De opmars van de geallieerden na D-day stokt begin september na de verovering van Antwerpen. De Duitsers controleren de oevers van de Westerschelde, waardoor deze haven niet te gebruiken valt om de geallieerde troepen te bevoorraden. Een zware strijd brandt los om controle over de Zeeuwse delta – een modderig duel, met weinig glamour.
Nou nee, een hoogst opwindende activiteit kun je de bevoorrading van militaire operaties niet noemen. Weinig jongensboekheroïek, flitsende offensieven of gevleugelde woorden van bevelhebbers. Eerder minutieuze planning en een Mount Everest aan papierwerk. Zolang de bevoorrading keurig in dienst staat van de militaire operaties is er weinig aan de hand. Maar soms loopt het anders. Dan bungelt de opmars aan een kwetsbaar bevoorradingsinfuus. Dat is precies wat begin september 1944 de geallieerde troepen overkomt in hun offensief richting het hart van Duitsland. Geen brandstof? Dan is ook een tank niet veel meer dan een stilstaand kanon op rupsbanden. De alomtegenwoordige Sherman-tank bijvoorbeeld slurpte elke 100 kilometer zo’n 300 liter diesel.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De ironie is duidelijk: hoe succesvoller de ‘sexy’ opmars, hoe groter de ‘saaie’ bevoorradingsuitdaging. En succesvol is de geallieerde opmars door Noord-Frankrijk en België – in de weken na de uitbraak uit Normandië medio augustus 1944 – absoluut. ‘We snijden met onze tanks door de Duitse linies als een zeis door het koren,’ schrijft een Britse generaal verrukt. ‘Heerlijk, precies het soort oorlogvoering waar ik dol op ben!’ Maar ja, de onverwacht snelle opmars rekt ook het bevoorradingsinfuus vanuit Normandië steeds verder op. Daar komt nog eens bij dat een zware storm half juni de kunstmatige geallieerde havens voor de kust van Normandië zwaar beschadigt.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Een oase in de woestijn
Appeltje, eitje. Een grote haven dichter bij het front zou het bevoorradingsprobleem grotendeels oplossen. Begin september krijgen de geallieerden zo’n haven nota bene in handen: Antwerpen. Een bevoorradingsdroom met ruim 50 vierkante kilometer havenoppervlak en 35 kilometer kades. Hier kunnen met gemak 1000 schepen in alle soorten en maten aanleggen. Maar met de inname van Antwerpen en zijn havens stokt ook de geallieerde opmars. Slechts vijftien kilometer verderop lonken Bergen op Zoom en de Kreekrak-dam, de toegangspoort tot Zeeland. Deze poort blijft nu open voor de opgejaagde Duitsers, die gehaast via Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren en Zuid-Beveland tienduizenden troepen naar West-Brabant evacueren. Aan paardenvlees is in Zeeuws-Vlaanderen een tijdlang geen gebrek vanwege alle edele viervoeters die de Wehrmacht moet achterlaten.
Nog belangrijker: de Duitsers houden als voorheen de beide oevers van de Westerschelde in handen. Met hun geschut, radar en mijnenvelden controleren ze zo de toegang tot de havens van Antwerpen. Hitler geeft opdracht de Westerschelde tot de laatste man te verdedigen. En zo hebben de geallieerden geen keus dan opnieuw door de Atlantikwall te breken. Drie maanden na D-day en een paar honderd kilometer verderop. Niet voor niets spreken geallieerde soldaten over Zeeland als ‘het tweede Normandië’.
Soldaten in hun landingsvaartuigen maken zich klaar voor de oversteek van Breskens naar Vlissingen.
Veldmaarschalk Bernard ‘Monty’ Montgomery is verantwoordelijk voor dit deel van het West-Europese front. Monty heeft eigenlijk weinig zin om in Zeeland te gaan vechten. Hij vecht liever de andere kant op, richting Berlijn. In zijn ogen is dat de enige echte hoofdprijs. Zijn gedurfde poging om medio september met Operatie Market-Garden in één sprong over de Rijn bij Arnhem te komen mislukt echter. Nu zet Montgomery’s baas, generaal Dwight D. Eisenhower, de eigenwijze Britse veldmaarschalk voor het blok: éérst Antwerpen in gebruik nemen. Een haven die, zoals een Britse admiraal verzucht, nu van ‘even groot nut is als een oase in de woestijn’.
