In de film en tv-serie Het grote offensief krijgt de Britse generaal Montgomery de schuld van het moeizame verloop van de geallieerde bevrijding van Zeeland. Hij zou bevelen van hogerhand naast zich neer hebben gelegd. Maar die lezing strookt niet met de historische bronnen, schrijft Tweede Wereldoorlog-kenner Gert Jan Vuyk.
Afgelopen zomer ging Het grote offensief over de geallieerde operaties in Zeeland in 1944 in première. De film was bovendien in september te zien op de NPO-televisie als driedelige serie. Het grote offensief is grotendeels van dezelfde makers als De Slag om de Schelde uit 2020, een geromantiseerde film over de moeizame strijd die er geleverd is om de beide oevers van de Westerschelde te bevrijden. De makers omschrijven de nieuwe productie als ‘docudrama’, met als toelichting dat ze dit keer een meer op feiten gebaseerd verhaal brengen.
In het ‘docudrama’ wordt veel aandacht besteed aan de wrijvingen tussen de Amerikaanse opperbevelhebber generaal Dwight D. Eisenhower en de Britse veldmaarschalk Bernard Montgomery, een van zijn direct ondergeschikten. Aan het begin van de tweede aflevering zegt de voice-over dat Montgomery, na de bevrijding van Antwerpen op 4 september 1944, haast had om via Arnhem door te stoten naar Duitsland. Daarom verzuimde hij om actie te ondernemen tegen een Duits leger van 85.000 man dat zich nog ten noorden van Antwerpen bevond.
De gesproken tekst luidt: ‘Doordat Montgomery weigert verder op te rukken vanuit Antwerpen kan het Duitse XVe leger alsnog ontsnappen over de Westerschelde.’ Tien seconden daarvoor wordt een geacteerde scène getoond, waarin ‘Eisenhower’ tegen ‘Montgomery’ zegt: ‘That’s nuts!’ (dat is krankzinnig). De indruk wordt gewekt dat als Montgomery naar Eisenhower had geluisterd, de strijd om de Westerschelde – die rampspoed bracht voor Zeeland – veel minder zwaar zou zijn geweest.
Onderschepte berichten
Voor mij is dit aanleiding geweest om eens te kijken of het echt zo is gegaan. Als belangrijkste bron heb ik gebruik gemaakt van de studie British Intelligence in the Second World War, deel 3-2, door Harry Hinsley. Dat bevat een uitgebreid overzicht van de door de Britten onderschepte en gedecodeerde Duitse Enigma-berichten en de daarop gebaseerde Ultra-berichten aan de geallieerde bevelvoerders. Die berichten stellen me in staat om de gebeurtenissen die voorafgingen aan de Slag om de Schelde te reconstrueren.
Na de geallieerde omsingeling van de Duitse troepen bij Falaise in Normandië op 19 augustus 1944 ging de opmars naar het noorden razendsnel. Al op 4 september veroverden Britse troepen de haven van Antwerpen. Een van de gevolgen van die hoge snelheid was dat de geallieerden meerdere maanden voor kwamen te liggen op hun planning. Dat leidde tot twee belangrijke problemen.
Ten eerste was er sprake van grote euforie. Het gevoel leefde, ook bij Eisenhower en Montgomery, dat de Duitsers feitelijk verslagen waren. Dat was op dat moment ook enigszins begrijpelijk. Hun oprukkende troepen lagen zelfs voor op uit de vanuit Frankrijk vluchtende Duitsers. De inlichtingenofficieren van de geallieerden konden de ontwikkelingen niet meer bijhouden. Daardoor werd de legerleiding overmoedig en minder gefocust. Ten tweede hadden de geallieerde bevelvoerders nog geen tijd gehad om een concreet plan te maken voor het vervolg van de opmars. Daardoor was er ook nog niet nagedacht hoe om te gaan met het bovengenoemde XVe leger van generaal Gustav-Adolf von Zangen, dat met 85.000 man zat ingeklemd tussen Antwerpen en de Noordzee.
