Home Dossiers Tweede Wereldoorlog Nederland deporteerde dienstweigeraars tijdens WO2

Nederland deporteerde dienstweigeraars tijdens WO2

  • Gepubliceerd op: 25 apr 2025
  • Update 18 jul 2025
  • Auteur:
    Steven de Boer
Koningin Wilhelmina bezoekt de Prinses Irene Brigade.
Hitler in de Tweede Wereldoorlog
Dossier Tweede Wereldoorlog Bekijk dossier

Na de Duitse inval in mei 1940 wilde de Nederlandse regering in ballingschap de strijd voortzetten met een eigen brigade. Maar de kabinetsleden zagen over het hoofd dat veel Nederlandse emigranten niet meer voor hun vaderland wilden vechten. Om de dienstplicht toch af te dwingen namen ambtenaren harde maatregelen: Nederlanders in Zuid-Afrika werden naar Suriname gedeporteerd en daar opgesloten.

In populaire verhalen over de Nederlandse strijd tegen nazi-Duitsland spelen vrijwilligers de hoofdrol; heroïsche Engelandvaarders die met gevaar voor eigen leven uit bezet gebied ontsnapten om zich aan de overzijde van het Kanaal bij de geallieerde strijdkrachten aan te sluiten. Minder bekend is dat de Nederlandse regering in ballingschap tijdens de Tweede Wereldoorlog ook ‘gewoon’ de dienstplicht invoerde.  Zij had namelijk de ambitie om een eigen legereenheid in de strijd te werpen: de Koninklijke Brigade Prinses Irene. Van augustus 1940 tot januari 1942 kondigden de Londense kabinetten een serie wetsbesluiten af die de dienstplicht regelden. Uiteindelijk moesten alle Nederlandse mannen die tussen 1 januari 1900 en 1 januari 1925 waren geboren en in de vrije wereld woonden (met uitzondering van de Nederlandse koloniën) zich inschrijven.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Moeilijkheden waren er meteen. Want waren de wetsbesluiten wel legaal? De Nederlandse regering werd in mei 1940 totaal overrompeld door de snelle opmars van de Duitsers. Er was geen tijd meer om een degelijke oorlogswet in werking te stellen. In het kielzog van koningin Wilhelmina vluchtten de kabinetsleden in verwarring naar Londen, zonder een wettig mandaat om buiten het koninkrijk door te regeren. Laat staan om Nederlanders onder de wapens te roepen. In een proces tegen zijn arrestatie voor desertie vocht de Londense bloemenhandelaar Jack Amand de dienstplicht aan. Maar de Nederlandse regering in ballingschap deed een beroep op het ‘staatsnoodrecht’, dat haar in staat stelde om bij Koninklijk Besluit wetsbesluiten af te kondigen. Zij kreeg haar gelijk, maar de juridische basis voor de dienstplicht bleef wankel.

Ondanks deze complicaties hoopten de regeringsleden dat duizenden vaderlandslievende Nederlanders zich spoedig zouden melden om hun land terug te veroveren. In Engeland zelf viel dat tegen: de helft van de dienstplichtigen kwam niet opdagen. Maar de regering zocht het verderop. Zij stuurde een militaire missie naar Canada, waar zes- tot zevenduizend dienstplichtige Nederlanders zouden wonen. Het bleken er veel minder te zijn. De missie zette wervingsbureaus op, verspreidde advertenties, posters en radiopraatjes, zocht samenwerking met de Canadese autoriteiten, en deed zelfs huisbezoeken. Maar de opkomst bleef laag. Veel Nederlandse emigranten hadden hun vaderland verbitterd de rug toegekeerd tijdens de economische crisis van de jaren dertig. Zij zagen het niet zitten om hun nieuwe leven in Noord-Amerika achter zich te laten. Sommigen dienden liever in het Canadese leger, waardoor ze een snellere naturalisatie kregen. Canada stond geen sancties tegen dienstweigeraars toe. Hetzelfde gold voor de Verenigde Staten, waar Nederlandse ambtenaren ook een rekruteringscampagne op touw zetten. Die was evenmin succesvol. De inspanningen in Noord-Amerika liepen uit op een dure teleurstelling: slechts ongeveer 750 jongemannen reisden naar Engeland om zich bij de Prinses Irene Brigade aan te sluiten.

