Op dinsdag 2 december 1975 kaapten zeven Zuid-Molukse jongeren een trein bij het Drentse Wijster. Onder de gegijzelden waren enkele dienstplichtige militairen, onder wie de 22-jarige Leo Bulter. Een vredelievende jongen, maar een vijand in de ogen van de kapers.
Dienstplichtig soldaat Jan Bies voelde de paniek door heel zijn lijf gieren. De 20-jarige Fries zat aan het gangpad. Een half uur eerder had een Molukker de bebrilde man voor hem op de schouder getikt en meegenomen naar het halletje buiten de coupé. Daarna klonken schoten, de man was niet teruggekomen. Bies besefte: ik zit hier niet goed.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De Molukkers waren onrustig en schreeuwden naar elkaar in het Maleis. Het was onverstaanbaar voor Bies, al ving hij het woord ‘militair’ op.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Naast hem, aan het raam, zat de 22-jarige Leo Bulter uit het Twentse Lonneker. Hij had lang, donker haar en droeg ook een uniform. Net als Bies moest hij zich die ochtend melden in Nunspeet, vanwaar ze met bussen naar Seedorf in West-Duitsland gebracht zouden worden, hun nieuwe basis. Bies reisde samen met zijn Drentse dienstmakker Thijs Stevens (20). Leo hadden ze nooit eerder ontmoet. Hij was in Assen bij hen komen zitten in de stoptrein van 9 uur 53 naar Zwolle.

Kort na Beilen was de trein plotseling gestopt. Met veel kabaal waren enkele jongens met wapens de coupé binnengestormd en hadden de passagiers bij elkaar gedreven. Bies had ze al gezien op het perron in Assen, en had het niet vertrouwd omdat ze langwerpige voorwerpen bij zich hadden, verpakt in rood sinterklaaspapier. Ze gedroegen zich agressief. In plastic tassen hadden ze kranten en plakband bij zich. ‘Ramen dichtplakken!’ schreeuwden ze. ‘Wie zich verzet, krijgt een kogel door de kop!’
Al op het perron in Assen had Bies de jongens niet vertrouwd
Vijf uren waren nu verstreken. De spanning was om te snijden na de executie van de bebrilde man. Bies vroeg zich af waar de bus bleef die de kapers hadden geëist om de gijzelaars naar Schiphol te brengen. Zijn buurman was opvallend ontspannen. Voelde hij die dreiging dan niet? Bies zag dat Leo een gaatje in de krant had gemaakt zodat hij naar buiten kon kijken. ‘Pantserwagens!’ fluisterde hij. ‘Mag ik even kijken?’ vroeg Bies. Tot zijn verbazing zei Leo: ‘Oké.’ Ze wisselden van plek. Even later kwam dezelfde Molukker de coupé binnen en tikte Leo op zijn schouder: ‘Meekomen!’
Dolverliefd
Een collega haalde Willem Bulter uit de klas. Telefoon, het was dringend. De 31-jarige leraar Nederlands nam de hoorn op. ‘Ze zeggen dat Leo in die gekaapte trein zit,’ zei zijn ongeruste moeder Bertha. Leo was een nakomertje en haar lieveling. Hij was haar zevende kind, geboren op 11 januari 1953. Voor Leo in dienst moest, woonde hij nog bij haar op Dorpsstraat 42 in Lonneker, in het huis dat haar in 1963 overleden echtgenoot Gerrit, aannemer van beroep, zelf had gebouwd. Omdat zijn broers al uit huis waren, groeide Leo op met zijn zussen. Dat verklaarde zijn zachtaardige karakter en lieve uitstraling, meende Willem. Leo was beslist geen macho.
Hij was in zijn jeugd vaak te vinden op boerderij Hesselink, even buiten het dorp, waar hij leerde tractor rijden, aardappels rooien en koeien melken. Hij was lid van de Katholieke Plattelands Jongeren (KPJ), veel van zijn vrienden waren boerenzonen. Op het jongensinternaat Maria Mediatrix in Azelo haalde Leo zijn mulodiploma. Daarna ging hij naar de mts in Enschede. Hij was gek van rockmuziek en leerde zichzelf spelen op Willems akoestische gitaar. Later kocht hij een elektrische gitaar, liet zijn haar groeien en vormde met een paar jongens uit het dorp een bandje. Wekelijks oefenden ze in een werkplaats. Jimi Hendrix was Leo’s grote voorbeeld.

