In amper twee weken tijd hebben Syrische rebellen het dictatoriale regime van de Assads omvergeworpen. Bashar al-Assad was sinds 2000 president van Syrië. Daarvoor regeerde zijn vader Hafez al-Assad het land drie decennia met ijzeren vuist. Hoe wisten de Assads de macht te grijpen? En waarom verloren ze die weer?
Syrië was eeuwenlang onderdeel van het Ottomaanse Rijk, daarna was het van 1918 tot 1946 een Frans mandaatgebied. In tegenstelling tot buurlanden Irak en Jordanië kreeg het onafhankelijke Syrië geen koning, maar werd het een republiek. Toch zou Syrië nooit een stabiele democratie worden.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
‘Dankzij het Franse kolonialisme was het pas onafhankelijke Syrië een zwak en verdeeld land,’ zegt Mohammad Kanfash, promovendus bij de Conflict Studies Groep van de Universiteit Utrecht. ‘De Fransen hadden een verdeel-en-heers-politiek gevoerd en de tegenstellingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen – moslims en christenen, soennieten en alevieten, Arabieren en Koerden – in het land uitgebuit.’
Een andere factor die ervoor zorgde dat Syrië er niet in slaagde om zich te ontwikkelen tot een democratische natie was het conflict met Israël, vervolgt Kanfash. ‘De Arabische landen leidden in 1948 een gevoelige nederlaag tegen Israël. Hierdoor kampten de politici die in 1946 aan de macht waren gekomen met een serieus geloofwaardigheidsprobleem. Linkse legerofficieren die met de Sovjet-Unie sympathiseerden radicaliseerden en namen het recht in eigen handen.’
Coup na coup in Syrië
Uit angst voor een communistische overname besloot Syrië zich in 1958 aan te sluiten bij Egypte. Beide landen vormde samen de Verenigde Arabische Republiek (VAR). Maar omdat Egypte de VAR te erg domineerde, pleegden Syrische officieren in 1961 een staatsgreep en stapten ze uit de unie. Twee jaar later greep de seculier-nationalistische Ba’ath-partij via een nieuwe coup de macht.
De Ba’ath-partij was echter allesbehalve een eenheid. Het gevolg? In 1966 vond er weer een coup plaats, nu van linkse Ba’athisten. Hun leider Salah Jadid werd president en luchtmachtgeneraal Hafez al-Assad werd minister van Defensie. Assad senior had zich tot die tijd nauwelijks met politiek bemoeid, maar bleek een vlugge leerling. Door medestanders op belangrijke functies te benoemen verkreeg hij steeds meer macht, terwijl Jadids positie na 1967 zwakker werd vanwege de nederlaag tegen Israël in de Zesdaagse Oorlog. Eind 1970 greep Assad de macht, ook via een staatsgreep, en regeerde hij Syrië tot zijn dood in 2000.
Aanleiding van Assads coup waren de gebeurtenissen in Jordanië, waar de Palestijnse PLO-beweging tevergeefs probeerde de monarchie omver te werpen. ‘Heethoofden in de Ba’ath-partij wilden de Palestijnen helpen, maar Assad was als realist tegen een Syrische interventie,’ zegt Kanfash. ‘Hij wist dat Syrië dan in conflict zou komen met Israël en de Verenigde Staten.’
Assad trad keihard op tegen iedere vorm van oppositie
Als president trok Assad al snel alle macht naar zich toe. Hij trad keihard op tegen iedere vorm van oppositie. Begin jaren tachtig had de Moslimbroederschap veel invloed gekregen in Syrië. Het islamisme was nu in, en het Arabisch nationalisme was op zijn retour. Assad besloot de Moslimbroederschap keihard aan te pakken nadat de beweging de stad Hama had veroverd. Bij het bloedbad dat hij aanrichtte kwamen tussen de 20.000 en 40.000 mensen om. Voornamelijk burgers, zegt Kanfash. Degenen die de opstand neersloegen waren alevieten, leden van de sjiitische sekte waartoe ook de Assad-familie behoort. ‘Het bloedbad was een afrekening. Veel alevieten werkten als horigen voor soennitische landeigenaren. Ze wilden wraak nemen op hun uitbuiters.’