Versterkt bataljon

De Nederlandse regering hoopte op 5.000 man, maar de Prinses Irene Brigade telde er uiteindelijk ongeveer 1.300: meer een versterkt bataljon dan een echte brigade. De strijdmacht bestond uit militairen die in mei 1940 naar Engeland wisten uit te wijken, Engelandvaarders, en vrijwilligers en dienstplichtigen uit de vrije wereld. Zij maakten aanvankelijk zo’n amateuristische indruk, dat prins Bernhard weigerde om de naam van zijn pasgeboren dochter aan de brigade te verbinden. De vervanging van disfunctionele officieren stelde hem gerust. In augustus 1944 landde de Irenebrigade in Normandië, en zette de opmars naar bezet Nederland in. Zij hielp bij de bevrijding van St. Come, Pont-Audemer, Beringen, Tilburg en Hedel, maar was vooral van grote symbolische waarde: Nederlanders kwamen Nederland bevrijden. Op 8 mei 1945 trokken de Irenemannen als eerste van de geallieerde troepen Den Haag binnen, waar ze dankbaar werden toegejuicht door hun landgenoten.

Prinses Irene Brigade oefent met geschut
Prinses Irene Brigade oefent met geschut.

Ambitieuze regelaar

Er was nog een ander land waar 2000 Nederlandse dienstplichtigen rondliepen. Maar door een explosief politiek klimaat zou de rekrutering daar geheel andere vormen aannemen. Vanaf 6 september 1939 was de Unie van Zuid-Afrika in oorlog met Duitsland en Italië, maar dat besluit leidde tot groot verzet onder Afrikaners. Velen waren hun smartelijke nederlaag in de Boerenoorlog (1899-1902) tegen het Britse Rijk nog niet vergeten. En ze konden het niet verdragen om zich nu aan de zijde van hun aartsvijand te scharen. De grootste oppositiepartij, de Nasionale Party, eiste dat Zuid-Afrika neutraal bleef. Meer radicale nationalisten, verenigd in organisaties als de Ossewabrandwag (letterlijk: ‘ossenwagenbrandwacht’), sympathiseerden openlijk met nazi-Duitsland. In Johannesburg kwam het tot straatgevechten tussen aanhangers en soldaten met verlof. En velen bleken bereid Nederlandse dienstweigeraars een handje te helpen.

Radicale nationalisten in Zuid-Afrika sympathiseerden openlijk met de nazi’s

Onder deze hoogspanning reisde een Nederlandse militaire missie in het voorjaar van 1941 naar Zuid-Afrika om de rekrutering van dienstplichtigen en vrijwilligers ter hand te nemen. Aan het hoofd stond reserveofficier van gezondheid C.F. Koch, een doortastende en ambitieuze regelaar die tot het uiterste ging om zoveel mogelijk jongemannen naar Engeland te verschepen. Volgens sommige bronnen keurde hij afgekeurden weer goed en liet keuringsbesluiten vervalsen. In ieder geval stuurde Koch er meteen op aan om de dienstplicht streng te handhaven en weigeraars te arresteren. Maar de Zuid-Afrikaanse premier, veldmaarschalk Jan Smuts, wilde er in eerste instantie niets van weten. Ook Nederlandse dienstplichtigen waren kritisch. Tijdens voorlichtingsbijeenkomsten van het Nederlandse gezantschap roerden zij zich en vormden een immigrantencomité. In een verzoekschrift aan de Nederlandse regering in Londen lieten de leden weten dat ze zich inmiddels sterker verbonden voelden met hun ‘nieuwe vaderland’, en dat ze niet verplicht wilden worden het land te verlaten om voor Nederland te vechten. Liever dienden ze in het Zuid-Afrikaanse leger.

