Home Dossiers Negentiende eeuw Boerenslimheid tegen Britse overmacht

Boerenslimheid tegen Britse overmacht

  • Gepubliceerd op: 1 juni 2010
  • Laatste update 07 apr 2023
  • Auteur:
    Ivo van de Wijdeven
  • 13 minuten leestijd
Boerenslimheid tegen Britse overmacht
Cover van
Dossier Negentiende eeuw Bekijk dossier

In 1899 brak de Boerenoorlog uit, waarin het almachtige Britse Empire het opnam tegen twee kleine Boerenrepublieken in Zuid-Afrika. De uitkomst van deze ongelijke strijd stond van begin af aan vast. Toch slaagden de Boeren erin om de ‘rooinekken’ mee te sleuren in een jarenlang conflict, met grote gevolgen.

Het verhaal van de Boerenoorlog begint in 1795 met de bezetting van de Kaapkolonie door de Britten. Zij startten een proces van verengelsing. Het Nederlands moest wijken voor het Engels als officiële taal, de slavernij werd afgeschaft en er werden stappen gezet om te komen tot formele gelijkheid tussen blank en zwart.

De van oorsprong Nederlandse, Duitse en Franse Boeren zagen zich beperkt in hun vrijheid. Hun ontevredenheid culmineerde in de Grote Trek (1835-1837), een massale landverhuizing van 14.000 ‘voortrekkers’ naar het noorden, waar zij eigen staten stichtten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Eerste Boerenrepublieken

De eerste Boerenrepubliek Natalia werd vanwege de strategische ligging aan de oostkust in 1842 geannexeerd door de Britten, maar die hadden geen bezwaar tegen de onafhankelijkheid van Oranje Vrijstaat en de Zuid-Afrikaansche Republiek, beter bekend als Transvaal. De Boeren konden in de onherbergzame en onbelangrijke binnenlanden de moderne tijd ontvluchten en hun ideale godvruchtige, agrarische samenleving vormgeven.

Het bestaan in de Boerenrepublieken was echter hard. In 1877 dolven de Boeren in Transvaal het onderspit in de strijd tegen de Sotho- en Zoeloestammen. De onrust die daardoor ontstond vormde een bedreiging voor de Kaapkolonie en dit was voor de Britten reden om Transvaal te annexeren. Weliswaar waren de Boeren blij met de bescherming door het Britse leger, dat de Zoeloes uiteindelijk beslissend versloeg, maar ze protesteerden onder leiding van vicepresident Paul Kruger tevergeefs tegen de annexatie.

Het bestaan in de Boerenrepublieken was echter hard

Kruger, het archetype van de steile en gelovige Boer en berucht om zijn slechte tafelmanieren, startte daarop een nationalistische campagne. In december 1880 riepen de Transvalers de onafhankelijkheid uit. Zij slaagden er met geluk en slimme tactische zetten in de kleine Britse garnizoenen te verslaan in wat de Eerste Boerenoorlog genoemd wordt. Vooral de overwinning bij de heuvel Majuba in februari 1881 maakte internationaal indruk. De Britten moesten de onafhankelijkheid van Transvaal erkennen. Kruger werd president.

Goud

Maar de moderne tijd haalde de Boeren in. In 1886 werden bij de Witwatersrand grote goudaders gevonden. Een enorme gold rush was het gevolg. In tien jaar tijd groeide een mijnwerkerskampje uit tot de 100.000 inwoners tellende stad Johannesburg. Het contrast tussen wat een tijdgenoot ‘Monte Carlo boven op Sodom en Gomorra’ noemde en de puriteinse, pastorale samenleving van Kruger was groot.

De Britten moesten met lede ogen aanzien hoe het economische zwaartepunt in één klap verschoof van de Kaapkolonie naar Transvaal. De Hoge Commissaris voor Zuid-Afrika Alfred Milner was er samen met de minister van Koloniën Joseph Chamberlain op gebrand om Transvaal weer binnen de Britse invloedssfeer te trekken. Zij werden gesteund door machtige goudbaronnen als Cecil Rhodes en Alfred Beit. Die waren ontevreden over Krugers politiek van monopolies op drank-, kruit- en dynamietverkoop, waarmee hij hun geld uit de zak klopte.

In 1886 werden bij de Witwatersrand grote goudaders gevonden

Allereerst stelde de Britse regering alles in het werk om ervoor te zorgen dat de Boerenrepublieken voor de in- en uitvoer van goederen afhankelijk bleven van Britse havens. Toenaderingspogingen van de Boeren tot Duitsland en Portugal werden door de Britten met geheime diplomatieke afspraken getorpedeerd. Zo werd de Boeren de toegang tot havens in Duits Zuidwest-Afrika en de Portugese Delagoabaai in Mozambique ontzegd.

Verder hoopten de Britten dat de demografische ontwikkelingen in de Boerenrepublieken automatisch tot meer Britse invloed zouden leiden. Door de explosieve groei van het aantal Britsgezinde ‘uitlanders’ in Johannesburg zouden de Boeren bij de volgende verkiezingen in de minderheid zijn, zodat een pro-Britse regering waarschijnlijk was. De Boeren hadden dit echter ook in de gaten. Zij zorgden ervoor dat de uitlanders geen staatsburger konden worden en dus ook geen stemrecht kregen.

