Home De regio klaagt al eeuwenlang over Den Haag. Maar was dat altijd terecht?

De regio klaagt al eeuwenlang over Den Haag. Maar was dat altijd terecht?

  • Gepubliceerd op: 08 okt 2025
  • Update 14 okt 2025
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
Twee boeren gaan hun pacht in natura betalen

Waarom nu?

Regio's buiten de Randstad voelen zich vaak achtergesteld. Dat leidde in 2019 tot de oprichting van de BBB. Aan de Tweede Kamerverkiezingen op 29 oktober doet ook de regionale Fryske Nasjonale Partij mee.

Een hardnekkig verhaal wil dat Brabant, Limburg en andere gebieden aan rand van Nederland altijd zijn uitgebuit door de andere gewesten. Ook al in de zeventiende en achttiende eeuw. In werkelijkheid viel dat mee, al kon het leven er ellendig zijn.

‘Sla, snij, steek, schiet dood,’ riepen inwoners van Veghel in de late avond van 6 oktober 1686. ‘Een hoop volk’ had zich verzameld om drie buitenstaanders een lesje te leren. Er klonk een hagelschot, er vielen vuist- en stokslagen en een van de vreemdelingen kreeg kruisen in zijn huid gekerfd. Daarna gingen de belagers ervandoor.

Meer historische context bij het nieuws van vandaag?

Meld u aan voor de gratis nieuwsbrief van Historisch Nieuwsblad.
Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De slachtoffers in dit gevecht waren naar het dorp gekomen om belasting te innen. Jan van der Achter, Piet Kempe en Pieter Versterre hadden geld betaald om die klus uit te voeren, want dat was in de zeventiende eeuw gebruikelijk. Het idee was dat ‘belastingpachters’, zoals ze werden genoemd, meer geld ophaalden dan ze moesten afstaan aan de overheid en zo aan het werk konden verdienen. In Veghel zouden de drie belastingen innen op vee en op landbouwgrond, maar daar waren de aanvallers niet van gediend. ‘We zullen zorgen dat jullie hier nooit meer komen pachten,’ zouden ze hebben geschreeuwd.

De schrik moet er flink in hebben gezeten bij de pachters, maar de eigenlijke verantwoordelijken voor de belasting zetelden veilig ver weg van het Oost-Brabantse Veghel, in Den Haag, het politieke centrum van de Nederlandse Republiek. Daar namen hoge heren uit de Zeven Verenigde Nederlanden besluiten over betalingen aan de algemene schatkist. Ze kwamen uit Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Groningen plus Ommelanden, Drenthe, Overijssel en Gelre. Maar Noord-Brabant was er niet vertegenwoordigd, net zo min als het zuidoosten van de huidige provincie Groningen, stukken van Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. Zij vormden de ‘Generaliteitslanden’, die bij de Republiek hoorden en toch ook weer niet. Daarom betaalden ze mee aan belastingen, maar mochten ze er niet over meepraten.

Brabantse steden verzoeken om toetreding tot de Staten-Generaal
Brabantse steden verzoeken om toetreding tot de Staten-Generaal. Zeventiende-eeuws schilderij door Theodoor van Thulden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Dat had te maken met de chaotische ontstaansgeschiedenis van de Republiek. Het land was gevormd vanaf de jaren 1580, nadat opstandige Nederlanden het vertrouwen in hun Spaanse landsheer Filips II hadden opgezegd. Aanvankelijk hadden ze een nieuwe heer gezocht, maar toen dat mislukte waren ze al improviserend zelfstandig verder gegaan en hadden de onafhankelijke gewesten in de loop van een paar decennia onderling de verhoudingen bepaald. Het was een cruciale tijd geweest voor de politieke organisatie, maar de inwoners van de Generaliteitslanden hadden er niet hun stempel op kunnen drukken omdat zij op beslissende momenten onder controle stonden van de legers van Filips II.

Tweederangs positie

Op verschillende momenten in de eerste decennia van de Republiek hadden de gewesten nieuwe gebieden bij elkaar gevochten en in 1648, met de Vrede van Münster, had Spanje zich daarbij neergelegd. Militair waren de nieuwe territoria van groot belang omdat ze dienden als buffergebied voor het machtige en rijke Holland en de andere zes gevestigde gewesten. Tegelijkertijd waren bestuurders van de Republiek op hun hoede, want de bewoners hadden lang onder katholieke, vijandige invloed gestaan en konden de protestantse machthebbers dus wel eens slechtgezind zijn. Ze hadden weinig zin om hun bevochten invloed in Den Haag te delen met deze ‘nieuwkomers’. Daarom werden de veroverde gebieden Generaliteitslanden: ze vielen onder de Staten-Generaal, waar de zeven gewesten hun besluiten namen. Maar ze mochten dus niet meeonderhandelen. Op die regel bestonden overigens uitzonderingen, want politiek was de Republiek een vat vol afwijkingen. Delen van het huidige Noord-Brabant bijvoorbeeld, bestonden uit ‘vrije heerlijkheden’, die niet aan Den Haag hoefden te betalen. En de noordelijke Generaliteitslanden werden al snel bestuurd vanuit Groningen-stad.

