In Bachmoet woedt een uitputtingsslag tussen eenheden van de Russische Wagner-groep en het Oekraïense leger. De stad zelf is van weinig strategische waarde; het lijkt erop dat beide partijen vooral zo veel mogelijk schade willen toebrengen aan de vijand. In de media wordt Bachmoet vergeleken met Verdun. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zouden de Duitsers die vestingstad hebben aangevallen om de Fransen te laten ‘doodbloeden’. Inmiddels twijfelen historici aan die lezing.
De strijd om Bachmoet is ontaard in een trage loopgravenoorlog, waarin vooral artillerie een beslissende rol speelt. Yevgeny Prigozhin, het hoofd van de Russische paramilitaire organisatie Wagner-groep, heeft verklaard dat hij in Bachmoet een kans ziet om het Oekraïense leger dood te laten bloeden. Volgens de NAVO is sprake van het omgekeerde: sinds augustus zijn rond Bachmoet vijf keer zoveel Russische soldaten gesneuveld dan Oekraïners. In de media worden vergelijkingen getrokken met de slag bij Verdun in 1916, waar tienduizenden Duitse en Franse soldaten de dood vonden.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
In februari 1916 viel het Duitse Vijfde Leger aan bij de Noord-Franse vestingstad Verdun. Tot en met december vochten Duitsers en Fransen in een gebied van tientallen vierkante kilometers om de stad Verdun en de omringende vestingen. De Duitsers konden het slagveld dankzij hun artillerie van drie zijden tegelijk beschieten, wat de Franse verdediging bemoeilijkte. De Fransen leden ongeveer 377.000 verliezen (doden, gewonden en krijgsgevangenen) en de Duitsers 337.000. Meer dan driekwart van alle Franse regimenten zou uiteindelijk vechten bij Verdun, door een rotatiesysteem waardoor elk regiment bij de sector werd gestationeerd. Uiteindelijk lukte het de Fransen de linie te heroveren tot voorbij het startpunt van het Duitse offensief.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Weissbluten’
In zijn memoires verklaart de Duitse opperbevelhebber Erich von Falkenhayn wat het doel was van de aanval op Verdun. Eind 1915 was er aan het Westfront sprake van een patstelling. Grootschalige doorbraken van de Centralen of de Geallieerden leken onmogelijk. Von Falkenhayn vatte het idee op om het Franse leger uit te schakelen in een slijtageslag. Het garnizoen van de vestingstad Verdun was het laatste dat zich in de Frans-Duitse oorlog van 1870 had overgegeven, dus besloot Von Falkenhayn op die symbolische plaats de Franse stellingen aan te vallen. Bovendien bevond de stad zich in een voor de Fransen ongunstige uitstulping in de linie. Hij wilde de Fransen in een benarde situatie dwingen en laten vechten tot hun krachten het zouden begeven. Zo zou het Franse leger ‘Weißbluten’.
Volgens Von Falkenhayn had hij dit meesterplan opgenomen in het zogeheten Kerstmemorandum, dat hij in december 1915 naar keizer Wilhelm II stuurde om zijn plannen voor het komende oorlogsjaar te schetsen. Het memorandum is echter nooit gevonden in de archieven van het Duitse leger, die in 1945 werden verwoest. Bovendien wordt het document pas na de Eerste Wereldoorlog voor het eerst genoemd, in de memoires van Von Falkenhayn zelf. De afgelopen jaren is de visie op Verdun veranderd. De Amerikaanse historicus Paul Jankowski plaats in zijn boek Verdun: The Longest Battle of the Great War (2014) vraagtekens bij de intenties van de Duitse opperbevelhebber om de Fransen te laten doodbloeden.
Britse aanval
Jankowski stelt dat de aanval op Verdun een poging was om een aanval uit te lokken van het Britse Expeditionary Force, zodat dit overtuigend verslagen kon worden. Von Falkenhayn voorzag mogelijk een Britse aanval bij Artois: hij verbood namelijk toen de slag al gaande was het verplaatsen van extra divisies naar Verdun omdat die bij Artois nodig konden zijn.
Jankowski acht het mogelijk dat Von Falkenhayn het Kerstmemorandum achteraf heeft vervalst. Hij stond bekend als een ambitieuze, eigenzinnige veldheer, die met verschillende generaals ruziede over het Duitse strijdplan. Om zijn reputatie te beschermen en zijn falen bij Verdun te verhullen, zou hij het memorandum later hebben gefabriceerd. Ook is het mogelijk dat Von Falkenhayn zijn doelstellingen bijstelde, toen de aanval op Verdun niet het gewenste effect had en de Britten geen tegenoffensief begonnen. Na de oorlog kon hij beweren dat dit van begin af aan zijn plan was geweest.
Vervalsing
De kritiek op het Kerstmemorandum is niet nieuw. Al sinds de jaren dertig werd het bestaan ervan in twijfel getrokken door historici van het Reichsarchiv. In de jaren negentig besteedde de Duitse historicus Holger Afflerbach in zijn biografie Falkenhayn: Politisches Denken und Handeln im Kaiserreich een complete bijlage aan de echtheid van het memorandum en concludeerde dat het een vervalsing was. Hij meende echter wel dat het memorandum een realistische weergave zou zijn van de grotere strategie van Von Falkenhayn. Vanwege de onmogelijkheid om een doorbraak te forceren zou Von Falkenhayn hebben gegokt op een slijtageslag.
Dit laatste betwist de Britse historicus Hew Strachan in de essaybundel The Purpose of the First World War uit 2015. Volgens hem werd het argument van de slijtageslag pas in april 1916 gebruikt om het falen bij Verdun te rechtvaardigen. Von Falkenhayn was in Strachans visie van plan geweest de Geallieerden op het Westfront uit elkaar te drijven, wat aansluit op de theorie van Jankowski over het Britse tegenoffensief. Ook noemt Strachan het hoogst onlogisch dat Von Falkenhayn een slijtageslag zou zijn aangegaan, terwijl de Geallieerden over meer manschappen en materieel beschikten. De Duitsers hadden simpelweg minder bloed om te vergieten.