Maar de verhoudingen veranderden toen in december 1941 steeds duidelijker bleek dat radicale organisaties als de Ossewabrandwag en nationalistische dagbladen als Die Transvaler campagne voerden voor Nederlandse dienstweigeraars. De binnenlandse veiligheid kwam in het geding. Met dit argument bepleitte Koch opnieuw zijn zaak bij eerste minister Smuts. Waarschijnlijk voerde de overste daarbij ook aan dat hij dienstweigeraars ‘politiek onbetrouwbaar’ vond, mogelijk zelfs pro-Duits. Wat hij ook precies zei, Koch wist Smuts te overtuigen. Eind januari 1942 werd een noodmaatregel van kracht waarmee dienstweigeraars geïnterneerd en gedeporteerd konden worden. Ook werden alle verzoeken tot naturalisatie voorlopig stopgezet; Nederlandse dienstplichtigen mochten niet bij de Zuid-Afrikaanse strijdmacht dienen.

Logo van de Ossewabrandwag
Logo van de Ossewabrandwag

Op dat moment waren er na keuring en vrijstelling van de tweeduizend dienstplichtigen 800 overgebleven, van wie 200 geen gehoor gaven aan de oproep. In dezelfde maand vertrok het eerste contingent rekruten per schip naar Engeland, toegesproken door jonkheer W.F. van Lennep, de Nederlandse gezant in Pretoria: ‘Uw roem zal ver reiken indien gij u weet te onderscheiden als de Hollandsche Springbokken van Zuid-Afrika’. Nog elf contingenten van deze ‘Springbokken’ volgden, elk met het nationale dier van Zuid-Afrika als embleem op de mouw geborduurd. Het derde contingent kreeg zelfs een jonge springbok mee, die helaas tijdens de overtocht overleed. Veel dramatischer nog was de zevende overtocht: op 29 oktober 1942 werd het Britse koopvaardijschip Abosso ten noordwesten van de Azoren door een Duitse U-boot getorpedeerd. Ondanks eerdere beloftes van overste Koch werd het schip niet geëscorteerd. 362 van de 393 opvarenden kwamen bij de ramp om het leven, onder wie alle 51 Nederlandse rekruten.

Antioorlogsbeweging

Nederlandse dienstweigeraars kregen tijdens de Tweede Wereldoorlog steun van War Resisters’ International (WRI), een internationale antioorlogsbeweging die in 1921 werd opgericht in Bilthoven. WRI onderhield contact met beroemde pacifisten als Mahatma Gandhi. De organisatie verleende financiële steun aan de processen van weigeraars, hielp pacifisten die onderdoken voor de dienstplicht, en eiste bij regeringen de vrijlating van gewetensbezwaarden. Toen in het najaar van 1943 enkele gedeporteerde Nederlandse weigeraars terugkeerden in Zuid-Afrika, omdat zij alsnog afgekeurd waren, tekende WRI-medewerker Elsie Clayton de misstanden op die zij in Suriname hadden ondervonden. Op basis van deze rapporten schreef WRI-voorzitter Runham Brown een brief aan de Nederlandse premier Gerbrandy, waarin hij zijn zorgen uitsprak en aandrong op onmiddellijke actie. Het haalde weinig uit.

Middeleeuwse omstandigheden

Op het vasteland van Zuid-Afrika namen een aantal van de overgebleven dienstweigeraars, nu bedreigd met arrestatie, de gang naar de rechtbank. Zij bestreden net als bollenhandelaar Amand de wetmatigheid van de Nederlandse dienstplicht, maar ook die van Smuts’ noodmaatregel. De rechter wees op de buitengewone omstandigheden van de Duitse inval en verwierp alle beroepen. De arrestatie van de weigeraars kon beginnen.