Toen generaal Brian Horrocks Antwerpen veroverde, had hij kunnen doorstoten tot Rilland, een gemeente op de smalle landstrook op Zuid-Beveland die Walcheren verbindt met Noord-Brabant. Dan had hij voor de Duitsers de ontsnappingsroute via Zeeuw-Vlaanderen en Walcheren naar Brabant afgesloten. In dat geval hadden zij alleen kunnen ontkomen via Noord-Beveland en Goeree-Overflakkee, en dat was veel moeilijker in de tijd vóór de Deltawerken. Maar Horrocks liet de kans voorbijgaan. Mijn inschatting is dat daardoor 35.000 tot 40.000 Duitsers zijn ontsnapt naar Noord-Brabant, waar zij de geallieerden later, bij Operatie Market Garden, nog last hebben bezorgd.
Had dit verzuim van Horrocks te maken met het gedrag van zijn meerdere Montgomery, die weigerde een bevel van Eisenhower uit te voeren om na de verovering van Antwerpen direct het Duitse XVe leger aan te pakken? Het antwoord is nee. Zo’n bevel heeft de Amerikaan nooit gegeven.
Bombardement op Breskens
In de geallieerde planning speelde de haven van Antwerpen, die zeeschepen alleen via de Westerschelde konden bereiken, begin september 1944 nog geen rol van betekenis. Montgomery dacht op dat moment dat hij voor zijn bevoorrading genoeg had aan de haven van Boulogne, Duinkerken of Calais. Verder was hij vooral bezig met zijn wens om als eerste in Berlijn te zijn. Eisenhower gaf hem op 10 september toestemming voor een aanval op de Rijnbruggen, en extra steun op logistiek gebied. Voor hun eigen aanvoer rekenden de Amerikanen op de haven van Le Havre.
In de planning speelde de Antwerpse haven begin september 1944 nog geen rol van betekenis
Pas later in september werd de haven van Antwerpen belangrijker, omdat bleek dat de andere havens niet zo snel gebruiksklaar te maken waren als gedacht. Boulogne zou de eerste zijn, op 9 oktober. Daarom begonnen Eisenhower en Montgomery toen wel aandacht te besteden aan de bevrijding van de Schelde-oevers. Intussen hadden de Duitsers de monding van de Schelde tot Festung verklaard. Hitler bedoelde met die term een stelling die moest worden verdedigd tot de laatste man. Eisenhower en Montgomery waren hiervan op de hoogte, zo valt af te leiden uit de Ultra-berichten die aan hen zijn verstuurd, maar ze besteedden er geen aandacht aan.
Uit de Ultra-berichten valt ook op te maken dat voor 11 september het XVe leger erin slaagde ruim 60.000 manschappen, inclusief hun materieel, over te zetten van Zeeuws-Vlaanderen naar Walcheren. Het leidde tot het overhaaste besluit van de geallieerden om op 11 september Breskens te bombarderen. Het bombardement richtte grote schade aan en kostte 184 inwoners het leven, maar bezorgde de Duitsers weinig hinder. De overige 25.000 kwamen ook nog over.
Deze situatie, waarin Eisenhower en Montgomery nauwelijks gerichte actie ondernamen rond de Westerschelde, duurde voort tot 12 september. Op die dag stuurden stafofficieren van president Franklin D. Roosevelt en premier Winston Churchill, die in Quebec bij elkaar kwamen, berichten aan beide generaals. Pas daarna maakten zij serieus werk van het bestrijden van Von Zangens XVe leger en de bevrijding van Zeeland. Intussen waren ruim acht dagen verloren gegaan.
Deze reconstructie wijkt in belangrijke mate af van wat er in Het grote offensief wordt beweerd. Het klopt dat de relatie tussen Eisenhower en Montgomery slecht was, maar dat speelde geen grote rol bij de Slag om de Schelde. Mocht hun relatie veel beter zijn geweest, dan denk ik niet dat Zeeland minder had geleden. De film en serie gaan bovendien voorbij aan de vraag, hoe de Britten direct na de bevrijding van Antwerpen op 4 september hadden moeten afrekenen met Von Zangens 85.000 sterke leger. Zouden de Duitsers zich zonder slag of stoot hebben overgegeven? Dat is niet waarschijnlijk, gezien de taaie weerstand die zij uiteindelijk boden tijdens de bevrijding van Zeeland.

