Home Dossiers Ondernemers Cockerill: fabrikant met tomeloze daadkracht

Cockerill: fabrikant met tomeloze daadkracht

  • Gepubliceerd op: 30 mei 2023
  • Laatste update 05 feb 2024
  • Auteur:
    Paul van der Steen
  • 11 minuten leestijd
Cockerill: fabrikant met tomeloze daadkracht
Johanna Borski
Dossier Ondernemers Bekijk dossier

Waarom nu?

Nederland telt 29 grote vervuilende bedrijven. Volgens Milieudefensie doen ze allemaal te weinig om klimaatverandering af te remmen en stoten ze te veel COuit. Afgaand op hun plannen zijn de bedrijven in 2030 nog niet op de helft van wat nodig is.

De Britse ondernemer John Cockerill bouwde in Seraing een conglomeraat van steenkolenmijnen, hoogovens, metaalsmelterijen, smederijen en constructiewerkplaatsen. Dat leverde hem vele bewonderaars op, onder wie koning Willem I. Maar er was ook kritiek op de verwoesting van de omgeving. ‘Het was alsof een vijandelijk leger door het land was getrokken.’

In het voorjaar van 1829 dobberde op de Maas een boot behangen met de Nederlandse driekleur. Een fanfare speelde vaderlandslievende liederen. Het aanwezige publiek riep: ‘Vive le roi!’ Industrieel John Cockerill (1790-1840) had een dag eerder een feestelijk diner in Luik bijgewoond waar de elite uit de regio had mogen aanzitten bij koning Willem I. Maar dit was pas echt zijn moment. De vorst kwam hoogstpersoonlijk naar Seraing om zich te laten rondleiden in Cockerills ondernemingen.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Ze mochten elkaar en hadden een grote ondernemingszin gemeen. Nu gaven ze blijk van wederzijdse waardering. De Nederlandse vorst liet zich toejuichen. Vanwege zijn ondernemingszin werd hij wel ‘koopman-koning’ genoemd. Cockerill, de koning van de nog prille Industriële Revolutie, was een man naar zijn hart. De bedrijvenmagnaat kreeg een hoge orde toegekend.

Portret van John Cockerill.
Portret van John Cockerill.

Een jaar of dertien eerder was hun eerste ontmoeting uitermate stroef verlopen. Cockerill was zo onder de indruk van de koning en de luister die hem omgaf dat hij geen woord kon uitbrengen. Een Luikse kamerheer moest Willem I ervan overtuigen dat die zwijgende bezoeker toch echt alle aandacht waard was. In 1829 was dat allang vergeten. Onder een litho van de ontmoeting van de twee aan de oevers van de Maas staat de belofte van de monarch: ‘Gaat u zonder vrees verder met uw grote ondernemingen, en vergeet niet dat de koning der Lage Landen te allen tijde geld beschikbaar heeft voor de industrie.’

Een jaar later zou een revolutie alles op zijn kop zetten.

‘De koning der Lage Landen heeft geld beschikbaar voor de industrie’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Nieuw avontuur voor Cockerill

Voor de Britse familie Cockerill waren geld en de toekomst van het concern altijd leidend geweest. Aan vaderlandsliefde hadden ze zich niet veel gelegen laten liggen. In de jaren negentig van de achttiende eeuw, toen de economische tijden in Groot-Brittannië zwaar waren, waagde machinebouwer William Cockerill, de vader van John, zijn kans in het buitenland. Ondertussen daverde de Franse Revolutie nog na.

In dat roerige getij toog William Cockerill met zijn twee oudste zonen in eerste instantie naar Rusland. Tsarina Catharina de Grote zag wel wat in de Brit. Maar na haar overlijden was de verhouding met tsaar Paul moeizamer. Toen Cockerill senior ook een levertermijn van een machine overschreed, had hij afgedaan. Zelfs verbanning naar Siberië zou besproken zijn, maar de Brit kon op tijd ontsnappen.

Arbeiders moeten hard werken in de fabrieken van Cockerill.
Arbeiders moeten hard werken in de fabrieken van Cockerill.