Zij die werden opgepakt hadden verschillende motieven om de dienst te ontduiken: van persoonlijke tot politieke en pacifistisch-christelijke. Maar voor Koch waren ze allemaal misdadigers die opgesloten moesten worden. Van tenminste één weigeraar is bekend dat hij steun zocht bij de Ossewabrandwag. En omdat veel arrestaties te vroeg plaatsvonden, voordat het deportatieschip gereed was, wisten 25 weigeraars uit de gevangenis te ontsnappen. Velen doken onder of probeerden via Portugees Mozambique te ontkomen. Maar op 29 juli 1942 vertrok het stoomschip Tarakan toch echt uit de haven van Kaapstad. Aan boord werden de dienstweigeraars bewaakt door Javaanse matrozen met karabijnen. Dat was een gevoelig punt voor veel blanken in Zuid-Afrika, die ‘kleurlingen’ met wapens beschouwden als een gevaar voor de witte suprematie. Een week later voer de Baarn uit. Aan boord van de twee schepen waren in totaal 58 Nederlandse dienstweigeraars, die hun gezinnen beduusd en berooid achterlieten. Ze wisten niet waar ze heen gingen.

Voor Koch waren dienstweigeraars allemaal misdadigers die opgesloten moesten worden

Na een hachelijke reis van ruim twee weken, waarin de Tarakan moest zigzaggen om Duitse U-boten te ontwijken, kwamen de dienstweigeraars in Paramaribo aan. Daar werden ze meteen aan een streng verhoor onderworpen, waarna drie van hen alsnog tekenden. De overgebleven 55 arrestanten werden opgesloten in de zeventiende-eeuwse vesting Fort Zeelandia. Weigeraar Leo Hoft beschreef de omstandigheden daar als ‘middeleeuws’. De gevangenen zaten samengepropt in kleine cellen, met slechts een paar spleten ter ventilatie en een poepdoos in de hoek. Ze moesten één waterkraantje delen en werden ruw behandeld door hun nieuwe bewakers, afkomstig van de Prinses Irene Brigade. Luchten konden ze op een binnenplaatsje met witgekalkte muren, die in combinatie met de felle tropenzon voor ernstige oogklachten zorgden. De hygiëne was beroerd, en het eten was zo slecht dat de gevangenen een paar keer tot hongerstaking overgingen. Al snel kampten de gedetineerden met ondervoeding, infecties, ingewandsstoornissen en allerlei andere kwalen. Verlichting was ver te zoeken; de beschikbare arts was zo incapabel dat de gedetineerden hem ‘de fietsenmaker’ noemden.

Soldaten van de Prinses Irene Brigade op weg naar Suriname
Soldaten van de Prinses Irene Brigade op weg naar Suriname

Een volgende vernedering was dat de dienstweigeraars in Fort Zeelandia gezelschap kregen van tien NSB’ers. Die waren in januari 1942 samen met 136 andere vermeende partijleden en ‘onverzoenlijken’ uit Nederlands-Indië gedeporteerd en geïnterneerd in Kamp Jodensavanne, ongeveer vijftig kilometer ten zuiden van Paramaribo. De weigeraars en NSB’ers konden elkaar niet uitstaan en de spanningen liepen snel op. In een protestbrief aan de gevangenisdirecteur meldden de mannen uit Zuid-Afrika dat ze niet verantwoordelijk wilden worden gesteld als de situatie tot ‘onregelmatigheden’ zou leiden.

In november 1942 kregen de weigeraars een nieuwe schok te verduren: twee geïnterneerden die geprobeerd hadden uit Kamp Jodensavanne te ontsnappen, werden in Fort Zeelandia in koelen bloede geëxecuteerd. De gevangenen konden de schoten vanuit hun cellen horen. Verantwoordelijk voor de dodingen was militair commandant J.K. Meyer, die zelf een verleden had bij de Indische NSB. Meyer loog dat de twee mannen op de vlucht waren neergeschoten. De kolonel werd niet vervolgd voor het incident, en kreeg na de oorlog de Militaire Willems-Orde.