Kaart van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Kaart van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Vermoedelijk gemaakt door Justus Danckerts, circa 1696.

Voor de Generaliteitslanden was hun tweederangs positie een ramp, als we historici van grofweg een eeuw geleden moeten geloven. Katholieke auteurs die eind negentiende eeuw de geschiedenis onderzochten, vonden dat de Generaliteitsgebieden in Brabant en Limburg als wingewesten waren behandeld: de bevolking werd volgens hen uitgebuit en achtergesteld bij de inwoners van de rest van de Republiek, met name Holland. En ook nu klinkt die klacht nog: de hoge heren in Den Haag hebben de bewoners onder de Moerdijk altijd unfair behandeld.

Bezien vanuit die opvatting was de aanval op belastingpachters Jan van der Achter, Piet Kempe en Pieter Versterre in Veghel alleszins begrijpelijk. Het Brabantse dorp was eerder in de zeventiende eeuw bij de Republiek gevoegd en hoorde sinds de Vrede van Münster van 1648 officieel bij het Generaliteitsgebied Staats-Brabant. In 1657 had Den Haag er nieuwe belastingen ingevoerd, waaronder die op landbouwgrond die de drie mannen in Veghel kwamen innen.

Uittocht van het Spaanse garnizoen en katholieke geestelijken uit Breda
Uittocht van het Spaanse garnizoen en katholieke geestelijken uit Breda nadat stadhouder Frederik Hendrik de stad heeft veroverd, 1637.

Door dat soort ingrepen werd Brabant leeggeroofd, zo vonden katholieke historici die vanaf de late negentiende eeuw schreven over de geschiedenis van hun gewest en hard oordeelden over de bestuurders van de Republiek. Katholieken waren in die tijd bezig zich te emanciperen, nadat hun versie van het christendom ruim twee eeuwen lang op de tweede rang had gestaan. In de Republiek was het katholicisme officieel verboden geweest en dat had veel invloed op de Generaliteitslanden, waar veel katholieken woonden. In de praktijk werden katholieke kerken vaak oogluikend toegestaan – zeker naarmate de Republiek volwassener werd – maar om mee te draaien in de politiek moest een Nederlander al die tijd protestants zijn. Katholieken mochten niet meedoen.

Brabant werd leeggeroofd, vonden de katholieken

Vandaar dat katholieke Brabantse auteurs rond 1900 de Republiek door een donkere bril bekeken, inclusief het financiële beleid. Holland en de andere machthebbende gewesten zouden Brabant financieel hebben leeggezogen, waardoor de ooit bloeiende streek arm was geëindigd. Logisch dus dat de inwoners van Veghel zich hadden geroerd. En dat de elite van het dorp zich met de actie bemoeide, zoals bleek tijdens de rechtszaak.

Zwaar overdreven

Bezwaar na bezwaar stuurde de meierij van Den Bosch – de stad en omstreken – in de zeventiende en achttiende eeuw naar Den Haag over de belastingen die Brabanders moesten betalen. Wie ze leest, krijgt snel medelijden met de inwoners. Die waren straatarm, volgens de teksten. Bij gebrek aan geld voor een goed matras sliepen ze op stro en ze liepen blootsvoets of op klompen, want schoenen konden ze zich niet veroorloven. Vlees was een haast ongekende luxe. En juist die arme bevolking werd geplaagd met zware lasten uit Den Haag: zwaarder dan de Hollandse gewesten zichzelf oplegden.

Voor Brabantse historici van rond 1900 waren dit soort klachten aanleiding om te schrijven over het arme, uitgebuite Brabant. Maar historicus Ton Kappelhof, die ze later bestudeerde, concludeert dat ze strategisch waren geschreven en vol zaten met overdrijvingen. Armoede bestond zeker in de meierij, maar de suggestie dat de Brabanders loodzwaar werden belast, was fictie.

Vijf jaar rasphuis

Alles was begonnen met vier mannen die een vijfde Veghelaar hadden geronseld. Deze Wouter Hendrick Cluijtmans had volgens zijn eigen moeder ‘niet veel verstand’ en historicus René Huiskamp, die de zaak onderzocht, oordeelde dat hij was opgehitst om vuil werk op te knappen.