Milner startte onderhandelingen met Kruger om de positie van de uitlanders te verbeteren. Kruger gaf echter geen krimp. Zeker niet nadat eind 1895 een groep uitlanders op instigatie van Rhodes een halfslachtige staatsgreep had geprobeerd te plegen. Deze naar de leider van de opstandelingen genoemde Jameson Raid werd door de Boeren eenvoudig afgeslagen.

Voorbereiding op oorlog

Daarna verhardden de standpunten van Boeren en Britten. Milner stuurde bewust aan op een confrontatie en ook Kruger kwam tot de conclusie dat een gewapend conflict onvermijdelijk was geworden. Hij vond in president Martinus Steyn van Oranje Vrijstaat een betrouwbare bondgenoot. Beide republieken kochten met de opbrengsten van de diverse monopolies moderne Mausergeweren in Duitsland en Creusotkanonnen in Frankrijk. Ook de Britse regering begon met de voorbereidingen voor een oorlog.

Daarop gingen de Boeren op 11 oktober 1899 over tot de aanval.

In september 1899 stuurde Kruger naar Londen een ultimatum, waarin hij eiste dat de Britten hun troepenopbouw staakten. Een Britse reactie bleef uit – een eigen ultimatum lag zelfs al klaar. Daarop gingen de Boeren op 11 oktober 1899 over tot de aanval.

De Boeren hadden de beschikking over 35.000 inzetbare commando’s. Dat waren over het algemeen zeer bekwame schutters, die te paard ten strijde trokken. De vrijwillige commando’s kenden het terrein, genoten de steun van de bevolking en waren zeer gemotiveerd. Hun zwakke punt was de organisatie: de Boeren droegen geen uniformen en de discipline was gebaseerd op gelijkheid. Wel was het Boerenleger erg beweeglijk en flexibel.

Aan het begin van de oorlog waren de Boeren dan ook in het voordeel ten opzichte van het Britse leger. Dat bestond weliswaar uit een ongeveer gelijk aantal geoefende beroepssoldaten, maar die waren gewend aan koloniale oorlogen tegen ‘uncivilized people’ als Afrikanen en Aziaten. De veelal aristocratische officieren beschouwden oorlog als een wat groot uitgevallen polowedstrijd.

Snel handelen

Het machtige Britse Empire had in voorgaande jaren maar weinig geld besteed aan het leger en de uitrusting; de bevoorrading en de inlichtingendienst waren allemaal slecht geregeld. Versterkingen waren onderweg vanuit het moederland en andere koloniën, maar lieten nog even op zich wachten.

Voor de Boeren was het daarom zaak om snel te handelen. Dat deden zij, door Natal in het zuiden en de Kaapkolonie in het westen binnen te vallen. Het plan van de oudere Boerengeneraals Piet Joubert en Piet Cronjé was om een goede defensieve positie te creëren om de onvermijdelijke Britse tegenaanval te kunnen pareren. Daarom lieten zij de belangrijke verkeersknooppunten Ladysmith, Mafeking en Kimberley omsingelen en belegeren.

Voor de Boeren was het daarom zaak om snel te handelen

Achteraf wordt wel gezegd dat Joubert en Cronjé door hun belegeringstactiek het voordeel van hun flexibiliteit en mobiliteit uit handen gaven en hadden moeten doorstoten naar de Britse havensteden. Maar zij hoopten met hun plan een tweede Majuba of een buitenlandse interventie te bewerkstelligen en zo de Britten te dwingen de Boerenrepublieken voorgoed te erkennen.

Er heerste namelijk grote sympathie onder de bevolking van Nederland, Duitsland en Frankrijk voor de strijd van de Boeren-David tegen de Britse Goliath, en hele stadswijken werden vernoemd naar Boerengeneraals. De regeringen van die landen zagen echter geen heil in ingrijpen en het almachtige Britse Empire kon zijn gang gaan.

Tegenoffensief

Toen de Britse versterkingen eenmaal gearriveerd waren, dacht de legerleiding het ongeorganiseerde Boerenleger voor Kerstmis 1899 simpel te kunnen verslaan. Het tegenoffensief onder leiding van generaal Redvers Buller liep echter uit op een fiasco. Hij slaagde er niet in om de belegerde steden te ontzetten en in de tweede week van december, de beruchte Black Week, leden de Britten bij Stormberg, Magersfontein en Colenso grote verliezen. De Boeren hoopten dat de publieke opinie in Groot-Brittannië hierdoor zou omslaan, maar het tegenovergestelde was het geval. In het heersende jingoïstische klimaat leidden de nederlagen juist tot meer strijdlust.

