Onlangs werd me door collega Maarten Hajer, professor urban futures, gevraagd een verhaal te houden over de dreigingen en uitdagingen in het jaar 2060. Een gewaardeerde collega, maar een onmogelijke vraag.
Als een historicus ergens een hekel aan heeft, of tenminste zou moeten hebben, is dat aan het voorspellen van de toekomst. Hoe vaak krijg ik niet de vraag of er over tien of twintig of vijftig jaar nog terrorisme is? Of we over honderd jaar oorlog hebben uitgebannen? Hoe we over tweehonderd jaar aankijken tegen het geschreven woord en boeken? The sky is the limit, de geschiedenis doet er eigenlijk niet eens meer toe. Dat soort voorspellingen, en ook de vraag ernaar, zijn buitengewoon ahistorisch. Alsof de toekomst een optelsom is van meer van hetzelfde, vermenigvuldigd met onze goede intenties.
Meer columns lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Bovendien, veel van die toekomstexercities gaan uit van een brave new world. Alles komt goed als we de stikstofreducties uitstellen tot na 2030. Maar wie heeft er eigenlijk bedacht dat die toekomst comfortabel zou zijn? Dat ChatGPT of AI ons gaat helpen met de zorg of het onderwijs? Dat al die fijne nieuwe uitvindingen de mens ten goede zullen komen? Maar als we één ding vanuit de geschiedenis kunnen stellen, is dat dat de toekomst heus niet per se comfortabeler zal zijn dan nu. Ja, we hebben de afgelopen eeuwen meer welvaart en welzijn ontwikkeld. Maar vertel dat maar eens aan de mensen in Oekraïne, aan de mensen onder de armoedegrens, de klimaatactivisten of de boze boeren.
Het probleem is dat we niet eens een paar maanden vooruit kunnen kijken. Trends zijn te voorspellen, singuliere gebeurtenissen niet. De tijd verloopt niet alleen langs de lijnen van chronos, maar er is ook zoiets als kairos: momenten van ongekende breuken en kantelpunten die niemand aan had zien komen.
Neem de oorlog in Oekraïne. De fog of war is zo dicht en ondoorzichtig dat het van het volgende gevecht afhangt hoe de oorlog zich zal ontwikkelen. Als de Russen bij Bachmoet of in het komende lenteoffensief substantieel worden teruggedrongen en militair echt pijn gaan lijden, opent dat een volstrekt andere situatie voor onderhandelingen dan wanneer we in een frozen war terechtkomen.
Of neem de klimaatcrisis. Klimaatwetenschappers hebben het over ‘transitie’ en transformatieve technologieën. Alsof de mensheid geleidelijk aan zal bijleren en eindelijk vanzelf het goede zal doen. Maar historici weten dat echte breuken meestal met heftige revoluties gepaard gaan.
Ja, ik heb dat praatje over 2060 gehouden. En ik heb het vooral over de duisternis gehad. Over de terugkeer van het duister na een politieke revolutie, die een eind maakt aan decennia van lichtvervuiling (lees Het Duisternismanifest,waarin Johan Eklöf uitlegt hoe die vervuiling onze ecologische balans dreigt te verstoren). En over het feit dat wij niet door het duister van de toekomst kunnen priemen. Waarbij het grootste probleem niet historisch is, maar psychologisch. Zolang we niet bereid zijn in het heden de noodzakelijke offers te brengen, is een aangename toekomst voor ons en de komende generaties helemaal niet meer voorstelbaar.