De Spaanse koning Filips II heerste over een rijk waar de zon nooit onderging. Hij had moeite het overzicht te bewaren en probeerde het bestuur te centraliseren. Juist dat kostte hem uiteindelijk zijn rijkste gebiedsdeel, de Nederlanden.
Op 31 maart 1578 verliet Juan de Escobedo het paleis van de prinses van Éboli. Hij was zo diep in gepeins verzonken dat hij niet merkte dat zes mannen zich schielijk terugtrokken in de schaduwen van een steeg, precies op het moment dat hij hen op zijn paard passeerde. Luttele seconden later lag hij bloedend op de keien. Uit zijn zij stak de punt van een Castiliaans zwaard. Het was met grote kracht en precisie dwars door zijn lichaam gestoken. Nog diezelfde avond gaf Juan de Escobedo, een van de machtigste mannen van Spanje, de geest.
Meer lezen over de Tachtigjarige Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Alleen verantwoording aan God
Koning Filips II had er elf jaar voor nodig om in het openbaar te erkennen wat iedere inwoner van Castilië reeds lang vermoedde: dat hij persoonlijk toestemming had verleend voor de moord op zijn voormalige vertrouweling en minister van Financiën.
Als katholieke soevereine vorst die enkel het gezag van God boven zich duldde – met de pausen van Rome lag Filips onveranderlijk in de clinch – meende Filips II aan geen sterveling verantwoording te hoeven afleggen. Toch was hij gaan twijfelen of hij in het geval van Escobedo wel juist had gehandeld.
Filips’ naaste adviseur Vázquez zou het weleens bij het rechte eind kunnen hebben gehad toen hij suggereerde dat God mogelijk vertoornd was en Filips aanraadde na te gaan wat hij in het verleden kon hebben misdaan
De laatste jaren had het hem op persoonlijk en politiek vlak niet meegezeten. De roemloze ondergang van de Spaanse Armada bij Engeland was de meest recente in een lange serie tegenslagen die de koning teisterde. Zijn naaste adviseur Mateo Vázquez zou het weleens bij het rechte eind kunnen hebben gehad toen hij suggereerde dat God mogelijk vertoornd was en Filips aanraadde na te gaan wat hij in het verleden kon hebben misdaan.
Filips gaf daarom opdracht zijn minister Antonio Pérez, op wiens initiatief Escobedo uit de weg was geruimd, op de pijnbank te leggen. Pérez was vrij snel tot een ‘bekentenis’ gekomen. Bovendien onderbouwde hij zijn verklaring met documenten, waaruit zou blijken dat Escobedo samen met zijn baas Don Juan van Oostenrijk een complot had beraamd om Filips van zijn troon te stoten, zodat Don Juan de macht in Madrid kon overnemen.
We weten niet of de ondervragers van Pérez zich door deze verklaring hebben laten overtuigen. Het is onwaarschijnlijk dat Don Juan, als landvoogd van de verre, rebellerende Nederlanden, plannen in die richting koesterde. Hij had in Brussel zijn handen al vol aan de Tachtigjarige Oorlog. Bovendien hoopte hij, zodra de rust in de Lage Landen was weergekeerd, een gooi te kunnen doen naar de troon van Engeland. Niemand minder dan de paus had zijn volle steun voor dat plan reeds toegezegd. Maar Don Juans vroegtijdige dood in oktober 1578 had roet in het eten gegooid.
Hoogverraad
De doortastende ondervragers van Pérez waren echter niet zozeer uit op een antwoord dat hen persoonlijk zou overtuigen. Het was hun veeleer te doen om een verklaring die de koning zou vrijpleiten. Daarin werden ze niet teleurgesteld: hoogverraad vormde een meer dan bevredigend excuus om Escobedo uit de weg te laten ruimen.
Maar de meeste Castilianen waren en bleven ervan overtuigd dat de openlijk overspelige en ostentatief corrupte Antonio Pérez zo zijn eigen redenen had gehad om zijn voormalige vriend en collega Escobedo te elimineren. En dat hij Filips II gewiekst voor zijn karretje had gespannen door de koning van Spanje valse inlichtingen te verschaffen over een aanstaande staatsgreep door zijn ambitieuze halfbroer Don Juan en diens secretaris.
