Home Dossiers Gouden eeuw Piet Hein en de verovering van de Zilvervloot

Piet Hein en de verovering van de Zilvervloot

  • Gepubliceerd op: 14 februari 2007
  • Laatste update 14 jun 2023
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 13 minuten leestijd
Piet Hein en de verovering van de Zilvervloot
Cover van
Dossier Gouden eeuw Bekijk dossier

Pieter Pieterszoon Hein (1577-1629) was een capabel kaperkapitein en vlootvoogd, en had een zeer avontuurlijk leven. Hij dankt zijn roem echter uitsluitend aan de Spaanse Zilvervloot, die hij in 1628 zonder slag of stoot veroverde.

In landen met een martiale traditie zijn het vaak glorieuze nederlagen of vergeefse heldendaden die het meest worden bejubeld. De Britten zijn nog altijd niet uitgepraat over de waanzinnige Charge of the Light Brigade, waarbij tijdens de Krimoorlog honderden cavaleristen het Russische artillerievuur in reden. Het Franse Vreemdelingenlegioen beroemt zich erop nog nooit een slag te hebben gewonnen, maar in plaats daarvan altijd tot het laatst te hebben standgehouden op verloren posten. En onder de Duitse soldaten die in de Eerste Wereldoorlog vochten, bevonden zich veel gymnasiasten die door hun docenten eindeloos waren doorgezaagd over de Spartaanse koning Leonidas, die het bij Thermopylae met driehonderd hoplieten opnam tegen tienduizenden Perzen.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

In deze visie is het niet in de eerste plaats het resultaat dat telt, maar de eer en opofferingsgezindheid waarmee is gestreden. In Nederland, het land van kooplieden en kruideniers, wordt meestal hoofdschuddend gekeken naar dit soort onrendabel heldendom. Het profijt komt hier voor de eer, het mooiste succes is een overwinning die voor een prikkie wordt behaald. In Nederlandse ogen is er geen glorieuzer overwinning dan Piet Heins verovering van de Spaanse Zilvervloot.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De Zilvervloot

Op 9 september 1628 veroverde een vloot van de West-Indische Compagnie (WIC) in de baai van Matanzas (Cuba) een van de twee Spaanse vloten die jaarlijks het in Amerika gewonnen zilver naar het moederland transporteerden. Vlootvoogd Piet Hein trad heel doeltreffend en vastberaden op, maar doordat de Spaanse bevelhebber het lelijk liet afweten, hoefde er nauwelijks gevochten te worden en sneuvelde er geen enkele opvarende van de Nederlandse vloot. De buit bestond onder meer uit 177.000 pond zilver, 37.000 huiden, 3000 balen indigo en cochenille – een uiterst kostbare, uit schildluizen gewonnen rode kleurstof – en 361 kisten suiker. De totale waarde bedroeg 11,5 miljoen gulden, omgerekend naar vandaag een half miljard euro.

Toen het nieuws Nederland bereikte, was de bevolking uitzinnig van vreugde. Overal waar Piet Hein kwam, werd hij ontvangen als ‘een groot uytheems Prins’ en eindeloos gehuldigd en toegezongen. De succesvolle vlootvoogd was niet erg gecharmeerd van deze massahysterie. Korzelig merkte hij op: ‘Siet hoe het volck nu raest, omdat soo grooten schat t’huys brenghe, daar weijnich voor hebbe gedaen; ende te voren als ick der voor hadde ghevochten, ende verre grooter daden ghedaen als dese, en heeft men sich naeuwelijcks aen mij ghekeert.’

De totale waarde bedroeg 11,5 miljoen gulden, omgerekend naar vandaag een half miljard euro.

Vergeleken met zijn eerdere prestaties, waarbij hij zich niet alleen had onderscheiden door kundig zeemanschap maar tevens door uitzonderlijke moed, was de verovering van de Zilvervloot inderdaad weinig meer dan een mazzeltje. Maar omdat het verschil tussen investering en opbrengst zo groot was, werd Piet Hein een superheld. Zijn overige daden daarentegen zijn totaal vergeten.

Kaapvaart

Over de vormende jaren van Piet Pietersz. Hein, die eind 1577 in Delftshaven werd geboren, weten we zo goed als niets. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij het vak geleerd op het schip van zijn vader, die als schipper op Danzig en Lissabon voer. Rond 1596 werden vader en zoon Hein door de Spanjaarden gevangengenomen en tewerkgesteld op de in Sluis gestationeerde galeien. Na een jaar of vijf werden ze uitgewisseld tegen een Spaanse admiraal die tijdens de Slag bij Nieuwpoort gevangen was genomen.