Johannes Kroese Meijer
Johannes Kroese Meijer tijdens de uitreiking van de Militaire Willemsorde.

Showlegertje

Begin 1943 waren de meeste dienstweigeraars in Fort Zeelandia ziek en murw geslagen. Protesten en juridische acties tegen hun gevangenneming hadden niets uitgehaald. Er leek niet anders op te zitten dan toch maar te tekenen. 46 mannen waren hiertoe bereid, van wie 39 akkoord kregen. Zij vertrokken naar Curaçao en Aruba om dienst te doen bij de kustwacht. De rekruten moesten belangrijke olieraffinaderijen tegen Duitse U-boten beschermen. Hun omstandigheden verbeterden aanzienlijk, al waren er soms raciale wrijvingen met zwarte medesoldaten. De zestien achtergebleven weigeraars en geweigerden gingen er ook op vooruit. Zij werden overgeplaatst naar een voormalig rooms-katholiek internaat in de buurt van Paramaribo. In dit Kamp Copieweg deelden de Nederlanders barakken met Duitse geïnterneerden, en werden een stuk humaner behandeld.

Hendrik Verwoerd

Twee Nederlandse dienstweigeraars ontsnapten aan arrestatie door onder te duiken bij de latere minister-president van Zuid-Afrika Hendrik Verwoerd. Hij was zelf van Nederlandse komaf: als peuter emigreerde hij met zijn ouders. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak was Verwoerd 39 jaar oud en hoofdredacteur van Die Transvaler. De krant was een spreekbuis van de Nasionale Party, die op dat moment oppositie voerde tegen de regering van Jan Smuts en tegen de Zuid-Afrikaanse deelname aan de oorlog. De partij wilde dat Zuid-Afrika een republiek werd, in plaats van onderdeel te blijven van het Britse koninkrijk. Hoewel Verwoerd in zijn krant meelevende woorden schreef over het bezette ‘stamland’ Nederland, was hij van mening dat het Britse imperialisme net zo erg was als het Duitse. Verwoerd bezat een kleine boerderij op het Transvaalse platteland, en daar liet hij de dienstweigeraars zich verschuilen voor de autoriteiten. Wie de twee mannen waren en hoe het hun verder is vergaan, is niet bekend.

Hendrik Verwoerd in 1945 als redacteur van Die Transvaler
Hendrik Verwoerd in 1945 als redacteur van Die Transvaler.

Ook in deze comfortabelere omstandigheden bleven de mannen uit Zuid-Afrika zich inspannen om hun recht te krijgen. De zestien in Kamp Copieweg schreven vergeefse brieven aan de gouverneur en andere autoriteiten met het verzoek om te mogen terugkeren naar Zuid-Afrika of hun gevangenneming juridisch aan te vechten. En een aantal mannen op Curaçao richtten zich op 26 juni 1943 in een uitvoerig rekest tot koningin Wilhelmina. Zij spraken van een onrechtmatige en onmenselijke behandeling, die het gevolg was van hun weigering om voor Nederland in een ‘show-legertje in Engeland’ te dienen. De rekestranten waren in hun ogen gearresteerd om ‘een schrikwekkend voorbeeld te geven’, zonder rechtsgrond opgesloten en als ‘landverraders’ afgeschilderd. Nooit hadden ze de kans gekregen om zich te verweren. Ze wilden genoegdoening.

Terug in Zuid-Afrika troffen de dienstweigeraars hun bezorgde, berooide gezinnen aan

Die kregen ze niet. Het antwoord kwam op 12 april 1944 en was afwijzend. Het enige wat Oorlogsminister Van Lidth de Jeude hun namens de vorstin wilde toekennen was de betaling van hun achterstallige soldij en de teruggave van hun particuliere eigendommen. In ieder geval konden de dienstweigeraars na de oorlog terug naar huis. Zij die op de Antillen dienst hadden gedaan gingen vrij snel, de mannen uit Kamp Copieweg vertrokken meer dan een jaar na afloop van de strijd. Terug in Zuid-Afrika troffen ze hun bezorgde gezinnen aan, die nauwelijks financiële ondersteuning hadden gekregen en in veel gevallen met psychische problemen bleven zitten.

