Home Dossiers Amerikaanse presidenten Amerikaans kiessysteem zorgde steeds voor twijfel over de uitslag

Amerikaans kiessysteem zorgde steeds voor twijfel over de uitslag

  • Gepubliceerd op: 29 oktober 2024
  • Laatste update 30 okt 2024
  • Auteur:
    Frans Verhagen
  • 5 minuten leestijd
Politieke farce van Tilden en Hayes
Mount Rushmore met gezichten van Amerikaanse presidenten.
Dossier Amerikaanse presidenten Bekijk dossier

Zelfs als Kamala Harris of Donald Trump de meerderheid van de stemmen krijgt, kunnen ze de verkiezingen verliezen. Sinds 1789 zorgt het kiesmannensysteem voor omstreden verkiezingsuitslagen. Andrew Jackson, Richard Nixon en Al Gore spraken hun twijfels uit toen ze de verkiezingen verloren – maar Trump was de enige die zich er niet bij neerlegde.

De problemen begonnen al bij de vierde verkiezingen voor het presidentschap in 1800, toen John Adams en Thomas Jefferson het tegen elkaar opnamen. Niet omdat Adams verloor, want Jefferson had zonder twijfel de meerderheid van de kiesmannen. Het probleem was dat zijn running mate Aaron Burr evenveel kiesmannen had gekregen. Dat kon omdat volgens de toen geldende regels iedere kiesman twee stemmen mocht uitbrengen. Helaas had niemand van tevoren bedacht dat als iedereen braaf op Jefferson en Burr zou stemmen, beide mannen gelijk zouden eindigen.

Hoewel Jefferson de presidentskandidaat was, gaf Burr zijn aanspraak niet zomaar op. Volgens de grondwet moest het Huis van Afgevaardigden beslissen wie er president zou worden. Daar had men liever te maken met Jefferson dan met de onbetrouwbare Burr. In 1803 werd de grondwet aangepast met het Twaalfde Amendement, dat kiesmannen voortaan één stem gaf voor de presidentskandidaat en één voor de vicepresident.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Founding Fathers voorzagen moeilijkheden

In 1824 haalde geen van de vier kandidaten een absolute meerderheid in het kiescollege, hoewel Andrew Jackson verreweg de meeste kiesmannen had. Deze uitkomst hadden de Founding Fathers voorzien: het Huis van Afgevaardigden moest beslissen tussen de drie kandidaten met de meeste kiesmannen, waarbij elke staat één stem had. De partij met de meerderheid aan afgevaardigden in een staat mocht die stem bepalen. Uiteindelijk won John Quincy Adams, die tijdens de verkiezingen als tweede was geëindigd, zowel in kiesmannen als landelijke stemmen. Dat lukte hem door een deal te sluiten met de uitvaller die vierde was geworden: Henry Clay.

Andrew Jackson (links) verliest de verkiezingen van John Quincy Adams.
Andrew Jackson (links) verliest de verkiezingen van John Quincy Adams.

In 1828 nam Andrew Jackson wraak door de verkiezingen met grote overmacht te winnen. Deze episode leidde een golf van democratisering in. Er kwamen meer kiezers en de kiesmannen werden voortaan bijna overal door de kiezers zelf aangewezen in plaats van door de staatspolitici.

New York bepaalde drie keer de uitslag

De meest corrupte verkiezingen ooit waren die van 1876. In eerste instantie haalde de Democraat Samuel Tilden 184 kiesmannen, één te weinig voor de absolute meerderheid. Maar de uitslagen van Florida, South Carolina en Louisiana waren omstreden. In Florida en Louisiana leidde Tilden, zij het dankzij intimidatie en opgeklopte resultaten.

Uiteindelijk besliste de federale overheid, die het na de Burgeroorlog in de zuidelijke staten voor het zeggen had, dat Hayes alle resterende kiesmannen kreeg, zodat hij op 185 uitkwam en de benodigde absolute meerderheid kreeg. Pas aan de vooravond van de inauguratie legden de Democraten zich daarbij neer, in ruil voor een deal die de militaire aanwezigheid in het zuiden terugdraaide.

Tilden verliest de verkiezingen, een farce vindt deze poster
Volgens deze poster heeft de federale overheid de ‘wil van het volk’ genegeerd door Hayes president te maken.

Niet zozeer omstreden maar buitengewoon klein waren de marges van de winnaars in 1884, 1888 en 1892. In alle gevallen was de staat New York beslissend met een verschil van respectievelijk 1.505, 15.000 en 18.000 stemmen. Ook de uitslag van 1888 was omstreden: Benjamin Harrison kreeg landelijk minder stemmen dan zittend president Grover Cleveland, maar belandde toch in het Witte Huis.

In 1916 won de Democratische president Woodrow Wilson door in Californië op de valreep 3.700 stemmen meer te halen dan zijn tegenstander Charles Hughes. Die was op de verkiezingsdag rustig gaan slapen in de waan dat hij gewonnen had. De volgende ochtend belde een journalist voor een reactie van de verliezer. ‘De president slaapt,’ zei de assistent van Hughes. ‘Zeg hem dan als hij wakker wordt dat hij geen president is,’ antwoordde de journalist. Hughes vocht de uitslag niet aan.

‘Zeg Hughes als hij wakker wordt, dat hij geen president is’

Republikein Richard Nixon verloor in 1960 van John F. Kennedy, maar had grote twijfels over de geldigheid van de uitslag. Hij vermoedde dat in Texas, waar goochelen met de stembiljetten traditie was, flink was gesjoemeld. Senator Lyndon Johnson, Kennedy’s running mate, zou daarvoor hebben gezorgd. Ook in Illinois en vooral in Chicago zagen de uitslagen er dubieus uit. Maar Nixon was staatsman genoeg om de uitslag niet aan te vechten, ook omdat er in zijn eigen Californië problemen waren met het tellen.

Een van de meest omstreden besluiten ooit

In 2000 bepaalden 537 stemmen in Florida dat niet Democraat Al Gore maar Republikein George W. Bush die staat en daarmee het presidentschap won. Er waren de nodige problemen met het tellen in Florida, maar uiteindelijk bepaalde het federale Supreme Court in een van zijn meest omstreden besluiten ooit dat het tellen moest worden gestopt. Ook Gore respecteerde de uitkomst en legde zich erbij neer.

De omstreden machine waarmee in 2000 de stemmen voor Bush en Gore werden geteld.
De omstreden machine waarmee in 2000 de stemmen voor Bush en Gore werden geteld. Bron:Wikimedia/DrReload.

Staatsmanschap was in 2020 ver te zoeken. Dat jaar was de uitslag totaal niet omstreden, maar was er sprake van een verliezer die weigerde zich bij de uitslag neer te liggen – een historisch unicum. Donald Trump verklaarde deze daad van democratisch terrorisme door te betogen dat in de drie staten die de doorslag gaven, de uitslag ongerechtvaardigd in zijn nadeel uitviel vanwege corruptie, valse tellingen en een bedrieglijk kiessysteem. Hoewel er nergens serieuze problemen werden aangetoond, vonden zijn leugens breed ingang onder burgers en Republikeinse politici − die wel beter wisten.

In vrijwel alle gevallen waarin er twijfels waren over de uitslag van de Amerikaanse verkiezingen, kwam dat door het kiessysteem. Sinds 1988 hebben de Republikeinen slechts één keer − in 2004 – landelijk een meerderheid aan stemmen gehaald. Toch hebben ze drie keer het presidentschap gewonnen. Het is misschien beter om niet de verkiezingen, maar het systeem omstreden te noemen.