SS Fort Cataraqui
De Fort Cataraqui – het eerste geallieerde koopvaardijschip dat 28 november 1944 zijn lading loste op de Antwerpse kades – was een in Canada gebouwd liberty ship. Deze schepen werden op basis van een standaardontwerp zeer snel (soms binnen enkele weken) en goedkoop gebouwd. De Fort Cataraqui overleefde de oorlog en vond in 1960 een sloperseinde. Boeiend detail: uiteraard vroeg de aankomst van de Fort Cataraqui eind november om een ceremonie en een feestje. Het goot van de regen, maar dat mocht de pret niet drukken. De filmcamera’s snorden, de militaire band speelde de volksliederen, verslaggevers schreven hun vingers blauw. Alleen was men vergeten de hoofdrolspeler van de slag om de Westerschelde uit te nodigen, het 1ste Canadese Leger… Voor veel Canadese militairen opnieuw een treurige bevestiging van hun bijnaam: het ‘Assepoester-leger.’
‘Daar gaan we weer!’
Het openbreken van de Westerschelde deelt Montgomery toe aan het 1ste Canadese Leger, aangevuld met vooral Britse en Poolse divisies. Daar gaan we weer, zal ongetwijfeld menig Canadese militair hebben gedacht. De Canadezen bekruipt namelijk steeds vaker het gevoel dat ze de lastige en weinig glamoureuze klussen toebedeeld krijgen op de linkerflank van Montgomery’s legergroep, zoals het belegeren van de taai verdedigde Kanaalhavens. En nu wacht dus het modderige en kille Zeeland. Niet alleen dat, de geallieerde focus op Operatie Market-Garden heeft de Duitsers ook net een paar weken extra tijd gegeven om Walcheren en Breskens tot een ware Festung uit te bouwen.
Een snelle blik op de kaart van Zeeland leert dat de provincie een verbrokkeld strijdtoneel oplevert. Overal water, sloten, verhoogde dijkwegen, spoorwegtaluds, her en der dorpjes en steden weggemoffeld in het vlakke landschap. Voor een verdediger best veelbelovend, maar voor een aanvaller is dergelijk pannenkoekplat akkerland een potentiële nachtmerrie. ‘De enige beschutting die we hadden,’ klaagt een Canadese militair na een bloedige aanval, ‘waren de bieten!’
Het verbrokkelde Zeeuwse landschap vereist volgens de geallieerde planners vier afzonderlijke operaties, die deels overlappen. Een samenspel van aanvallen uit het zuiden, oosten en westen, waarvoor de planners ruim twee maanden uittrekken. De aanvalsmacht is trouwens behoorlijk multinationaal samengesteld: Canadezen, Britten, Polen, Fransen, Noren, Belgen en Nederlanders.
Taaie gevechten – ‘De enige beschutting die we hebben zijn de bieten!’
Om te beginnen moet het westelijke deel van Zeeuws-Vlaanderen worden veiliggesteld: Operatie Switchback. Kern van de Duitse verdediging daar is de Breskens Pocket, een enclave van ongeveer 35 vierkante kilometer. Slaagt deze aanval, dan komt de hele zuidoever langs de Westerschelde vrij. Oostelijk Zeeuws-Vlaanderen had in september namelijk nog geprofiteerd van de snelle geallieerde opmars vanuit België. Ten tweede moet in het oosten de toegangsdeur tot Zuid-Beveland worden opengebroken: Operatie Vitality 1. Daarnaast zullen amfibische troepen oversteken naar het schiereiland Zuid-Beveland zelf in Operatie Vitality 2. Een divisie met de toepasselijke naam 52ste Lowland krijgt deze taak. Ten vierde – als slotstuk – is de bevrijding van Walcheren voorzien via aanvallen uit het oosten (via de Sloe-dam) en landingen vanuit zee bij Vlissingen en Westkapelle.
