In een meanderend verhaal laat Piet de Rooy zien hoe de mens grip probeert te krijgen op de werkelijkheid. En dat doet hij op een hoogstpersoonlijke manier. Zijn nieuwste boek De tijd, de waarheid en de geschiedenis is geen streng wetenschappelijke studie, maar een zoektocht langs talloze bezienswaardigheden en verrassende vergezichten.
Hoe onze wereld in elkaar zit. Zo luidt de ondertitel van het boek van De Rooy. Met een vraagteken erachter zou het een wel heel ruime onderzoeksvraag zijn, die door één auteur onmogelijk kan worden beantwoord. Maar De Rooy heeft dit leesteken weggelaten. Hierdoor lijkt het alsof we te maken hebben met megalomane pretenties à la Harry Mulisch en diens De compositie van de wereld (1980). Wie De Rooy (1944) wel eens heeft ontmoet, weet dat hij van een dergelijk opgeblazen ego geen last heeft. Hij is emeritus hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en auteur van een reeks uitstekende werken over Nederland in de negentiende en twintigste eeuw.
Het ligt dus voor de hand om de ondertitel op te vatten als ironie, maar ook dat lijkt niet helemaal te kloppen. Hoewel De Rooy in de ‘introductie’ van zijn boek inderdaad geen onderzoeksvraag formuleert – waardoor ik me lang bleef afvragen waar hij heen wil – is De tijd, de waarheid en de geschiedenis geen stuurloos boek. De Rooy begint zijn verhaal met een allegorisch schilderij van Francisco Goya, waarop de drie begrippen uit de titel zijn afgebeeld als mensen. Het zijn drie categorieën waarmee de mens grip op de werkelijkheid probeert te krijgen, om er zo achter te komen hoe de wereld in elkaar zit.
Het boek is onderverdeeld in drie delen die achtereenvolgens zijn gewijd aan de fenomenen tijd, waarheid en geschiedenis, maar het is geen streng wetenschappelijke studie die dwingend uitlegt wat we hier allemaal onder moeten verstaan. De Rooy noemt het zelf ‘een verslag van een zwerftocht door het verleden, waarbij ik de lezer en passant een blik gun in het historisch atelier, mijn werkkamer met overal wankele stapeltjes boeken, kladpapier met nog te bezoeken webadressen, printjes van artikelen uit de digitale universiteitsbibliotheek, uitgeknipte krantenartikelen en wat niet al’.
Hij verzet zich tegen het beeld van de historicus als beeldhouwer die uit het blok marmer dat het verleden is het juiste geschiedverhaal moet ‘bevrijden’, als een Michelangelo, die zei dat het uiteindelijke beeld al in het brok steen zat. De Rooy ziet de historicus meer als een schilder die voor een leeg doek staat, een eerste opzet maakt, verschillende lagen aanbrengt, dingen wegveegt of juist accentueert en perspectief probeert aan te brengen.
De tijd, de waarheid en de geschiedenis is een helder geschreven en hoogst persoonlijk boek, waarin De Rooy heel veel historische kennis en inzichten kwijt kan die hij voor zijn boeken over de Nederlandse geschiedenis alleen op de achtergrond kon gebruiken. Het is een heel erudiet boek, dat voor ongeveer een derde bestaat uit vaak uitvoerige noten, waarin De Rooy niet alleen aangeeft hoe hij aan bepaalde informatie komt, maar vaak ook commentaar geeft op andere auteurs of opgewekt nog meer zijpaadjes inslaat. Zo gaat hij op pagina 493, in noot 110 van hoofdstuk 3, in op het fenomeen Wunderkammer, de verzamelingen met kunstvoorwerpen, antiquiteiten, objecten uit de natuur en wetenschappelijke instrumenten, die van de zestiende tot en met de achttiende eeuw werden aangelegd door aristocraten of vermogende burgers.

Tot op zekere hoogte is dit boek ook zo’n Wunderkammer, waarin De Rooy tentoonstelt wat hij als historicus in ongeveer zestig jaar tijd allemaal verzameld heeft. Het is een gul boek, waarvan je ongelooflijk veel opsteekt en dat ik met veel plezier heb gelezen. Wie van dit soort leeservaringen houdt, wie niet uit is op één, uit marmer gehouwen visie, maar geniet van een zoektocht die dan misschien niet leidt tot het ultieme antwoord maar wel voert langs talloze bezienswaardigheden en verrassende vergezichten, zal dit boek ongetwijfeld ook met belangstelling en genoegen lezen.
Wie daarentegen hoopt op een min of meer ‘definitief’ verhaal over bijvoorbeeld de ontwikkeling van ons tijdsbesef, de geschiedenis van het concept ‘waarheid’, of over de ontwikkeling van de historische wetenschap sinds Leopold von Ranke, die zal wellicht op sommige punten teleurgesteld worden. Want net zoals een Wunderkammer doorgaans een vrij willekeurige verzameling van bijzonder objecten was, zo is de ordening van dit boek ook erg persoonsgebonden’ Wanneer De Rooy bijvoorbeeld ingaat op de Verlichting en op de invloed van de man die hij ziet als zijn bête noire, Jean-Jacques Rousseau, verwijst hij naar een aantal belangwekkende boeken, maar laat hij nog meer boeken die minstens even relevant zijn onbesproken. En soms valt over zijn typering van een bepaalde studie of figuur wel te twisten. Zo is in The Unintended Reformation van Brad Gregory niet Erasmus maar William van Ockham de kwade genius.
Is dit erg? Nee, De tijd, de waarheid en de geschiedenis is duidelijk niet geschreven als historiografisch of geschiedtheoretisch handboek. Het is vooral een weldadig leesavontuur, waarvan elke onbevangen en nieuwsgierige lezer veel opsteekt en wellicht zelfs, de grote historicus Jacob Burckhardt indachtig, een beetje ‘wijzer’ wordt.
De tijd, de waarheid en de geschiedenis. Hoe onze wereld in elkaar zit
Piet de Rooy
684 p. Querido Facto, € 45,-