Assad junior begon veelbelovend
Hoewel Syrië officieel een republiek bleef, begon het land meer op een monarchie te lijken. Hafez al-Assad wilde worden opgevolgd door zijn zoon. De kroonprins was zijn oudste zoon Bassel, die in 1994 echter overleed na een auto-ongeluk. Zijn jongere broer Bashar al-Assad had geneeskunde gestudeerd en werkte als oogarts in een ziekenhuis in Londen, maar moest halsoverkop terug naar Syrië om te worden ingewerkt in de staatskunst. ‘Bashar al-Assad had zes jaar de tijd om zich voor te bereiden op het presidentschap,’ vertelt Kafash. ‘Hij kreeg steeds meer taken en verantwoordelijkheid, waardoor hij een eigen profiel opbouwde. Veel Syriërs meenden in 2000 dat hij een verbetering zou zijn. Dat was niet zonder reden. Bashar al-Assad begreep dat de economie hervormd moest worden en de corruptie bestreden en liet, toen hij president werd, aanvankelijk de teugels een beetje varen. Enkele politieke gevangenen werden vrijgelaten en kritiek was tot op zekere hoogte toegestaan, zolang het maar niet op de Assad-familie was.’
Maar waarom zette deze liberalisering niet door en bewandelde Assad junior uiteindelijk hetzelfde pad als zijn vader? Volgens Kanfash komt dit vooral door externe factoren: de aanslagen op 9/11 en de invasie van Irak. ‘Het regime wilde overleven. Assads adviseurs vonden dat dit niet de tijd was om de vensters naar de wereld open te zetten. Daarnaast was er veel paranoia: de oppositie was deels pro-Amerika, daarachter zag het regime een complot waarbij natuurlijk ook Israël betrokken zou zijn.’
Syrïe gaat een onzekere toekomst tegemoet
De Arabische Lente van 2011 stelde Assad voor een nieuw dilemma. Aan de ene kant was zijn regering bereid om aan sommige eisen van demonstranten tegemoet te komen en ging ze de dialoog aan met lokale leiders, maar aan de andere kant zette ze ook grof geweld in. Voor de oppositie was dat alleen maar goed, zegt Kanfash: ‘Want hoe meer bloed er werd vergoten, hoe slechter de reputatie van de regering werd in de ogen van het Syrische volk.’
Het liep uit op een bloedige burgeroorlog, met wisselende krijgskansen. Dankzij de militaire steun van Rusland, Iran en de Libanese beweging Hezbollah had Assad een tijdlang de overhand. De oorlog in Oekraïne en Israëls aanvallen op Hezbollah gooiden echter roet in het eten: Rusland had andere prioriteiten en de strijders van Hezbollah waren nodig aan een ander front. De islamistische rebellenbeweging HTS startte eind november een offensief. Kanfash: ‘Zoals vele anderen had ik niet verwacht dat het regime zo snel in elkaar zou storten. De slag om Hama was de “make or break”. Als de rebellen hier tot staan waren gebracht had Assads regime het overleefd. Maar toen de stad viel, was het duidelijk dat de rebellen de oorlog zouden winnen. Het moreel onder Assads troepen was bijzonder laag. Ze boden nauwelijks tegenstand en verlieten massaal hun posten.’
Syrië gaat een onzekere toekomst tegemoet. Maar Kanfash heeft goede hoop, vertelt hij. De HTS-rebellen hebben gezegd geen wraak te zullen nemen op Assad-aanhangers en zeggen ook de rechten van religieuze minderheden zoals christenen en alevieten te zullen beschermen. ‘De toekomst zal uitwijzen of ze zich ook aan hun woord zullen houden.’
Regering zocht excuus voor gewelddadig handelen
Ahmad Saleh (33) woont nu tien jaar in Nederland. Hij deed in 2011 mee aan de demonstraties tegen Assad. ‘De studenten die demonstreerden wilden vrijheid. Het regime reageerde hierop met geweld. Toen groepen soldaten naar de demonstranten overliepen en hen beschermden tegen dit regeringsgeweld, greep de regering dit met beide handen aan. Gewapende bendes zouden het land destabiliseren. Daartegen moest keihard worden opgetreden. Maar de regering trad al keihard tegen ons op.’
Op de vraag of fundamentalisten de revolutie hebben gekaapt, heeft Saleh geen pasklaar antwoord. ‘Het ligt nogal ingewikkeld. De regering heeft veel extremisten vrijgelaten uit de gevangenis, die vervolgens strijdgroepen hebben opgericht met een radicale ideologie. Vervolgens gebruikte de regering het bestaan van deze groepen als excuus voor haar eigen gewelddadige handelen. Rusland intervenieerde in Syrië officieel vanwege de terreurorganisatie IS, maar eigenlijk was dit een excuus om Assad te helpen zijn land te heroveren en om Russische militaire bases in het land te bouwen