Het is, zoals verwacht, hard en taai vechtwerk in de plakkerige modder. Tegenover ruwweg 60.000 geallieerde aanvallers staan ongeveer 45.000 Duitse verdedigers. Vooral de toegang tot Zuid-Beveland wordt zwaar bevochten. Half oktober verliest een van de Canadese bataljons zo’n 90 procent van zijn sterkte. Ook het gevecht om de Sloe-dam – The Satan’s Dam – is zwaar. Een lijnrechte en vlakke dam, een kilometer lang en 40 meter breed. Het is zo koud dat de Canadese soldaten de grendels van hun geweren heen en weer moeten schuiven om te voorkomen dat deze vastvriezen.
Een eiland tot zinken brengen
In het algemeen verlopen de operaties echter min of meer naar wens. De amfibische landingen op de kusten van Zuid-Beveland en Walcheren zijn succesvol. De ruime geallieerde ervaring met dergelijke operaties begint vrucht af te werpen. Het meest radicale geallieerde instrument is ongetwijfeld het op verschillende plekken kapotbombarderen van de zeedijken van Walcheren. Het eiland ligt grotendeels onder de zeespiegel en in de loop van oktober dringt het water onstuitbaar naar binnen. Dat bemoeilijkt natuurlijk de Duitse bewegingen, maar hun bunkers en geschutsopstellingen liggen meestal hoger. De geallieerde planners zien uiteindelijk echter geen alternatief. Zoals een Britse officier het uitdrukt: ‘To save the island, we had to sink it!’
Nederlandse commando’s in Zeeland
Ongeveer 25 Nederlandse commando’s landden 1 november op de kusten van Walcheren. Zij behoorden tot No. 2 Dutch Troop en stonden onder commando van kapitein Jan Linzel. De Britse premier Winston Churchill had al in 1940 commando-eenheden laten vormen om de Duitsers waar mogelijk dwars te kunnen zitten met snelle aanvallen. In de loop der jaren groeiden deze eenheden uit tot goedgetrainde stoottroepen. De spreekwoordelijke mannen van staal met het mes tussen de tanden. Geallieerde commandanten als veldmaarschalk Montgomery hielden de buitenlandse contingenten van kleine bondgenoten echter liever buiten de strijd. Ze hadden vooral een politiek-symbolische betekenis. Een rol die ze zelf niet ambieerden.
Ook al zijn de operaties strikt militair gezien betrekkelijk succesvol, de keerzijde is een behoorlijke hoeveelheid ‘nevenschade’ (collateral damage). De geallieerden beschikken over een groot overwicht aan zwaar materieel in de vorm van artillerie, vliegtuigen en scheepsgeschut. Kerktorens en andere hoge gebouwen worden systematisch in puin geschoten – als de Duitsers deze zelf al niet preventief hebben opgeblazen. Hoge gebouwen zijn immers uitstekende uitkijkposten. Deze brede toepassing van brute force laat zich ook wel weer logisch verklaren. Geallieerde commandanten willen uiteraard zo veel mogelijk eigen slachtoffers vermijden. Soms weten burgers de geallieerden tijdig te waarschuwen en bombardementen te voorkomen. Maar bijna overal moeten inwoners, huizen, dorpen en steden het ontgelden: met name Woensdrecht, West- Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren.
Neem het dorpje Othene, vlak bij Terneuzen. Dat wordt door de Duitsers verlaten, maar een verkenningsvliegtuig ziet waarschijnlijk een groepje schuilende burgers aan voor vijandelijke militairen. De ingeseinde artillerie vuurt onmiddellijk; dertien inwoners komen om. ‘De geallieerden werden op dat moment meer vervloekt dan de Duitsers!’ gromde een woedende inwoner later.