Dat Filips er schijnbaar zo gemakkelijk was ingetuind, zegt niets over zijn intelligentie of veronderstelde naïviteit. Filips was niet dom. En hij was verre van goedgelovig. Maar het zegt veel over de omstandigheden waarin de koning van Spanje leiding moest geven aan zijn uitgestrekte rijk, ‘waar de zon nooit onderging’. Dat rijk was in de loop van de zestiende eeuw door een vrijwel continue uitdijing in alle windrichtingen praktisch onbestuurbaar geworden.
Het rijk van Filips was door uitdijing onbestuurbaar geworden, maar Filips bleef ernaar streven alle touwtjes in handen te houden
Tegelijkertijd bleef Filips ernaar streven alle touwtjes strak in handen te houden. Dit had het paradoxale gevolg dat Filips II vaak puur op intuïtie beslissingen nam, daarbij geholpen door zijn diepe overtuiging dat hij als Gods uitverkoren werktuig altijd in zijn recht stond.
Dat kon ook niet anders, omdat de enorme hoeveelheid documentatie die hij dagelijks kreeg aangeleverd – over de toestand in Midden- en Zuid-Amerika, Florida, de naar hem vernoemde Filippijnen, de Nederlanden, Sicilië, Napels of Aragon, de voortgang van de bouw van het Escorial, de staat van zijn tuinen in Aranjuez – door geen mens meer te behappen viel.
Karel V: improviseren en experimenteren
Als vorst die in de wereld zijn gelijke niet kende, was Filips niet te benijden. Zijn vader keizer Karel V was een doener, die al improviserend en experimenterend – en onderwijl enorme schulden nalatend – zijn bezit bijeen had weten te houden. Filips was uit een ander hout gesneden.
Ook hij had een enorme, om niet te zeggen obsessieve dadendrang. Maar Filips bracht het overgrote deel van zijn regeerperiode achter zijn bureau door. Daar zat hij vaak tot diep in de nacht dossiers te bestuderen en correspondentie te beantwoorden. En zich het hoofd te breken over de vraag hoe hij in hemelsnaam aan al zijn dagelijkse bureaucratische verplichtingen kon voldoen.
Filips’ heilige verantwoordelijkheidsgevoel was hem met de paplepel ingegoten. De eerste acht jaar van zijn leven wist hij zich omringd door louter vrouwen met een zeer godsvruchtige reputatie. Op de eerste plaats was daar natuurlijk zijn intens religieuze, ascetisch levende moeder Isabella van Portugal, die te midden van haar eigen eclectische reliekenverzameling in 1527 van Filips was bevallen.
Filips’ onwrikbare geloof in predestinatie valt zonder twijfel terug te voeren op zijn religieuze opvoeding
Isabella werd in de dagelijkse opvoeding bijgestaan door twee beata’s of ‘heilige vrouwen’. Filips’ onwrikbare geloof in predestinatie, waartoe hij steeds opnieuw zijn toevlucht zou nemen zodra zich een beslissing van groot gewicht en onzeker gevolg aandiende, valt zonder twijfel op zijn opvoeding terug te voeren. Net als zijn gevoel dat zijn aardse én bovenaardse lot verbonden waren met het welzijn van de katholieke kerk.
In 1535 werd Filips ruw uit zijn spirituele droomwereld weggerukt. Zijn vader wees hem een eigen, louter mannelijke huishouding toe. Filips verdere opvoeding werd toevertrouwd aan de steile, plichtsgetrouwe Don Juan de Zúñiga. Zijn mentor verloor Filips geen moment uit het oog en sliep zelfs naast hem op zijn kamer. Goedkeurend stelde de oude Don Juan vast dat ‘de jonge prins een natuurlijke godvrezendheid bezit, in een mate die ik nog nooit bij iemand van zijn leeftijd heb aangetroffen’.
Jacht en riddertoernooien
Filips leerde Latijn, werd uitgebreid onderwezen in de theologie, geschiedenis en geografie, en maakte kennis met het werk van de humanisten. Hij was ijverig en leergierig, maar genoot boven alles van de jacht en riddertoernooien. Het huwelijk met zijn volle nicht van vaders- en moederszijde, Maria Manuela van Portugal, in november 1543, vormde de opmaat tot zijn geleidelijke inwijding in het landsbestuur – te beginnen met het formele regentschap over Castilië datzelfde jaar.