De dag nadat hij de pachters had belaagd, kreeg Cluijtmans geld in handen gedrukt, samen met een waardevol paar nieuwe schoenen. Dat geld kwam van een plaatselijke molenaar en een schepen, die hem maanden een tijdje weg te blijven uit het dorp, om te voorkomen dat hij mededaders zou verraden. Cluijtmans gehoorzaamde, maar na een paar weken was hij terug. Hij werd opgepakt en naar Den Haag gebracht voor een rechtszaak. Daar werd hij veroordeeld tot geseling, vijf jaar rasphuis en levenslange verbanning uit Brabant en delen van Limburg.

Vergadering aan het Binnenhof
Vergadering aan het Binnenhof. Schilderij door Bartholomeus van Bassen, circa 1651.

Intussen waren de andere vechtersbazen zoek. Zoals zijn dorpsgenoten hadden gevreesd, noemde Cluijtmans namen, maar zij lieten zich niet zien. Wellicht bevonden ze zich in het zelfstandige Land van Ravestein, vlakbij Veghel, dat vrij was van Haagse invloeden. En het heeft er alle schijn van dat de plaatselijke bovenlaag dat wel best vond. Die deed niets om de rechtszaak in Den Haag vooruit te helpen.

Samen zijn dat allemaal tekenen van een gedeelde Veghelse afkeer van de Haagse heren, en van hun belastingen in het bijzonder. Maar dat soort oproeren was niet beperkt tot Brabant en de andere Generaliteitslanden. Boosheid over belastingen kon in de hele Republiek opduiken. En ze lijken in de ‘nieuwe’ regio’s niet vaker te zijn opgelaaid dan elders.

Militair buffergebied

In dat opzicht waren de Generaliteitslanden dus niet bijzonder. En dat is ook best logisch, want nadere inspectie leert dat de gebieden er belastingtechnisch helemaal zo slecht niet van afkwamen. Aan de algemene schatkist betaalden ze namelijk minder dan Hollanders. Per hoofd van de bevolking droegen ze aanzienlijk minder af.

Hollanders betalen meer

In 1742 verdiende een Hollander gemiddeld ruim 180 gulden per jaar en een inwoner van Brabant ongeveer 87 gulden. Hollanders hadden dus meer geld om uit te geven, maar het leven in hun gewest was ook duurder. En de belasting lag er aanzienlijk hoger: een Hollander betaalde circa 4,5 keer zo veel belasting als een Brabander. Vergelijkbare verhoudingen bestonden ook in andere jaren en met andere Generaliteitslanden. Relatief droegen Hollanders dus veel meer af dan de ‘uitgezogen’ regio’s.

Hadden ze dan helemaal niets te klagen? Zeker wel. In de eerste plaats was er de al genoemde achterstelling van katholieken. Daarvan woonden er naar verhouding meer in de Generaliteitslanden dan in de Zeven Verenigde Nederlanden.

Zeker zo ellendig was het feit dat ze militair buffergebied vormden, waardoor er altijd kans was op geweld. Dat was er voor 1648 veel geweest, toen de Republiek en Spanje vochten om controle over de latere Generaliteitslanden. In die jaren kregen de bewoners te maken met  belegeringen en met de grote ramp die doorgaans bij legers hoorde: plundering. Dat was een belangrijke bron van inkomsten voor soldaten en in de chaos die oorlog met zich meebracht, zagen ook burgers kansen om zichzelf te verrijken door van anderen te stelen.

Soldaten plunderen een dorp
Soldaten plunderen een dorp. Tekening door Jan Martszen de Jonge, 1633.

Na 1648 was het tijdelijk rustig geworden aan de randen van de Republiek, maar al snel groeide er een nieuwe dreiging, in dit geval in Frankrijk, waar Lodewijk XIV militaire ambities had. Vanaf het rampjaar 1672 vocht zijn leger in de Nederlanden en ook van dit conflict hadden de Generaliteitslanden te lijden. Zwaar waren bijvoorbeeld de gevechten in 1673 om het ingewikkeld bestuurde Maastricht, dat zowel onder de Republiek als onder Luik viel. Bovendien werd omringend land geplunderd, net als in Brabant.

Holland, verderop naar het noordwesten, beschermde zichzelf in die moeilijke jaren beter. Dat rijkste en machtigste gewest organiseerde in 1672 de Hollandse waterlinie, en Lodewijks troepen slaagden er niet in het achterliggende gebied in te nemen.

Frederik Hendrik belegert Den Bosch in 1629
Frederik Hendrik belegert Den Bosch in 1629. Schilderij door Pauwels van Hillegaert, circa 1631.