In Zweden werkte William Cockerill vervolgens mee aan de aanleg van een sluizencomplex, maar kreeg hij geen voet aan de grond met wat hij het liefst wilde doen: machines bouwen. Het was reden om zijn geluk te beproeven in Hamburg. Daar had hij wederom geen groot succes. Tot een soort headhunter avant la lettre voor de wol- en lakenindustrie in Verviers hem ontdekte. William Cockerill toonde onmiddellijk interesse in een nieuw avontuur. In de streek tussen Luik en Aken hadden de Cockerills wel succes. Ook de rest van de familie kon nu overkomen. Onder hen zoon John.

De verhuizing van de familie bleek een goede gok. Als machinebouwers maakten ze naam, eerst in Verviers en omgeving, later in het iets verderop gelegen Luik. Zoon John ontpopte zich bovendien als een veelbelovend talent. De lange jongeling kwam wat stil en stuurs over, maar had een enorme ijver en dadendrang. Zijn vader vroeg zich af of Johns durf niet al te groot was. Toch gaf hij zijn zoon al als tiener de leiding over een aantal van zijn ondernemingen.

Cockerills concurrent

John Cockerill was de koning van de prille Industriële Revolutie, maar er waren meer ambitieuze ondernemers actief in Luik en omgeving. Degene die het meest in het spoor van de Brit kon blijven was Henri-Joseph Orban (1779-1846). Mede dankzij het kapitaal van zijn vader, die fortuin had gemaakt met surrogaatkoffie en speculaties, kon hij een industrieel imperium opbouwen met tal van bedrijven onder meer op het gebied van staal. Orban was ook een tijdlang voorzitter van de Luikse Kamer van Koophandel. Vanaf 1830 stond hij met Cockerill aanvankelijk aan de kant van de orangisten. Dat de twee het toch niet erg goed eens konden worden had behalve met concurrentie ook te maken met gezindte: Orban voelde zich aangetrokken tot katholieke politiek, Cockerill tot de liberalen.

Na de val van Napoleon in 1815 trok Pruisen aan de Cockerills. Ze richtten bedrijven op om daar de industrie van de grond te krijgen. John liet de ondernemingen na verloop van tijd over aan zijn broers en keerde terug naar de inmiddels vertrouwde streek in de Zuidelijke Nederlanden.

Daar viel zijn oog op het paleis van de voormalige prins-bisschoppen van Luik in Seraing. De gebouwen verkeerden in staat van verval, maar de plek had verder veel mee: de ligging aan de Maas en de steenkoolvoorraden in de bodem. John Cockerill kon het paleis voor relatief weinig geld kopen van de eigenaar, koning Willem I. In de jaren die volgden verrees op en rond het terrein een slim conglomeraat van steenkolenmijnen, hoogovens, metaalsmelterijen, smederijen en constructiewerkplaatsen. Cockerills bedrijf spon daarnaast garen bij de ontwikkeling van de stoomvaart en later het treinspoor.

Een adviseur van koning Willem I oordeelde negatief over de meeste metaalproducenten in de omgeving van Luik. Alleen de Cockerills beheersten volgens hem hun het vak tot in de puntjes. In hun onderneming diende de vorst te investeren. Aldus geschiedde, ook via het Fonds voor de Nationale Nijverheid, dat door de monarch in het leven was geroepen.

Onbesuisde groei

Cockerill combineerde zijn eigen kwaliteiten met kennis en kunde uit Groot-Brittannië. Hij wierf ook goede mensen op het eiland. Zijn bedrijf betaalde 10 procent boven de gangbare lonen en toonde met kantines met koffie en de bouw van arbeiderswoningen eveneens interesse in het welzijn van zijn duizenden werknemers. Die maakten ondertussen wel lange dagen en leefden in een steeds verder vervuilende regio, waar de bedrijvigheid continu voor lawaai zorgde.

Cockerills bedrijf groeide als kool. Peter Breuth, die de ondernemer ooit naar Pruisen had gehaald, kwam in 1826 en 1829 kijken en toonde zich diep onder de indruk van het ‘kolossale etablissement van Seraing’. Zelfs de Britse dagbladen, die thuis toch het een en ander gezien hadden, putten zich uit in loftuitingen: ‘Cockerill is een ondernemer zoals Shakespeare een poëet was.’