Over vrouwelijke aandacht had de knappe, atletisch gebouwde Leo niet te klagen in Lonneker. Er was ook een stille aanbidster. Maandenlang werd er naar huize Bulter gebeld en als een van de vrouwen daar opnam, bleef het stil aan de lijn. Via de PTT werd de ‘dader’ getraceerd: een meisje uit het dorp. Haar vader kwam persoonlijk excuses aanbieden voor zijn smoorverliefde dochter. In 1974 werd Leo zelf verliefd op Janet Abbing, die een opleiding zwakzinnigenzorg volgde in Assen, waar ze op kamers woonde.
Omdat zijn oudere broers vrijgesteld waren van militaire dienst, kreeg Leo als jongste zoon in het voorjaar van 1975 wél een oproep. Voor hij zich meldde op de Generaal-majoor De Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot, reisde hij met Janet in Willems oude rode Kever de Romantische Straße in Beieren af, van Würzburg naar Augsburg. Onderweg kampeerden ze. Ze maakten talloze foto’s; op elke foto staat een dolverliefd stel.

Eind november 1975 verheugde de familie Bulter zich op het komende sinterklaasfeest en de kerstdagen. Ze pakten op 5 december altijd flink uit met cadeaus, surprises en gedichten, en met Kerst werd er volop gegeten. Moeder Bertha sloofde zich dan verschrikkelijk uit. Voor het eerst zou Sinterklaas zonder Leo worden gevierd. Hij moest zich op dinsdag 2 december melden in Nunspeet. De dagen ervoor verbleef hij bij Janet. Om half zeven ontbeten ze samen. ‘Ga niet terug naar bed,’ waarschuwde ze Leo. ‘Straks verslaap je je.’ Janet moest kort naar haar werk, maar ze zou direct na haar dienst terugkomen zodat ze hem naar het station kon brengen voor de trein van 9 uur 32.
Toen ze om negen uur thuiskwam, was Leo toch in slaap gevallen. Omdat het de nodige tijd kostte om zijn verplichte legerkleding aan te trekken, was duidelijk dat hij de trein zou missen. Gelukkig ging er om 9 uur 53 nog een trein zuidwaarts. Met Janet en de zware plunjezak achterop de fiets haastte hij zich naar het station. Op het stationsplein namen ze afscheid, want Janet had om 10 uur autorijles. Gewoontegetrouw wilde Leo in het achterste treinstel instappen. Maar verderop zag hij andere militairen met plunjezakken en hij besloot voorin bij hen te gaan zitten. De stoptrein naar Zwolle arriveerde precies op tijd.
Terreuracties
Sinds de executie van hun leider Chris Soumokil door een Indonesisch vuurpeloton op 12 april 1966, was de onrust onder de Zuid-Molukkers in Nederland toegenomen. Ze waren woedend over hun gedwongen verblijf in Nederland, dat al jaren duurde. Samen met de lakse houding van de Nederlandse regering tegenover Indonesië mondde dat uit in gewelddadige acties. Na de terechtstelling van Soumokil stichtten enkele Molukkers brand bij de Indonesische ambassade in Den Haag. Toen bekend werd dat de Indonesische president Soeharto, Soumokils moordenaar, Nederland zou bezoeken, bezetten 33 Molukkers in augustus 1970 de ambtswoning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar. Ze gaven zich over nadat de Nederlandse regering beloofde zich actiever in te zetten voor de Molukse zaak.
De Molukkers waren woedend over de lakse houding van de Nederlandse regering
In 1975 was daar nog weinig van terechtgekomen. De Molukkers beseften: vreedzaam protesteren maakte geen verschil. Geïnspireerd door terreuracties elders, van onder meer de PLO, namen radicale Molukse jongeren de wapens op. Ze hoopten daarmee in de hele wereld aandacht te krijgen voor hun strijd voor een onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken (RMS). Als middel kozen zeven Molukse jongeren, de meesten afkomstig uit Bovensmilde, voor een treinkaping. Het idee deden ze op nadat vier Syriërs eerder dat jaar vergeefs hadden geprobeerd om de Amsterdam-Warschau-expres te kapen. Ze bereidden hun actie zorgvuldig voor. Nadat ze in Assen waren ingestapt, trokken ze bij station Beilen aan de noodrem.