Strooibiljet
Of neem het lot van Walcheren. De geallieerden strooien vóór ze gaan bombarderen waarschuwingsbiljetten uit, maar die zijn noodgedwongen vaag: ‘Verlaat de eilanden of indien dat niet mogelijk is, verhuist dan ONMIDDELLIJK met uwe families naar een veilige plaats op de eilanden.’ Maar sommige bewoners krijgen nooit een strooibiljet in handen. Boeren laten hun vee ongaarne in de steek. En de bewoners kunnen sowieso fysiek geen kant op. Walcheren verlaten kan alleen via de zwaar verdedigde Sloe-dam. Dus zoeken veel burgers hun toevlucht in stevige schuilkelders en gebouwen, zoals molen De Roos in Westkapelle. Een zware Engelse bom, bedoeld voor de nabijgelegen zeedijk, treft de molen vol. Tientallen burgers komen om; anderen verdrinken in de molenkelder wanneer het zeewater onontkoombaar binnendringt.
Flitsende promotie
Het natte wapen dwingt de Duitsers inderdaad naar de hoger gelegen terreinen. Het plan om ook de kustbatterijen met bommen uit te schakelen mislukt echter grotendeels. Dus moeten de aan land gezette geallieerde troepen, waaronder ook enkele tientallen Nederlandse commando’s, de Duitse posities een voor een innemen. Daarin slagen ze. Vanaf 3 november is duidelijk dat de Duitsers op Walcheren er genoeg van hebben. Vechten tot de laatste man mag dan wel de opdracht van de Führer zijn, maar de meeste Duitse soldaten denken daar toch genuanceerder over – inclusief hun commandant, generaal Wilhelm Daser. Die bevindt zich in zijn hoofdkwartier in Middelburg, omringd door ongeveer 2000 soldaten die zich als makke schapen in de droge binnenstad hebben verzameld. Daser is evident een man van decorum. Hij wenst zich niet over te geven aan een officier beneden de rang van kolonel. En zo wordt de eerste Britse officier die Daser ontmoet, majoor Hugh Johnston, stante pede tot kolonel bevorderd. Op 7 november geven de laatste Duitsers op Walcheren zich over.
De vergeten slag – ruim 2000 Zeeuwse burgers komen om
Zo zijn eindelijk de zuidelijke én noordelijke Westerschelde-oevers in geallieerde handen. Op 28 november 1944 lost het koopvaardijschip Fort Cataraqui als eerste voorraden in de Antwerpse haven. Na november zouden de Duitsers nog regelmatig konvooien in de Westerschelde aanvallen met Schnellboote, dwergonderzeeërs, met explosieven volgepakte radiografisch bestuurde bootjes en mijnen. Antwerpen zelf is het doelwit van V1- en V2-vergeldingswapens. Veel maken de wanhopige Duitse pogingen echter niet meer uit.
Het 1ste Canadese Leger betaalde een zware prijs: bijna 13.000 militairen gedood, gewond of vermist. Ongeveer de helft van hen Canadezen. Ruim 2000 burgers hebben het leven verloren. De Zeeuwen zetten zich aan het herstel van hun zwaar getroffen provincie. De slag om de Westerschelde was de heftigste en bloedigste confrontatie tijdens de bevrijding van Nederland. Volgens veel Zeeuwen is het echter tot op de dag van vandaag vooral ‘de vergeten slag’. Een modderig duel op de flank met weinig glamour. Een kil gevecht, dat de geallieerden snel wilden vergeten. Maar wat zou er gebeurd zijn als het geallieerde opperbevel begin september 1944 de prioriteiten anders had gelegd? Dat wil zeggen het openmaken van de Antwerpse havens voorrang had gegeven boven Montgomery’s geesteskind Operatie Market Garden? Generaal Eisenhower erkende achteraf deze inschattingsfout. Zo kleeft aan de slag om de Westerschelde tot op de dag van vandaag een hoog ‘wat als?’-gevoel.
Bevrijdingsfeest in Axel, Zeeuws-Vlaanderen.
Meer weten
- Breekbare helden. Het verzet in Zeeland 1940-’44 (2019) door Carla Rus. Een recente en vernieuwende studie over een onbelicht aspect, namelijk het Zeeuwse verzet.
- Battle for Antwerp. The Liberation of the City and the Opening of the Scheldt, 1944 (1978) door J.L. Moulton. Al wat ouder, maar nog een standaardwerk.
- https://www.bevrijdingsmuseumzeeland.nl/index.php/nl/ website van het Bevrijdingsmuseum Zeeland in Nieuwdorp.