‘Lorrendraaiers’ waren merendeels Zeeuwse schippers, die ten tijde van de Republiek illegaal handeldreven op West-Indië. Volgens historicus Ruud Paesie hebben zij tijdens de slavernij vier keer zoveel slaven vervoerd als tot nu toe werd aangenomen. ‘Daarmee zaten ze de WIC qua slavenhandel behoorlijk in de weg.’
Eind 1718 raakte het WIC-fregat de Faam voor de Afrikaanse kust slaags met lorrendraaiers: smokkelaars die het monopolie van de compagnie negeerden. De lorrendraaiers troffen de Faam in de kruitkamer en het schip ging ten onder. Het grootste deel van de bemanning kwam om.
Meer lezen over slavernij? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
In Zeeland werd het nieuws over de vernietiging met gejuich ontvangen. Veruit de meeste lorrendraaiers waren in die tijd namelijk Zeeuwen. Zij beschouwden hun eigen activiteiten niet als smokkel, maar als eerlijke handel, waar de West-Indische Compagnie (WIC) zich niet mee moest bemoeien. De Zeeuwse haat tegen de WIC was daarom groot.
En het was allemaal nog wel zo mooi begonnen. ‘De Zeeuwen waren bij de eersten uit de Nederlanden die eind zestiende eeuw op Afrika voeren,’ zegt Ruud Paesie, die recent aan de Universiteit Leiden promoveerde op Lorrendrayen op Africa, over de smokkel op West-Afrika van 1700 tot 1734. ‘Aanvankelijk was de handel op West-Indië of het Atlantisch gebied vooral een Zeeuwse aangelegenheid, en toen de WIC in 1621 voor het eerst werd opgericht, vonden de Zeeuwen dat prima,’ zegt Paesie.
WIC slavenhandel gefrustreerd
‘Maar in de loop van de zeventiende eeuw raakte de Zeeuwse economie meer en meer in het slop. Een belangrijke tegenslag was bijvoorbeeld dat Middelburg halverwege de zeventiende eeuw de stapelmarkt voor wijn kwijtraakte aan Rotterdam. De Zeeuwen zochten daarom naar nieuwe manieren om geld te verdienen en investeerden in toenemende mate in de risicovolle scheepvaart, zoals de illegale vaart op West-Afrika.’
Paesie, voormalig duikinstructeur en geïnteresseerd in alles wat met de zee te maken heeft, verdiepte zich in de lorrendraaiers en kwam er al snel achter dat niemand wist op welke schaal de smokkel zich had afgespeeld. Hij onderzocht daarom de archieven van de WIC, waarin opgebrachte lorrendraaiers vermeld stonden. Ook bekeek hij post uit Elmina, het WIC-fort in het huidige Ghana, waarin de lorrendraaiers vaak werden genoemd, soms zelfs met naam en toenaam. En hij ging de sporen na van boekhouders, die alle papieren in orde maakten voordat een schip vertrok. Want ook de lorrendraaiers moesten de nodige passen aanvragen en tol betalen.
Na vergelijking van deze bronnen kwam Paesie tot de conclusie dat lorrendraaiers tussen 1674 (toen de Tweede WIC werd opgericht) en 1730 (toen de handelsvaart op West-Afrika werd vrijgegeven) 55.000 tot 60.000 slaven van Afrika naar Amerika hebben vervoerd. Dat was vier keer zoveel als tot nu toe werd geschat.
‘Daarmee zaten de lorrendraaiers de WIC en haar slavenhandel behoorlijk in de weg,’ zegt Paesie, ‘want lorrendraaiers verkochten slaven voor 20 procent minder dan de WIC. Zij hadden namelijk veel minder kosten, doordat ze bijvoorbeeld geen fort hoefden te onderhouden. Voor de WIC was slavenhandel dan ook nooit erg lucratief. Daarom stopten ze in 1739 maar met die handel.’
Maar slaven waren zeker niet het enige wat er in Afrika te halen viel, benadrukt Paesie. Er kwam ook goud vandaan, ivoor en gom – voor gebruik in verf –, medicijnen en plakmiddelen. En daar was het de lorrendraaiers net zo goed om te doen. De lorrendraaierij was lucratief, en daarom waren er voldoende investeerders te vinden. En dat waren niet alleen schimmige figuren: ‘Ik ben regelmatig personen tegengekomen die de ene keer bewindvoerder bij de WIC waren en de andere keer investeerden in een lorrendraaier,’ zegt Paesie. ‘Die twee werelden liepen volledig door elkaar heen, vooral in Zeeland.’
Vanaf 1685 betoogden Zeeuwse steden dan ook dat het monopolie van de WIC maar moest worden opgeheven. ‘Maar in de praktijk trokken de regenten in Zeeland zich toch al niets aan van de verboden,’ zegt Paesie. ‘Het was dus ook geen enkel probleem om in Zeeland een schip uit te rusten om naar West-Afrika te varen. Niemand hield je tegen.’
En voor de Afrikaanse kust had de WIC te weinig schepen om het de lorrendraaiers echt moeilijk te maken. Uit de hele bestaansperiode van de WIC zijn maar negentien grote confrontaties tussen controleurs en lorrendraaiers bekend, terwijl er vele honderden smokkelschepen handel hebben gedreven.
De pakkans was dus klein, vooral ook omdat de bemanningen van de WIC-schepen soms banger waren voor de lorrendraaiers dan andersom. Sommige schippers van de smokkelschepen weken nergens voor terug om hun schip en hun handelswaar te behouden. Willem Credo, schipper van de Peerl, was er een van. Hij had een angstwekkende reputatie opgebouwd als kaapvaarder. ‘Die lieten ze met rust,’ zegt Paesie. Misschien om rampen als die met de Faam te voorkomen.
Als de WIC er dan toch in slaagde een smokkelschip te overmeesteren, kon de bemanning officieel de doodstraf krijgen. Maar dat is nooit gebeurd. Sterker nog: de WIC nam de zeelieden vaak in dienst.
Lorrendrayen op Africa. De illegale goederen- en slavenhandel op West-Afrika tijdens het achttiende-eeuwse handelsmonopolie van de West-Indische Compagnie, 1700-1734.
Ruud Paesie
428 p. Bataafsche Leeuw, € 29,50