De onvoorbereide Nederlandse regering in Londen had de vaderlandsliefde onder emigranten totaal verkeerd ingeschat. De meeste hadden een nieuw thuis gevonden en vele dachten verbitterd aan Nederland terug. Uiteindelijk kwam nog niet de helft van alle Nederlandse dienstplichtigen in de vrije wereld opdagen.

Meer weten:

  • Voor het vaderland weg (2007) door Peter Schumacher brengt deze episode aan het licht.
  • Wereldoorlog in de West (2004) door Liesbeth van der Horst behandelt de Tweede Wereldoorlog in Suriname en de Nederlandse Antillen.
  • Andere Tijden maakte in 2007 een uitzending over de Prinses Irene Brigade, waarin veteranen aan het woord komen. De aflevering is online terug te kijken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Dossier Tweede Wereldoorlog

Anti-Immigratie demonstratie escaleert in Den Haag
Anti-Immigratie demonstratie escaleert in Den Haag
Recensie

Historicus heeft kritiek op Rosan Smits: fascisme is geen inhoudsloze strategie

In haar boek Dit is fascisme waarschuwt politicoloog en journalist Rosan Smits voor uiterst rechtse ondermijning van de democratie. De waarschuwing is terecht, maar zij gebruikt het begrip ‘fascisme’ te gemakzuchtig in de ogen van expert Robin te Slaa. Fascisme is geen inhoudsloze machtspolitiek, zoals Smits beweert, maar een echte ideologie. Er zijn weinig boeken...

Lees meer
Russell Crowe speelt oorlogsmisdadiger Hermann Göring in de film Nuremberg
Russell Crowe speelt oorlogsmisdadiger Hermann Göring in de film Nuremberg
Recensie

Nuremberg toont psychologisch steekspel tussen psychiater en Hermann Göring

Hadden nazileiders speciale karaktertrekken zodat ze zonder wroeging gruwelijke misdaden konden beramen? In het rechtbankdrama Nuremberg hoopt een psychiater dat tijdens het beroemde strafproces in gesprekken met Hermann Göring te kunnen vaststellen. De op ware gebeurtenissen gebaseerde film toont het psychologische steekspel tussen beiden. Als het aan de Britse premier Winston Churchill had gelegen was...

Lees meer
Montgomery in 1944, enkele dagen na D-day
Montgomery in 1944, enkele dagen na D-day
Artikel

Nieuwe film over Slag om de Schelde beschuldigt ten onrechte generaal Montgomery

In de film en tv-serie Het grote offensief krijgt de Britse generaal Montgomery de schuld van het moeizame verloop van de geallieerde bevrijding van Zeeland. Hij zou bevelen van hogerhand naast zich neer hebben gelegd. Maar die lezing strookt niet met de historische bronnen, schrijft Tweede Wereldoorlog-kenner Gert Jan Vuyk.  Afgelopen zomer ging Het grote...

Lees meer
Navajo Code talkers bij de marine in 1943
Navajo Code talkers bij de marine in 1943
Artikel

Niemand kon de code van de Navajo kraken

Diversiteit is niet de kracht, maar de zwakte van het Amerikaanse leger, roept minister van Defensie Pete Hegseth zodra hij de kans krijgt. De oorlogsverhalen van de Navajo code talkers bewijzen zijn ongelijk. ‘De domste zin in de militaire geschiedenis,’ zei Hegseth eerder dit jaar tegen defensiepersoneel, ‘is “onze diversiteit is onze kracht”. Hij houdt...

Lees meer
Loginmenu afsluiten