Karel V was een afwezige vader. Dat was mede het gevolg van de voortdurende onrust in de Nederlanden. Nadat Isabella in 1539 in het kraambed was gestorven, kwam hij naar Spanje met het voornemen zijn zoon intensief voor te bereiden op zijn toekomst als heerser over een wereldrijk. Maar al snel had Karel V zich gedwongen gezien opnieuw naar de Nederlanden af te reizen, omdat er een belastingopstand was uitgebroken.
Karel drukte Filips op het hart God te eren, de Ware Kerk te verdedigen en alleen op directe familie te vertrouwen
Hij vertrok echter niet zonder zijn zoon gedetailleerde instructies na te laten. Allereerst drukte Karel zijn troonopvolger op het hart God te eren, de Ware Kerk te verdedigen en enkel op directe familie te vertrouwen. Karel waarschuwde zijn zoon dat de onrust in de Nederlanden tot een afscheiding van Spanje en een verwerping van het katholicisme zou kunnen leiden.
Hij hield daarom nadrukkelijk de mogelijkheid open om in geval van nood de Nederlanden uit Filips’ erfdeel te lichten ‘om het welzijn, de veiligheid en de rust in de overige geërfde koninkrijken en gebieden te kunnen waarborgen’. In dat geval zouden de Nederlanden aan Filips jongere zuster María worden toebedeeld.
Filips bezoekt de Nederlanden
In 1549 besloot Karel V alsnog dat de zeventien ‘Nederlandse’ provincies definitief aan Filips toevielen. Nog datzelfde jaar bezocht de 21-jarige kroonprins als onderdeel van een grand tour door zijn toekomstige erfdeel de Nederlanden. Een voor een zworen de vertegenwoordigers van de Nederlandse steden en provincies trouw aan hun aanstaande koning. Daarbij verplichtten ze zich voortaan een en dezelfde soeverein te erkennen, zodat de eenheid van het gebied ook in de toekomst gewaarborgd bleef.
Maar het zou Filips niet lukken de Lage Landen bijeen te houden. Daar zijn vele oorzaken voor aan te wijzen. Zo slaagde Karel er niet in Filips door de Duitse keurvorsten te laten erkennen als zijn directe opvolger als keizer van het Heilige Roomse Rijk. Toen Karel in 1556 aftrad, huldigden ze zijn broer Ferdinand in als nieuwe keizer. Hierdoor raakten de Nederlanden geïsoleerd van de overige gebiedsdelen van de Spaanse Habsburgers.
Filips had de centralistische neiging om ingewikkelde problemen te lijf te gaan met een intensivering van verslaglegging en bureaucratie
Wat ook zeker niet hielp, was Filips’ moderne, centralistische neiging om ingewikkelde problemen te lijf te gaan met een intensivering van verslaglegging en bureaucratie. Illustratief was zijn opdracht in 1559 aan Jacob van Deventer om:
‘alle plaatsen in de Nederlanden te bezoeken, te meten en uit te tekenen, met alle rivieren en aangrenzende dorpen […]. Dit moet worden samengebracht in een boek dat panorama’s van alle provincies bevat, gevolgd door een illustratie van elk dorp.’
Toen Van Deventer in 1575 stierf, had hij zo’n 250 gedetailleerde landkaarten vervaardigd. Dat was voor die tijd een ongekende prestatie, maar niet een die aantoonbaar heeft bijgedragen aan de bestendiging van het Spaanse gezag.
Kerkhervormingen stuiten op verzet
Andere ‘papieren’ pogingen van Filips om bestuurlijk meer grip te krijgen op zijn Nederlandse bezittingen, hadden zelfs een averechts effect. In 1561 vervreemdde Filips de Laaglandse elite met zijn plan voor de hervorming van de ‘Nederlandse’ kerkprovincies. Hij wilde de drie bestaande bisdommen in de Nederlanden uitbreiden tot veertien nieuwe bisdommen en drie aartsbisdommen. Daardoor zouden de nieuw aangestelde prelaten een flink deel van de politieke macht in de Staten opsouperen.
Met recht vatten de Nederlandse edelen en notabelen deze maatregel op als een nieuwe ‘Spaanse’ aanval op hun traditionele voorrechten. Ze richtten daarop als één front hun pijlen op de nieuwe aartsbisschop van Mechelen, de kersverse kardinaal Granvelle, die in de nieuwe administratieve ordening hun feitelijke meerdere was geworden.