De inmiddels vijfentwintigjarige Piet Hein ging hierna als koopvaardijschipper op de West varen, maar in 1603 viel hij opnieuw in handen van de Spanjaarden, waarna hij een jaar of vier gevangenzat in het Castillo del Morro in de Cubaanse hoofdstad Havana. Toen hij vijfentwintig jaar later jacht maakte op de Zilvervloot, kon hij profiteren van zijn kennis van deze omgeving. Na deze tweede periode van gevangenschap, waarover we evenmin details kennen, trad Piet Hein in dienst van de in 1602 opgerichte VOC.

De zee bleef echter trekken en in 1623 trad hij in dienst van de twee jaar tevoren opgerichte WIC

Als onderkoopman maakte hij deel uit van de VOC-vloot die eind 1607 vertrok naar de Molukken. Onderweg werd een mislukte poging ondernomen het Portugese fort in de baai van Mozambique te veroveren, en nadat op Banda een expeditie in de val was gelokt en verschillende VOC-officieren waren gesneuveld, werd Piet Hein benoemd tot schipper van de Hollandia. Zijn omzwervingen in de Oost duurden bijna vier jaar en waren uiteindelijk niet erg succesvol, omdat op de thuisreis zijn kostbare lading kruidnagelen door broei verloren ging.

Hein had wel een schat aan ervaring opgedaan en na thuiskomst vestigde hij zich als schipper in Rotterdam. In de jaren hierna – het Twaalfjarig Bestand was inmiddels van kracht – voer hij geregeld op Spanje, Portugal en Italië. Hij raakte in goeden doen en begin jaren twintig was hij korte tijd een van de schepenen van Rotterdam. De zee bleef echter trekken en in 1623 trad hij in dienst van de twee jaar tevoren opgerichte WIC.

De WIC

Hoewel deze onderneming berucht is geworden wegens de even lucratieve als wrede slavenhandel, hield de WIC zich oorspronkelijk met andere zaken bezig, zoals kolonisatie, koophandel en kaapvaart. Deze laatste activiteit – die zich sinds de beëindiging van het Twaalfjarig Bestand in 1621 vooral tegen Spanje en het door Spanje bezette Portugal richtte – was het meest winstgevend. De slavenhandel, die men aanvankelijk zag als een activiteit die ‘den Christen niet geoorloofd en is’, kwam pas vanaf 1635 op gang.

Piet Hein maakte als vice-admiraal deel uit van de eerste grote expeditie die de WIC organiseerde. Persoonlijk leidde hij de bestorming van het fort van São Salvador, de hoofdstad van het Portugese Brazilië. Na de verovering van deze stad, die een jaar later weer heroverd zou worden, vertrok een deel van de vloot onder leiding van Piet Hein naar Angola met als doel de havenstad Luanda te veroveren. Dit was een belangrijk centrum voor de slavenhandel; door deze handel te blokkeren, hoopte men het plantagesysteem in Amerika lam te leggen, waardoor de Spaanse economie een gevoelige slag zou worden toegebracht. Deze aanval mislukte echter.

Woest bootsvolk

De Heren Negentien, de bewindhebbers van de WIC, waren niettemin zeer tevreden over Piet Hein en gaven hem de leiding over een tweede expeditie naar de West. Ook deze leverde heel wat op, maar het zou de derde tocht zijn die de admiraal onsterfelijke roem – en de WIC veel geld – bezorgde. Deze expeditie was expliciet bedoeld om de Spaanse Zilvervloot te veroveren, en ondanks flinke tegenslagen – om het orkaanseizoen te ontlopen moest Hein eigenlijk al terug – lukte dit.

De verovering van de Zilvervloot was voor Spanje een dubbele klap

Na aftrek van de kosten bleef er zo’n 7 miljoen gulden over, waarvan stadhouder Frederik Hendrik 10 procent kreeg. Piet Hein zelf verdiende waarschijnlijk niet meer dan 6000 gulden met deze expeditie, maar een groot deel van het scheepsvolk keek hem erop aan dat het zo weinig kreeg. Van tevoren was vastgesteld dat de bemanning zeventien maanden extra gage zou ontvangen; voor de meeste matrozen was dat zo’n 200 gulden. Een voor die tijd aardig bedrag, maar in vergelijking met de totale buit natuurlijk een schijntje. Piet Hein werd bedreigd en kon zich niet zonder lijfwacht vertonen. In Amsterdam leidde de onvrede tot de bestorming van het West-Indisch Huis door ”t woeste bootsvolck [dat] was opgehitst door de kroeghouders en hoeren, die, in grooten getale, hieromtrent woonden, en op een gedeelte van den buit vlamden’.