Onbedoeld viel er meteen een dode. Machinist Hans Braam, die was ingevallen voor een collega, kwam uit zijn cabine om te kijken wat er speelde. Toen hij gewapende mannen zag, had hij in een reflex de tussendeur dichtgetrokken. De kapers vuurden door de wand en verwondden Braam dodelijk. Ze verlosten hem daarna uit zijn lijden. De kapers lieten een paar vrouwelijke passagiers vrij om hun eisen over te brengen. Ze wilden een bus naar Schiphol en de beschikking over een vliegtuig. Hun ultimatum verliep om kwart voor één. Als het niet werd ingewilligd, zouden ze vanaf één uur elk uur een gijzelaar executeren.
Een onderhandelaar kwam vertellen dat er meer tijd nodig was. Toen de kapers om twee uur nog geen bevredigende reactie van de Nederlandse autoriteiten hadden ontvangen, besloten ze een passagier te doden. De keuze viel op de Groningse projectontwikkelaar Rob de Groot. Wat niemand in de trein wist: De Groot overleefde. Op het moment dat een van de Molukkers de treindeur opende, sprong hij snel naar buiten. De kogels die de kapers op hem afvuurden doorboorden alleen zijn bril. Hij hield zich voor dood in een greppel en rende later zijn vrijheid tegemoet. Een uur verstreek. Geïrriteerd door het tijdrekken en de toenemende militaire aanwezigheid rondom de trein, besloten de kapers tot een volgende executie. Het was even na drie uur.

Jan Bies versteende toen ze Leo meenamen. Hij hoorde hem praten met de kapers in het halletje. Toen klonken meerdere schoten. Leo kwam precies onder het raam van Bies terecht. Hij leefde nog, Bies hoorde hem in het grind trappen en kermen. Vanuit een geopend bovenraampje vuurde een kaper opnieuw op Leo. Nog steeds gekerm. Een medegijzelaar meende dat hij om zijn moeder riep.
Mislukte repatriëring
In 1949 riep president Soekarno de eenheidsstaat Indonesië uit, in strijd met de afspraken tussen Nederland en Indonesië over de onafhankelijkheid. Hierna brak op de Zuid-Molukken een burgeroorlog uit. Op 25 april 1950 was op Ambon de Republiek der Zuid-Molukken (RMS) geproclameerd en de inwoners eisten onafhankelijkheid. Op Java zaten nog ruim 4000 Molukse militairen die in het KNIL hadden gediend. Zij weigerden op te gaan in het nationale Indonesische leger. Nederland was bang dat zij zich in de Molukse strijd zouden mengen. In 1951 besloot de regering daarom de militairen met hun gezinnen naar Nederland te brengen. Als de rust op de Molukken was weergekeerd, zouden ze teruggaan. Tot hun grote woede werden de mannen onderweg uit het leger ontslagen. Na aankomst in Nederland werden de Molukkers ondergebracht in diverse afgelegen locaties, zoals de voormalige concentratiekampen Vught en Westerbork. Daar werden ze vergeten, tot hun kinderen het niet meer pikten. ‘Het was een onvermijdelijke wanhoopsdaad,’ zegt een voormalige actievoerder nu.

De mariniers die op afstand de trein bewaakten, keken machteloos toe hoe er tot tweemaal toe Molukkers uit de trein sprongen en op hun collega-militair vuurden. Uiteindelijk zette een van de kapers zijn wapen tegen Leo’s hoofd en haalde de trekker over. Toen was het eindelijk stil.
Gekluisterd aan de radio
De familie Bulter kwam op 2 december samen bij moeder Bertha in Lonneker. Zat Leo nu in de trein of niet? Telefoontjes naar Nunspeet, de politie en de NS gaven geen duidelijkheid. Pas ’s avonds laat bevestigde het ministerie van Defensie dat Leo inderdaad niet was aangekomen in Seedorf. Willem bleef overnachten, maar van slapen kwam niets, hij zat aan de radio gekluisterd. Gezegd werd dat er die middag twee lichamen uit de trein waren gegooid: de machinist en een militair. Het maakte hem vreselijk ongerust.
’s Avonds laat bevestigde het ministerie dat Leo niet was aangekomen
Op donderdag 4 december viel opnieuw een slachtoffer: econoom Bert Bierling uit Sappemeer werd uit de trein geschoten. Het gebeurde recht voor de camera van fotograaf Jan Stappenbeld, die er de World Press Photo mee won. Diezelfde dag begon een tweede gijzelingsactie: zeven Molukse jongeren bezetten het Indonesische consulaat in Amsterdam.
De familie Bulter zat inmiddels samen met familieleden van andere gegijzelden in Hotel Prakken in Beilen. Daar hoorde Willem dat de kapers toestemming hadden gegeven de drie lichamen op te halen. Op sinterklaasdag viel het Willem op dat zijn familie in vergelijking met anderen veel aandacht kreeg. Een vrouw van het Leger des Heils bleef in hun buurt. Vanwege Leo? Tijdens een wandeling werd zijn vrees bewaarheid. De familie Bulter werd apart genomen en naar een afgesloten ruimte begeleid. ‘Uw broer is een van de slachtoffers,’ luidde de boodschap. Zijn zus en Janet barstten in huilen uit. Willem ging op slot.