Niet iedereen was zo positief. De Franse schrijver Victor Hugo uitte in een reisbeschrijving vooral zijn afschuw over de aanblik van Seraing en omgeving: ‘Het was alsof een vijandelijk leger door het land was getrokken, en er twintig dorpen had geplunderd die u in deze droefgeestige nacht alle facetten en fasen van een brand laten aanschouwen: hier verzengend, daar vol rook en elders gloeiend. Dit oorlogstafereel speelt zich in vredestijd af; dit afgrijselijke evenbeeld van een verwoesting wordt door de industrie voortgebracht. U aanschouwt gewoon de hoogovens van de heer Cockerill.’

‘Deze afgrijselijke verwoesting wordt door de industrie voortgebracht’

Vooruitgangsgeloof won het ondertussen van twijfels over Cockerills onbesuisde groei. In 1830 had de Nederlandse overheid een belang van 2,4 miljoen gulden in het bedrijf. Dat was fors bij een rijksbegroting van in totaal 26 miljoen.

Maar in datzelfde jaar begonnen de Belgen zich los te scheuren van Nederland. Cockerill dacht het tij te kunnen keren. Hij was betrokken bij plannen voor een orangistische coup. Koning Willem I stak er geld in. Cockerill ook, en hij dacht zijn arbeiders te kunnen mobiliseren. Het liep op niets uit. De organisatoren gingen al te lichtzinnig met hun financiële middelen om en in het orangistische kamp heerste bovendien verdeeldheid.

Daarna werd Cockerills steun voor de Nederlandse zaak allengs halfslachtiger. In 1832 gaf hij de hoop op herstel van de situatie van voor 1830 definitief op. De nieuwe Belgische autoriteiten gedroegen zich buitengewoon vergevingsgezind . Hun natie kon immers niet zonder solide economische basis en industrie was daarbij onmisbaar. Ook de Belgen investeerden flink in Cockerills ondernemingen. Twijfels werden opnieuw weggewuifd. Het bedrijvenconglomeraat was zo langzamerhand ook too big to fail.

Koning Leopold en zijn vrouw Louise Marie bezochten Seraing. Tot verbazing van de orangisten accepteerde Cockerill bovendien een ridderorde van de monarch. De industrieel beweerde dat de Nederlandse vorst Willem I ermee zou instemmen. Eén daad van verzet resteerde: in de gevel van Cockerills hoofdkwartier bleef de Nederlandse wapenspreuk Je maintiendrai (‘Ik zal handhaven’) staan.

Eerherstel voor Cockerill

Over de man Cockerill werd in wisselende bewoordingen gesproken. Volgens sommigen was hij een visionair ondernemer. Hij zou – zelf kinderloos gebleven – als een vader voor zijn arbeiders zorgen. Misschien strookte dat enigszins met de werkelijkheid; het was het soort beschrijving dat destijds vaker voor industriëlen werd gebruikt. Ook aardewerkfabrikant Petrus Regout in het nabije Maastricht zou zo’n vaderlijke figuur zijn.

Anderen hekelden Cockerills onophoudelijke uitbreidingen. Een krant in Gent vergeleek hem vanwege steeds maar opnieuw investeren in binnen- en buitenland met de markies van Carabas uit het sprookje De gelaarsde kat. Ook in dit geval zou er sprake zijn van opgeblazen grootheid in plaats van werkelijke grootheid.

Leeuw bij Waterloo

Een 28 ton zware leeuw waakt bij Waterloo vanaf een kunstmatige heuvel over het slagveld waar Napoleon Bonaparte in 1815 definitief verloor van een coalitie van zijn tegenstanders. Het dier, met zijn rechtervoorpoot leunend op een wereldbol, is gegoten bij industrieel John Cockerill. Zijn belangrijkste financier, koning Willem II, had ruim een maand na de Slag bij Waterloo al besloten dat er een monument moest komen. Het kwam pas gereed in 1826. Op de plek van het gedenkteken raakte de kroonprins, de latere Willem II, destijds gewond. Het monument vormde geen eerbetoon aan hem, maar moest symbool staan voor de overwinning en de herwonnen rust in Europa.

