Home Dossiers Tachtigjarige Oorlog ‘Filips zag alleen dat de mensen hier niet deugden’

‘Filips zag alleen dat de mensen hier niet deugden’

  • Gepubliceerd op: 26 januari 2011
  • Laatste update 27 mrt 2024
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 5 minuten leestijd
‘Filips zag alleen dat de mensen hier niet deugden’
Cover van
Dossier Tachtigjarige Oorlog Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Ooit was het verhaal heel helder: de Tachtigjarige Oorlog was een strijd tussen enerzijds overtuigde protestanten in de Nederlanden en anderzijds de ultraorthodoxe onderdrukker Filips II in Spanje. De afgelopen halve eeuw is dat beeld omvergegooid, en dat is voor een belangrijk deel te danken aan J.J. Woltjer (1924-2012), in de jaren tachtig hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Historisch Nieuwsblad sprak met hem in 2011.

In 1962 wees Woltjer in zijn proefschrift Friesland in hervormingstijd op het grote belang van middengroepen in de Nederlanden, die voor geen van beide partijen kozen. Zij hoopten op verzoening tussen strikte katholieken en orthodoxe protestanten, vanuit de overtuiging dat iedereen ‘God moet dienen naar het licht dat hem gegeven is’. In de Nederlanden waren ze in de meerderheid en als het aan hen had gelegen, was de bloedige strijd tegen koning Filips nooit losgebarsten.

Meer lezen over de Tachtigjarige Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Bijna vijftig jaar na zijn proefschrift heeft Woltjer zijn stelling nog eens grondig uitgewerkt in Op weg naar tachtig jaar oorlog. Over de voorgeschiedenis en de eerste fasen van de Nederlandse opstand. ‘Ik had het gevoel dat ik beethad met mijn verhaal over de middengroepen,’ licht hij toe. ‘Met dit boek heb ik de vis helemaal op het droge willen krijgen.’

Om te laten zien hoe belangrijk de middengroepen waren, vertelt Woltjer een brede geschiedenis van de Nederlanden, in Europese context. Hij gaat terug tot vroeg in de vijftiende eeuw, toen de Nederlanden in handen waren van de hertogen van Bourgondië. Daarna behandelt hij de escalatie van religieuze conflicten tussen protestanten en katholieken, die in de Nederlanden werden uitgevochten in de Opstand tegen Filips II.

Aan het begin van Woltjers boek is de situatie op religieus gebied tamelijk rustig, maar al vroeg in de zestiende eeuw formuleert Luther zijn eerste kritiek op de katholieke kerk. Achteraf weten we dat dat het startschot was van de Reformatie, die een veelheid aan protestante kerken zou opleveren, waarvan de leden allemaal dachten het theologisch bij het rechte eind te hebben.

‘De extremen, zowel aan katholieke als aan protestantse zijde, deden of alleen zíj goede gelovigen waren,’ zegt Woltjer. ‘Door die houding ontstond heel veel ellende.’ Vóór de Reformatie was de katholieke kerk redelijk soepel ten opzichte van gelovigen, benadrukt hij. ‘Maar toen er felle tegenstanders opstonden, werd de katholieke kerk zelf strikter. De extremen aan beide zijden spiegelden elkaar.’

Tussen deze partijen bevonden zich Woltjers middengroepen, die het niet nodig vonden te kiezen tussen de uitersten. Hun gematigde houding was ‘een sentiment, een gevoel. Veel van deze mensen dachten waarschijnlijk niet heel veel na over godsdienstige kwesties. Ze zagen gewoon niets in hoogoplopende conflicten.’

De middengroepen vormden geen duidelijke eenheid: ze waren breed en diffuus, en omvatten eenvoudige boeren maar ook hoge edellieden als Willem van Oranje, en de graven van Egmond en Horne. Allemaal vonden ze dat er ruimte moest zijn voor verschillende christelijke overtuigingen, binnen de katholieke kerk of, als dat echt niet ging, daarbuiten.

Voor koning Filips II was daar geen sprake van. ‘Hij was orthodox katholiek opgevoed en sinds zijn jeugd had hij op dat terrein niets bijgeleerd,’ zegt Woltjer. ‘Filips was erg rechtlijnig; daarin was hij een exponent van de Spaanse Contrareformatie.’

Met Filips aan het roer was een conflict onvermijdelijk: ‘Toen hij in de Nederlanden was, zag hij alleen dat de mensen hier niet deugden.’ Met zijn katholieke blik kon hij geen begrip opbrengen voor de vele verzoeningspogingen vanuit de middengroepen. Hij hield vast aan het middeleeuwse idee dat hardnekkige ketters nu eenmaal met de dood moesten worden bestraft. Daartegenover stond het modernere idee dat iemand die te goeder trouw geloofde, nooit ter dood mocht worden veroordeeld, ook al was hij een ketter.

De kloof tussen deze standpunten was zo groot dat Woltjer spreekt van een gespleten rechtsbesef: Filips en de middengroepen konden het niet eens worden omdat ze fundamenteel van mening verschilden over wat rechtvaardig was. Filips zag de middengroepen daardoor net zozeer als zijn vijand als de extreme protestanten.

Dat resulteerde in de ‘brieven uit het bos van Segovia’, van koning Filips aan landvoogdes Margaretha van Parma, geschreven in oktober 1565. Daarin koos de koning definitief voor de harde lijn, ondanks bemiddelingspogingen van met name Egmond. Ketters moesten opgepakt worden en ter dood gebracht, punt uit. Filips was ervan overtuigd dat er in de Nederlanden genoeg goede katholieken waren die die taak graag op zich zouden nemen. Dat was typerend voor zijn vertekende beeld van de situatie in de Nederlanden: hij was blind voor het feit dat het merendeel van de katholieken in de Nederlanden tegen strenge straffen voor ketters was.

‘Voor de brieven uit het bos van Segovia liet Filips zich alleen adviseren door mensen uit de Spaanse Contrareformatie,’ zegt Woltjer. ‘Daardoor begreep hij niet wat er in de Nederlanden gaande was.’ Hij zag ook niet in dat er in de Nederlanden inmiddels zoveel ketters waren dat bestraffing praktisch niet meer haalbaar was. En zo leidde de rechtlijnigheid van Filips tot de Opstand, en uiteindelijk, geheel ongepland door alle partijen, tot het ontstaan van de Republiek der Nederlanden.

Maar zo ver loopt Woltjers boek niet. Het eindigt rond 1579, als Alexandre Farnese, hertog van Parma, optrekt tegen de opstandelingen en het hun verschrikkelijk lastig weet te maken. Wie wil weten hoe de opstandige gewesten de strijd uiteindelijk winnen, moet een ander boek lezen. ‘Vanaf 1580 gaan ze een halve eeuw vechten,’ zegt Woltjer. ‘Dat heb ik niet beschreven.’