De verovering van de Zilvervloot was voor Spanje een dubbele klap. De bevolking van Madrid mocht dan aanvankelijk vrolijk reageren op het nieuws – de diplomaat en schilder Peter Paul Rubens meldde dat men het verlies van de vloot zag als een vernedering van de gehate regering -, maar de militaire en economische gevolgen waren aanzienlijk. Het land kampte onmiddellijk met een tekort aan liquide middelen, waardoor de troepen die tegen de Republiek vochten niet konden worden betaald en het land in een economische crisis dreigde te belanden. De bevelhebber van de Zilvervloot werd na een slepend proces dan ook ter dood veroordeeld en onthoofd. Tegelijkertijd beschikte de Republiek nu over behoorlijk wat geld en kon de kostbare belegering van ‘s-Hertogenbosch ter hand nemen. De inname van die stad betekende een enorme verzwakking van Spanjes greep op de Zuidelijke Nederlanden.

Duinkerker kapers

Het spreekt vanzelf dat de leiding van de WIC Piet Hein graag nog een keer naar het Caribisch gebied stuurde, maar deze had hier geen trek meer in. Hij stelde daarom eisen die zo exorbitant waren dat de Heren Negentien ze wel van de hand moesten wijzen. Op 26 maart 1629 werd Piet Hein beëdigd als luitenant-admiraal van de Hollandse oorlogsvloot. Hij presenteerde een plan tot verbetering van de marine, dat echter door de verschillende admiraliteiten werd afgewezen.

Op 26 maart 1629 werd Piet Hein beëdigd als luitenant-admiraal van de Hollandse oorlogsvloot

Eind mei vertrok Hein met een eskader uit Hellevoetsluis om de Duinkerker kapers te bestrijden. De schepen uit dit beruchte kapersnest lieten zich echter niet zien, in tegenstelling tot drie kaperschepen uit Oostende. Zoals hij meestal deed, voer Hein zijn Groene Draeck tussen twee van de kaperschepen in, zodat hij aan beide zijden zijn kanonnen kon gebruiken. Deze tactiek bleek ook nu succesvol, al kon de luitenant-admiraal dat niet meer navertellen. Een kogel van acht pond trof zijn schouder, waardoor hij op slag dood was. De schipper van zijn vlaggenschip, de latere admiraal Maarten Harpertsz. Tromp, meldde het sneuvelen van de bevelhebber pas nadat de Oostender schepen waren veroverd.

Zieke slaven

Dat Piet Hein een keer zou sneuvelen, lag in de lijn der verwachting. Tijdens gevechten op zee, waarbij de schepen elkaar van korte afstand bestookten, was de kans groot dat ook de bevelhebber werd getroffen door een kanons- of musketkogel of een rondvliegend stuk hout. Ook Tromp en De Ruyter vielen in de strijd. In tegenstelling tot deze twee zeehelden heeft Piet Hein echter nooit deelgenomen aan een grote zeeslag tussen twee oorlogsvloten.

Piet Hein was niet alleen een dapper officier, hij was ook een uiterst kundig zeeman die respect afdwong bij zijn bemanning

In zijn laatste treffen vocht hij tegen kapers, maar meestal opereerde hij zelf als kaper, waarbij hij ook regelmatig landingen op de kust uitvoerde. Bij dergelijke gelegenheden ging hij veelal voorop en betoonde hij grote dapperheid. Bij de bestorming van São Salvador beklom hij als tweede het Portugese zeefort. De trompetter die hem voorging, werd zodra hij boven kwam doodgeschoten. Op zijn tweede tocht naar de West raakte hij gewond. Het is begrijpelijk dat Piet Hein trotser was op dergelijke wapenfeiten dan op de wel erg gemakkelijk veroverde Zilvervloot.

Piet Hein als gezagvoerder

Piet Hein was niet alleen een dapper officier, hij was ook een uiterst kundig zeeman die respect afdwong bij zijn bemanning. Hij wordt beschouwd als degene die de kiellinie – het achter elkaar varen van de schepen – heeft geïntroduceerd, al zou deze formatie in een zeeslag pas voor het eerst worden toegepast door Maarten Tromp. Over de vraag in hoeverre hij de grondlegger van de Nederlandse marine was, is jarenlang getwist. De door hem voorgestelde veranderingen zouden zeker een verbetering zijn geweest, maar omdat hij al na enkele maanden sneuvelde, oefende hij uiteindelijk weinig invloed uit.