De Leeuw van Waterloo
Het bedrijf van Cockerill giet de Leeuw van Waterloo.

Tegen het einde van de jaren dertig van de negentiende eeuw groeiden de financiële problemen Cockerill inderdaad boven het hoofd. Hij barstte van de schulden en kreeg moeilijker geld los. Toen hij op weg ging naar Brussel om financiers te overtuigen, hielden zijn arbeiders hem tegen. Ze waren bang dat hun baas hen in de steek wilde laten.

Die vertrok een tijdje later met zijn vrouw toch richting Rusland. Wilde hij daar praten over een overname of wilde hij de boel in België de boel laten en in het tsarenrijk een nieuwe start maken? Dat bleef onduidelijk. Cockerill kwam nooit aan. Onderweg speelde zijn toch al verslechterde gezondheid op. In Warschau overleed hij – 49 jaar oud – aan een beroerte. De ondernemer werd in Warschau begraven in afwachting van een terugkeer, als alle formaliteiten geregeld waren. Maar zijn stoffelijk overschot bleef daar.

‘Cockerill is een ondernemer zoals Shakespeare een poëet was’

In 1867 kwam er eerherstel. Stilaan besefte België dat Cockerill op het Europese vasteland een prominente rol had gespeeld bij de Industriële Revolutie, die in Groot-Brittannië was begonnen. Zijn stoffelijk overschot werd opgegraven in Warschau en per trein naar Luik gereden. Van daaruit ging de kist per stoomschip naar Seraing. Op een binnenplaats van het voormalige prins-bisschoppelijk paleis daar, bij leven Cockerills hoofdkwartier, vond een plechtigheid plaats waarbij werd stilgestaan bij leven en werk van de industrieel. Daarna werd diens lichaam op het plaatselijke kerkhof ter aarde besteld.

Het was ook de tijd van de statuomanie. Overal verrezen standbeelden van historische figuren met verdiensten voor het vaderland. Cockerill kreeg in 1871 zo’n monument in Seraing en in 1872 een op het plein voor het Luxemburgstation in Brussel.

Een standbeeld van Cockerill in Brussel.
Een standbeeld van Cockerill in Brussel.

Van een viering van honderd jaar Cockerill in Seraing in 1917 kwam het niet door de Eerste Wereldoorlog. Bij het 110-jarig jubileum in 1927 werd de schade ingehaald. ‘Dit verhaal is een indrukwekkend voorbeeld van wat kan worden bereikt door het initiatief van één man, één arbeider wiens enige fortuin zijn intelligentie is,’ jubelde de Belgische koning Albert. ‘Het is opmerkelijk dat deze Engelsman, aan wiens vooruitziende blik we niet genoeg eer kunnen bewijzen, zoveel mannen heeft gevonden die hem begrepen hebben – medewerkers, technici en arbeiders.’
Bij deze en andere gelegenheden werd het Cockerill-complex uitgebreid op de foto gezet. Ook via ansichtkaarten vonden afbeeldingen van een kracht uitstralend bedrijf hun weg naar het grote publiek.

Vanaf 1945 knokten Cockerills fabrieken in Seraing en elders steeds meer voor hun voortbestaan. Fusies waren aan de orde van de dag. Het leidde in eerste instantie tot een hergroepering in Luik en omgeving onder de naam Cockerill-Sambre. Later volgde een overname door de multinational ArcelorMittal, een van de grootste staalproducenten ter wereld. Maar de bedrijvigheid bleek echt eindig. In 2014 sloten de laatste poorten in Seraing.

Meer weten:

  • John Cockerill. Keizer van de industriële revolutie (2022) door Bart Vanacker is een biografie.
  • Het verloren koninkrijk (2014) door Els Witte besteedt aandacht aan de positie van Cockerill na de Belgische afscheiding.
  • Koning Willem I, 1772-1843 (2013) door Jeroen Koch vertelt hoe deze vorst in zijn streven naar welvaart zocht naar ‘handlangers’ onder ondernemers.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 - 2023