De ene na de andere pestgolf trof Antwerpen in de zestiende eeuw. Om de ziekte buiten te houden bedacht de stad stapels regels over isolatie en quarantaine. En er kwamen schriftelijke bewijzen dat de drager pestvrij was.
‘In dit huis heeft niemand de pest gehad.’ Certificaten met deze strekking waren gewild. In de havenstad kwam de pestbacterie steeds opnieuw binnen, zo beschrijft auteur Michael Pye in zijn recente boek Antwerpen. De gloriejaren. Om het aantal doden in te perken stelde het stadsbestuur regels op, waarvan sommige doen denken aan huidige coronamaatregelen.
‘Uit huizen waar de pest was uitgebroken mocht aanvankelijk één persoon naar de markt om boodschappen te doen,’ legt Pye uit, ‘en later helemaal niemand meer. Dan moesten de buren helpen.’ Ook werd het in tijden van pest verboden om etentjes met meer dan tien mensen te organiseren. Scholen gingen dicht en reizigers uit pestgebieden moesten in quarantaine voor ze Antwerpen in mochten.
‘De stad lijkt veel van de regels niet actief te hebben gehandhaafd,’ zegt Pye. Wel was er stevige sociale controle: ‘Als er in een huis pest heerste, werd er een baal stro bij de deur gelegd. Dus buurtgenoten wisten dat er zieken waren. Zij zullen hebben opgelet dat de families zich aan de regels hielden.’ Absoluut was die controle niet, en nogal wat Antwerpenaren ontdoken de bepalingen, bijvoorbeeld om te kunnen werken. ‘De stad reageerde door steeds opnieuw regels uit te vaardigen,’ zegt Pye. ‘Zo straalden bestuurders uit dat ze toch iets deden.’
De terugkerende pestgolven waren een ramp voor handelaren die Antwerpse goederen elders wilden verkopen. Zij konden immers besmet zijn, net als hun koopwaar. Vandaar de vraag naar certificaten die beloofden dat de eigenaar ongevaarlijk was. De stad gaf die uit en er kwamen ook documenten waarmee handelswaar veilig werd verklaard, vertelt Pye. ‘Er was zelfs een verkoper van zeildoek die een bewijs wilde dat zijn spullen pestvrij waren.’