was het al door Filips II ontwikkelde idee om de Republiek weer toe te voegen aan de Zeventien Provinciën als een zelfstandige entiteit binnen de Spaanse monarchie, met behoud van de status van republiek. Ook daar stak een filosofie achter met een commercieel karakter. In de Spaanse optiek zouden de verenigde Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden met havens als Amsterdam en Antwerpen zich binnen de monarchie kunnen ontwikkelen als het ultieme instrument voor de hegemonie op zee.

De handel door Nederlandse schepen had na het ingaan van het bestand al veel rijkdom in Spanje gegenereerd, vooral in Sevilla. Schepen, distributienetten, handelsfirma’s, financieringsinstituten, verzekeringen – alles kwam uit Nederland. Voor de Republiek was Indië het doel, althans het gedeelte dat nog door Portugal werd gecontroleerd en daarmee een dominante positie had in de handel van specerijen. Uitgangspunt was het document Mare Liberum (De zee is vrij) van Hugo de Groot, die net als Van Oldenbarnevelt was gearresteerd en veroordeeld omdat hij zich achter de arminianen had geschaard.

Reputatieherstel

De Republiek, gesterkt door de eerste successen van de VOC, wilde een eigen koers varen. Van herstel van de Zeventien Provinciën, zoals Filips II dat had uitgedacht, was allang geen sprake meer. Voor Spanje dreigde het nakijken. De haviken morden meer dan ooit. Eerst viel de vredeshertog van Lerma in ongenade. De nieuwe sterke man aan het Spaanse hof werd Baltasar Zúñiga, die net als Salazar van mening was dat de reputatie die in de jaren van Filips II was gevestigd en voor een deel weer teloor was gegaan – Spanje als moederland van de universele monarchie – moest worden hersteld. Met een oorlog.

Maar niet om gebiedsuitbreiding. Zúñiga was zich er terdege van bewust dat de Noordelijke Nederlanden al te sterk waren en te goed beveiligd door zee en rivieren om ze op de knieën te kunnen dwingen. ‘Het enige wat we daarmee bereiken is verliezen, Indië, daarna Vlaanderen, daarna Italië en uiteindelijk ons eigen Spanje.’ De oorlog die hij voorstond, was bedoeld om druk uit te oefenen, zodat Spanje bij een echt vredesverdrag met meer eer uit de strijd zou komen dan bij het bestand van 1609.
Ondanks het gebrek aan geld kreeg het herstel van de reputatie van de monarchie zo de hoogste prioriteit. In 1625 werd Breda veroverd door Spínola en zijn tercios, de elitetroepen. Een jaar later werden de Staatse troepen als bevrijders ingehaald in Oldenzaal. Pas in 1648 kwam er een definitief einde aan de Tachtigjarige Oorlog.

Meer weten

  • Spain and Its World 1500-1700 (1989) is een bundel essays van de prominente Engelse historicus J.H. Elliot over het Habsburgse hof, de relaties met Europa en de rest van de wereld en de tanende macht van Spanje.
  • Jesús María Usunáriz schreef in 2006 een studie over de internationale verdragen die Spanje sloot in de zeventiende eeuw: España y sus tratados internacionales 1516-1700.
  • Flandes y la monarquía hispánica, 1500-1713 (1998) is een uitvoerig exposé over Vlaanderen en de Spaanse monarchie door Miguel Ángel Echeverría.
  • Eind 1999, begin 2000 stond in het Koninklijk Paleis in Madrid een tentoonstelling over de schone kunsten aan het hof van Albert van Oostenrijk en Isabel Clara Eugenia. El Arte en la Corte de los Archiduques Alberto de Austria e Isabel Clara Eugenia is de titel van de gelijknamig catalogus.