In 1564 wisten de Nederlandse edelen Filips te bewegen Granvelle zijn congé te geven. Daarbij hadden ze het geluk dat Filips toevallig al zijn ‘Nederlandse’ troepen nodig had om de vloot van de Ottomaanse sultan in de Middellandse Zee te lijf te kunnen gaan. Na dit succes eiste de Nederlandse elite nieuwe concessies van Filips. Zo eisten ze een stopzetting van de activiteiten van de Inquisitie in de Nederlanden.
De bevolking in de Nederlanden – onrustig door misoogsten en oorlog rond de Noordzee – beschouwde de Spaanse repressie van het protestantisme als olie op het vuur
Aanleiding daarvoor vormde de onrust onder de gewone bevolking, die tot een gewelddadige uitbarsting dreigde te komen – door misoogsten en de oorlog rond de Oostzee was in het noorden van de Nederlanden een ernstige hongersnood uitgebroken. De Spaanse repressie van het protestantisme beschouwden ze als olie op het vuur. De belangen van de lokale elites en de ‘ketterse’ protestanten gingen door deze ontwikkelingen steeds meer synchroon lopen.
Filips was echter niet in staat of bereid tot meer dan tijdelijke concessies. ‘Onder geen beding mag de bestraffing van ketters worden stopgezet,’ deelde hij zijn ministers mee. ‘Als we de religie opgeven, dan geef ik mijn domeinen op.’ Het resultaat was een beleid van toenemende religieuze en politieke repressie in de Nederlanden, afgewisseld met korte periodes van ontspanning op momenten dat de koning elders zijn handen meer dan vol had.
Filips II: één grote mislukking?
Toen Filips in 1598 overleed, vormden de Noordelijke Nederlanden in vrijwel alle opzichten een onafhankelijke staat, terwijl de ooit zo rijke Zuidelijke Nederlanden, die hij wel wist te behouden, economisch waren uitgeput door decennia van oorlog, repressie en afdracht van belastingen aan de Spaanse kroon.
Vanuit het Nederlandse gezichtspunt is het daarom verleidelijk de regeringsperiode van Filips II als één grote mislukking te beschouwen. Maar daarmee zou Filips toch tekort worden gedaan. Natuurlijk verloor hij door de Opstand in de Nederlanden zijn rijkste gebiedsdeel. Maar daar stonden voor het Spaanse Rijk vele nieuwe aanwinsten tegenover.
Zeker na de annexatie van Portugal en zijn koloniale bezittingen in de jaren 1580 was Filip II heerser ‘over een ontelbaar, om niet te zeggen oneindig aantal koninkrijken, heerlijkheden, provincies en een grote verscheidenheid aan domeinen in alle vier hoeken van de wereld’ waarmee ‘het grootste rijk is gecreëerd sinds de Schepping’.
Wat als Filips II in 1561 vrede had gesloten met de Turkse sultan, zodat hij zijn Spaanse elitetroepen niet uit de Nederlanden had hoeven terugroepen? Hadden de Nederlandse edelen dan ook zulk hoog spel durven spelen?
De enorme rijkdommen die in de zestiende eeuw vanuit de koloniën in de Spaanse schatkist stroomden, hadden door Filips wel veel constructiever kunnen worden ingezet. Dat het koninkrijk in zijn 55-jarige regeerperiode slechts een halfjaar vrede kende, had hij aan zichzelf te wijten. Wat als Filips II in 1561 vrede had gesloten met de Turkse sultan, zodat hij zijn Spaanse elitetroepen niet uit de Nederlanden had hoeven terugroepen? Hadden de Nederlandse edelen dan ook zulk hoog spel durven spelen? Wat als hij minder manuren en geld had gepompt in de bouw van ‘het prachtigste paleis van heel Europa’, het miljoenen goudstukken verslindende Escorial?
Dat iets meer flexibiliteit en realiteitszin en iets minder messianistische dadendrang Filips’ regeringsperiode tot een groter succes hadden kunnen maken, is een understatement. Dat zijn obsessieve neiging om alles tot in detail in de hand te houden hem soms te pas kwam, maar veel vaker danig in de weg zat, is een feit.
Zijn laatste biograaf Geoffrey Parker concludeert dan ook terecht dat:
‘de eigenschappen die Filips II in staat stelden “het Achtste Wereldwonder” [het Escorial] te laten bouwen, dezelfde eigenschappen [waren] die het hem onmogelijk maakten het eerste wereldrijk te besturen waar de zon nooit onderging’.