Samen met zijn zwager, een arts, ging Willem per taxi naar het mortuarium in Meppel om Leo te identificeren. Zijn broertje lag er vredig bij. Zijn zwager barstte in snikken uit, maar vertelde niet dat het kwam door het gapende gat dat hij als deskundige in Leo’s achterhoofd had waargenomen.
Daarna reisden ze terug naar Lonneker. Omdat Willem bang was dat zijn 64-jarige moeder een hartaanval zou krijgen, haalde hij eerst de huisarts en de pastoor op. Dorpsstraat 42 zat vol met familie. Iedereen keek gespannen naar Willem. “En?” Hij kon alleen maar knikken. Willem zeeg door de knieën voor zijn moeder en pakte haar stevig vast. Zo bleef hij een halfuur zitten.
Proces
Op dinsdag 9 december werd Leo begraven. Pastoor Pas leidde in de Jacobuskerk in Lonneker de dienst. Leo’s kist was bedolven onder bloemen. Militairen van zijn compagnie legden een krans. Namens de regering was staatssecretaris Bram Stemerdink van Defensie aanwezig. Pas las een tekst van Willem voor: ‘Je was een heel vredelievende jongen, al droeg je op die noodlottige dag een soldatenpak. Je meisje bracht je naar de trein zonder te weten dat het je laatste rit zou worden; 22 jaar was je toen je door anderen voor een vijand werd aangezien. Jij werd hun weerloze slachtoffer, je moest sterven voor hun doel. Je hebt misschien niet de tijd gehad om te begrijpen wat er gebeurde. We vermoeden een grote verbazing in je ogen in je laatste minuut.’

In februari 1976 bezocht Willem het proces tegen de treinkapers, die zich op zondag 14 december hadden overgegeven. Er waren na 4 december geen slachtoffers meer gevallen. In de Groningse rechtbank hoorde Willem de advocaat tegen de rechter zeggen: ‘U kunt de daden van deze Zuid-Molukkers niet beoordelen als de achtergrond daarvan, hun politieke idealen en grieven, niet wordt belicht.’
Ook hoorde Willem de details van Leo’s executie. Hoe de kapers hem op zijn knieën hadden gedwongen en zijn handen op zijn rug bonden. Hoe Leo had gevraagd: ‘Kunnen we niet praten?’ Hoe een van hen uit medelijden eerst had misgeschoten en vertelde: ‘Hij keek nog naar me op. Maar het moest gebeuren. Onze eisen waren niet ingewilligd.’ Hoe ze uiteindelijk veertien kogels in Leo’s lichaam hadden gepompt en hoe hij had geleden. De kapers betreurden dat er slachtoffers waren gevallen en namen allemaal de schuld van de executies op zich. Ze kregen alle zeven veertien jaar gevangenisstraf.
Tweede treinkaping
Op 23 mei 1977 begonnen Molukse jongeren met nieuwe acties, omdat zij geen vooruitgang zagen in hun zaak. Ze kaapten een basisschool in Bovensmilde en opnieuw een trein. Negen kapers hielden daar ruim vijftig passagiers vast. Hun voornemen was om nu geen slachtoffers te maken, in de hoop dat hun eisen – zoals vrijlating van de actievoerders van 1975 – nu wél zouden worden ingewilligd. Toen er na bijna drie weken nog altijd geen zicht was op een vreedzame afloop, bestormden mariniers op 11 juni in de ochtendschemering de trein. Zes Molukkers en twee gijzelaars kwamen daarbij om het leven.

In eerste instantie zat Willem vol wraakgevoelens. Hij wilde een tank stelen en de Molukse wijk in Bovensmilde platschieten. Later ging hij zich verdiepen in de achtergrond en grieven van de Molukkers. Hij erkende dat ze slecht waren behandeld en bedonderd. Maar wat gaf hun het recht om onschuldigen te doden? Wat had Leo daarmee te maken?
De familie Bulter spreekt nog altijd met liefde over Leo. De wond is nooit geheeld. Jan Bies kampt vijftig jaar later nog altijd met een enorm schuldgevoel en droomt elke nacht van Leo.
Meer weten
- Korban – het verhaal van een Molukse activist (1998) van Cornelis Thenu bevat het verhaal van een van de treinkapers.
- IJsbloemen en witte velden (1989) van gijzelaar Ger Vaders, hoofdredacteur van Nieuwblad van het Noorden, die in de trein aantekeningen maakte.
- De Molukse Acties (2015) van Pieter Bootsma is het boek bij de tv-documentaire Dutch approach, waarin betrokkenen terugblikken.
Voor dit artikel sprak de auteur met Willem Bulter, Jan Bies, Thijs Stevens en enkele Molukse actievoerders uit 1975.