Militair bestond er dus ongelijkheid binnen de Republiek, tussen Holland en de periferie. Maar in dat opzicht waren de Generaliteitslanden niet de enige met reden tot klagen. Van Groningen tot en met Zeeland hadden ook volwaardige gewesten veel last van de oorlog die in 1672 begon. En de bewoners van het gebied dat Holland onder water liet zetten, waren bepaald niet te benijden.

Al met al was de behandeling van de inwoners van de Generaliteitslanden naar hedendaagse maatstaven onrechtvaardig. Nu zouden we katholieken een gelijkwaardige positie gunnen als protestanten, en iedereen zeggenschap in bestuur, en in het bijzonder over oorlog en vrede. Maar de Republiek was ook in de overige gewesten verre van democratisch georganiseerd. En  van systematische uitbuiting was dus geen sprake.

Hollanders vonden dat Brabanders te veel zeurden

Deels had dat een vrij cynische reden. Holland en co konden de duimschroeven in de Generaliteitslanden niet te strak aandraaien, want dan riskeerden ze opstand en die konden ze niet gebruiken in hun strategische buffergebieden. Vandaar dat de belastingen er nooit torenhoog werden, en Hollanders zelfs klaagden dat de bewoners er te veel werden gepamperd. Toen Brabanders in 1649 verzochten om lagere belastingen, verkondigden vertegenwoordigers van Holland in de Staten-Generaal dat Hollanders best naar Brabant wilden verhuizen, omdat het leven daar zo lekker goedkoop was. Brabanders moesten dus vooral niet zeuren, vonden ze.

Meer weten

  • De zeventiende eeuw (2021) door Helmer J. Helmers e.a. (red.) biedt een overzicht van deze periode.
  • Oorlog en ongelijkheid (2022) door Marjolein ’t Hart is een ‘inclusieve’ geschiedenis van de Gouden Eeuw.
  • Tranen van bloed (2008) door Peter de Cauwer, over het beleg van Den Bosch en de oorlog in de Nederlanden in 1629.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2025

Nieuwste berichten

Beatrice de Graaf
Beatrice de Graaf
Column

Vincent Karremans start een nieuwe Opiumoorlog, maar dit keer wint China

Is het een erfenis van de VOC-mentaliteit dat minister Vincent Karremans van Economische Zaken in oktober de topman van het Nijmeegse chipbedrijf Nexperia op non-actief zette? Mag een Nederlandse regering zo maar een Chinese CEO ontslaan vanwege ‘wanbestuur’? Dit artikel krijgt u van ons cadeau Wilt u ook toegang tot HN Actueel? Hiermee leest u...

Lees meer
Marie Tak van Poortvliet
Marie Tak van Poortvliet
Recensie

Marie Tak van Poortvliet was spiritueel, modern en pro-Duits

Marie Tak van Poortvliet (1871-1936) was kunstverzamelaar, antroposoof en pionier in de biologisch-dynamische landbouw. Ze was de spil in het Zeeuwse culturele leven, tot ze partij koos voor Duitsland. In Domburg staat sinds 1994 het Marie Tak van Poortvliet Museum. Oprichter en kunsthistoricus Jacqueline van Paaschen schreef nu ook haar biografie. Levendig portretteert ze het...

Lees meer
Video van de Jonge Historicus van het jaar 2025
Video van de Jonge Historicus van het jaar 2025
Interview

Wat als de Sovjet-Unie niet was ingestort, vraagt deze jonge historicus zich af

Hoe had de geschiedenis op cruciale momenten anders kunnen uitpakken? Met zijn YouTube-kanaal Possible History bespreekt geschiedenisstudent Julian Damen deze vraag aan de hand van voorbeelden door de eeuwen heen. Vanwege de creativiteit waarmee hij zijn bijna 250.000 abonnees aanmoedigt om met de geschiedenis om te gaan is Damen verkozen tot Jonge Historicus van het...

Lees meer
Ed Nijpels bij Presentatie Nationaal Milieubeleidsplan, 25 mei 1989
Ed Nijpels bij Presentatie Nationaal Milieubeleidsplan, 25 mei 1989
Interview

De klimaattop in 1989 was een gemiste kans

Op de klimaattop in Brazilië maken leiders van bijna tweehonderd landen afspraken over het beperken van de opwarming van de aarde. De eerste klimaattop vond plaats in Noordwijk in 1989. Toenmalig VVD-minister Ed Nijpels was de organisator. ‘Sommige landen hadden nog nooit van klimaatverandering gehoord.’ Het idee voor de conferentie in Noordwijk ontstond tijdens een...

Lees meer
Loginmenu afsluiten