Als gezagvoerder had Piet Hein op zijn schepen de wind er stevig onder. Wie verstek liet gaan bij de gebedsdiensten voor het ontbijt en het avondmaal of wie tabak pruimde buiten het gedeelte van het schip dat daarvoor was aangewezen, kon forse straffen krijgen. Tegelijkertijd had hij echter veel aandacht voor het welzijn van zijn bemanning en zorgde hij zoveel mogelijk voor goede proviand.

Wil men de Indianen met straffe en wreede proceduren bejegenen, men sal haer oorsaecke gheven om ons te haeten

Ook ten opzichte van de inheemse volken met wie hij te maken kreeg, was hij zeker niet de wrede, niets en niemand ontziende kolonisator. Volgens zijn eerste biograaf, dominee Dionysius Spranckhuysen, was hij eropuit de inlanders voor zich te winnen. Hij citeert Hein: ‘Wil men de Indianen met straffe en wreede proceduren bejegenen, men sal haer oorsaecke gheven om ons te haeten.’ Toen hij op zijn tweede tocht naar de West twee schepen met zieke slaven buitmaakte, weigerde hij deze overeenkomstig zijn orders naar het Amazonegebied te brengen en hen daar te verkopen.

Bescheiden zeebonk

Tijdgenoten beschreven Piet Hein als een vrome, oprechte, plichtsgetrouwe en hardwerkende man. Als bij zoveel zeventiende-eeuwers ontbreken voldoende biografische gegevens om dit beeld te verifiëren. Er zijn echter ook geen aanwijzingen van het tegendeel. Hij voldoet daarmee helemaal aan het ideaaltype van de dappere, maar bescheiden zeebonk, het soort man dat van de Republiek der Verenigde Nederlanden een wereldmacht maakte.

Piet Hein was het soort man dat van de Republiek een wereldmacht maakte

De keerzijde van deze medaille werd vertegenwoordigd door de schrieperige Staten-Generaal, die Heins weduwe heel lang lieten wachten op geld dat haar toekwam en die aanvankelijk geen aanstalten maakten het toegezegde grafmonument in de Oude Kerk van Delft te laten vervaardigen. Pas toen de weduwe dreigde dat zelf te bekostigen, kwam er een kostbaar marmeren praalgraf, waarop hij liggend was afgebeeld. Piet Hein was de eerste vlootvoogd wie deze eer te beurt viel.

Ordinaire zeerover

In de collectieve herinnering bleef Piet Hein de man die de Zilvervloot had veroverd en zo mede de materiële basis voor de Gouden Eeuw had gelegd. Vooral toen in de negentiende eeuw het Nederlandse nationalisme zich laafde aan de glorie van diezelfde Gouden Eeuw, werden zeehelden als Piet Hein vereerd als verpersoonlijking van vaderlandse deugden als eenvoud, ondernemingslust, plichtsbesef en koelbloedigheid. In 1844 dichtte Jan Pieter Heye ‘Een triomfantelijk lied van de Zilvervloot’, met het bekende refrein:

Piet Hein, zijn naam is klein,
Zijn daden bennen groot
Zijn daden bennen groot
Hij heeft gewonnen de Zilvervloot.

Roem

Twaalf jaar later getoonzet door Johannes Josephus Viotta, werd dit een van de populairste nationalistische krakers. In 1870 werd in Heins geboorteplaats Delfshaven een standbeeld onthuld, nadat de initiatiefnemers in de voorafgaande winter de bevolking hadden geënthousiasmeerd door een exemplaar van sneeuw te vervaardigen.

Zeehelden als Piet Hein werden vereerd als verpersoonlijking van vaderlandse deugden

Piet Heins roem hield het, net als die van bijvoorbeeld Michiel de Ruyter, uit tot in de jaren zestig. Vanaf die tijd werd het mode om dergelijke zeehelden te zien als abjecte vertegenwoordigers van het perfide kolonialisme. In het geval van Piet Hein kwam daar nog eens bij dat hij als officieel door de regering aangestelde kaper vaak werd vergeleken met ordinaire zeerovers. Bovendien voer hij in dienst van de WIC, die zich na zijn dood schuldig zou maken aan grootscheepse slavenhandel. Dit beeld van de vlootvoogd, deels gebaseerd op guilt by association, is even ahistorisch als het loflied van J.P. Heye.