Onder grote druk van zijn partijgenoten stapt Joe Biden uit de presidentsrace. In de afgelopen 200 jaar doken er geregeld presidentskandidaten op die de partijelites eigenlijk niet wensten.
Zowel de Democraten als Republikeinen twijfelen over hun presidentskandidaat. Voor de Democraten vormen Bidens leeftijd en fysieke gesteldheid een probleem. Bij Trump speelt zijn leeftijd ook een rol, maar gaat het vooral om zijn voorgeschiedenis en de minstens 91 aanklachten die tegen hem lopen.
Meer lezen over de Amerikaanse presidentsverkiezingen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
In de afgelopen 200 jaar doken er geregeld presidentskandidaten op die de partijelites eigenlijk niet wensten. En soms kwam er een zogenoemde dark horse tevoorschijn die alle andere kandidaten de pas afsneed.
Bang om te verliezen
Zo hadden de Democraten in 1844 grote moeite om een goede uitdager te vinden voor Henry Clay van de Whig Party. De voorgaande president, de Democraat John Tyler, had er nog maar één termijn opzitten. Hij was tot het ambt geroepen toen William Harrison binnen een maand na zijn inauguratie was overleden. Tyler deed het niet slecht: hij legde bijvoorbeeld vast dat de opvolger van een overleden president in alles president werd en niet enkel in naam, zoals sommige politici wilden. Maar Tyler was dan wel een Democraat, hij was bij de laatste verkiezingen toegevoegd aan het ticket van de Whig-kandidaat Harrison om Democratische stemmen te winnen. Geen van beide partijen wilde Tyler opnieuw als kandidaat.
Geen van beide partijen wilde president Tyler opnieuw als kandidaat
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Dus kwamen de Democraten met James Polk op de proppen. Polk was gepokt en gemazeld als politicus, maar ook hij werd eigenlijk niet presidentieel geacht. Toch won hij de verkiezingen met de belofte dat hij maar één termijn zou dienen. Dat deed hij, en in die vier jaar wist hij het grootste deel van zijn verkiezingsprogramma te realiseren.
Een ander voorbeeld is het kandidaatschap van Benjamin Harrison − de kleinzoon van de eerdergenoemde president. In 1892 wilden de meeste Republikeinen na zijn eerste presidentiële termijn van Harrison af. Ze vonden hem te slap en vooral te weinig bereid om het de politici in het Congres naar de zin te maken. Ze waren bang dat hij zou verliezen van oud-president Grover Cleveland, die uit was op revanche na zijn krappe verlies tegen Harrison in 1888. Maar het lukte de partijbonzen niet om Harrison te dumpen. De kiezers stuurden hem uiteindelijk naar huis.
FDR blokkeerde carrières
Franklin D. Roosevelt had een aura van onaantastbaarheid. Toch waren er behoorlijk wat Democraten die de president in 1940 niet wilden nomineren voor een derde presidentschap. De reden was niet enkel omdat een derde termijn indruiste tegen het voorbeeld van George Washington, die een norm van twee termijnen had gezet, maar vooral omdat FDR hun eigen carrières blokkeerde. In 1940 hadden andere Democraten – vooral een aantal racistische politici uit het zuiden − graag kans gemaakt op het presidentschap. Zijn eigen vicepresident, de Texaan John Nance Garner, stelde zich zelfs kandidaat namens de oude garde, die kritisch was over de New Deal. Maar Roosevelt was soeverein. Toen Duitsland in mei 1940 West-Europa aanviel, was het pleit beslecht.
In 1948 deed de Democratische partijelite ook serieuze pogingen om president Truman te vervangen. De kleine man uit Missouri blokkeerde Democraten die al acht jaar op hun kans wachtten. Hij sloeg alle aanvallen af, en toen de elite niet bereid was om campagne voor hem te voeren, deed hij dat op eigen kracht. Truman werd herkozen dankzij een historische come from behind-campagne. Zelfs de Chicago Daily Tribune zag die comeback niet aankomen. De president ging lachend op de foto met het dagblad dat op de feiten vooruit liep: Dewey defeats Truman.
Ondanks de stagnerende oorlog in Korea en een historisch lage populariteit dacht Truman in 1952 na over een derde termijn. Maar een slecht resultaat bij de voorverkiezingen in New Hampshire noopte de president tot een welverdiend pensioen.
Soms lozen kiezers een kandidaat
Legendarisch is ook het moment dat president Lyndon Johnson zich terugtrok uit de presidentsrace, nadat hij in maart 1968 in New Hampshire maar krap won van vredeskandidaat Eugene McCarthy. Dit keer was het niet de Democratische Partij die van Johnson af wilde, maar waren het de kiezers die het signaal gaven. Binnen de Democratische Partij was Johnsons geestelijke en fysieke gezondheid een onderwerp van zorg. Hij had in 1955 een hartaanval gehad en direct na de moord op John F. Kennedy zou dat opnieuw zijn gebeurd, al werd het destijds verkeerd gediagnostiseerd als een paniekaanval. Het is onwaarschijnlijk dat hij een tweede volle termijn zou hebben uitgediend; LBJ overleed in januari 1973 aan een zware hartaanval. Maar voor de Amerikaanse kiezers speelde Johnsons gezondheid geen rol. Vietnam was voor hen genoeg reden om hem te dumpen.
Johnsons geestelijke en fysieke gezondheid was een onderwerp van zorg
In 1980 ondermijnde de moreel gehandicapte Democratische senator Ted Kennedy de zittende president Jimmy Carter. Kennedy vond Carter te conservatief, en hoewel Kennedy’s campagne al snel vastliep, bleef hij de president bestoken. Het gaat niet te ver om te zeggen dat de senator een belangrijke verantwoordelijkheid droeg voor Carters nederlaag.
Vicepresidenten moeten vrezen
Ook pogingen om vicepresidenten te lozen zijn van alle tijden. Franklin Roosevelt ruilde John Nance Garner in 1940 in voor de progressieve Henry Wallace, die in 1944 weer té progressief werd geacht en daarom werd vervangen door Harry Truman. Ondanks zijn verleende diensten tijdens Dwight Eisenhowers ziekte moest ook vicepresident Richard Nixon in 1956 vrezen dat ook hij zou worden gedumpt. Maar dat gebeurde uiteindelijk niet. Zelfs de vicepresident van George H.W. Bush, de onbetekenende Dan Quayle, werd na vier jaar niet weggestuurd.
In 2004 bood de veel bekritiseerde vicepresident Dick Cheney aan om te vertrekken als president George W. Bush dacht dat Cheney’s aanblijven zijn kans op herverkiezing zou schaden. Het was een preventieve actie van Cheney, die de loyale Bush in feite dwong hem te behouden. In 2020 werd er al gesproken over het vervangen van Mike Pence, nog voordat hij op 6 januari 2021 de boksbal werd van president Trump en zijn aanhangers. Ongetwijfeld heeft Bidens vicepresident Kamala Harris vanwege haar impopulariteit ook zorgen over haar kansen in 2024.