Na nog een nederlaag bij Spionkop werd Buller, die vanwege de vele malen dat hij had moeten terugtrekken bekendstond als ‘Reverse Buller’, als opperbevelhebber afgezet. Hij werd vervangen door een illuster duo, bestaande uit de lords Frederick Roberts en Horatio Kitchener. Roberts, net gepensioneerd als opperbevelhebber in India, had successen geboekt in Afghanistan. Kitchener had als bevelhebber van het Brits-Egyptische leger een islamitische opstand in de Soedan neergeslagen. Samen moesten deze koloniale helden het offensief in Zuid-Afrika vlot trekken.

De Boeren waren niet opgewassen tegen de overmacht

Het duo bracht grote hoeveelheden verse troepen mee, want de Britse regering was tot het besef gekomen dat de oorlog niet eenvoudig te winnen was. Begin 1900 beschikte Roberts al over 180.000 infanteristen en 34.000 cavaleristen. Met deze stoomwals van ‘khaki’s’ trok hij op langs de spoorlijn van Kaapstad naar Bloemfontein, Johannesburg en Pretoria.

De Boeren waren niet opgewassen tegen de overmacht. Zij moesten achtereenvolgens het beleg van Kimberley, Ladysmith en Mafeking opgeven en zich terugtrekken. Toen generaal Cronjé eind februari na de Slag bij Paardeberg gevangen werd genomen, zakte het moreel van de Boeren tot een dieptepunt. Steeds meer Boeren gaven de strijd op. Zij werden door hun doorstrijdende landgenoten smalend ‘hensoppers’ genoemd.

In Groot-Brittannië leidden de successen tot grote vreugde. Vooral na het ontzet van Mafeking – verdedigd door Robert Baden-Powell, de latere grondlegger van de scouting – kwam het tot mafficking: uitzinnige straatfeesten. Toch verliep de opmars van Roberts niet geheel vlekkeloos. De logistieke problemen van de Britten wreekten zich en Roberts moest pauzeren omdat veel manschappen door slechte bevoorrading en hygiëne leden aan tyfus.

Annexatie van Transvaal

Uiteindelijk vielen Bloemfontein, Johannesburg en Pretoria echter zonder tegenstand van betekenis in Britse handen. In mei en september werden respectievelijk Oranje Vrijstaat en Transvaal formeel geannexeerd. Roberts verklaarde de oorlog voor beëindigd, verliet in november Zuid-Afrika en liet het oprollen van de laatste restjes tegenstand over aan Kitchener.

Kruger was in september 1900 al via de Delagoabaai naar Europa vertrokken met de Nederlandse kruiser Gelderland, die een Britse zeeblokkade trotseerde. De man die sinds 1880 vier keer tot president verkozen was zou zijn geliefde Zuid-Afrika niet meer terugzien. Nadat hij tevergeefs geprobeerd had om in Europa steun te verkrijgen voor de Boerenzaak overleed hij in 1904 in ballingschap in Zwitserland.

Maar in Transvaal en Oranje Vrijstaat was de strijd nog niet gestreden. Jonge generaals als Koos de la Rey, Christiaan de Wet, Louis Botha en Jan Smuts namen het stokje over van Cronjé en de aan ziekte overleden Joubert. Zij besloten de mobiliteit en flexibiliteit van de Boerencommando’s ten volle te benutten en startten een verbeten guerrillaoorlog tegen de Britse bezetter. Kitchener had de grootste moeite met de bestrijding van deze ‘bittereinders’, die tot diep in de Kaapkolonie en Natal doordrongen. De commando’s leken haast ongrijpbaar.

Kitchener besloot de manoeuvreerruimte van de Boerencommando’s te beperken door het land in te delen in zones die afgegrendeld werden met versterkte linies van blokhuizen en prikkeldraadversperringen. Binnen die zones konden de commando’s worden opgejaagd. Gevangengenomen Boerenstrijders, aan het eind van de oorlog 32.000 in getal, werden gedeporteerd naar Ceylon, India, Bermuda en Sint-Helena.

Gevangengenomen Boerenstrijders werden gedeporteerd naar Ceylon, India, Bermuda en Sint-Helena

Toch waren de Boerengeneraals hem keer op keer te slim af, en Kitchener, die langzamerhand wanhopig werd, greep naar het middel van terreur. De commando’s leefden van het land en daarom gaf Kitchener opdracht alle bestaansmiddelen van de Boeren te vernietigen. Hun vee en bezittingen werden in beslag genomen en hun boerderijen platgebrand. Gezinnen werden bij elkaar gezet in concentratiekampen. In totaal werden ongeveer 120.000 vrouwen, kinderen en ouden van dagen opgesloten. De sterftecijfers in de kampen waren ontstellend: in oktober 1901 telde men 344 doden per duizend bewoners.

Protest

De situatie in de kampen leidde in Groot-Brittannië en elders tot protesten. Daarin speelde de Britse activiste Emily Hobhouse een grote rol. Het kwam tot heftige conflicten tussen haar en Kitchener, die haar onveranderlijk ‘that bloody woman’ noemde. Uiteindelijk werden de omstandigheden in de kampen verbeterd. Toch zouden in totaal 28.000 blanke geïnterneerden omkomen, van wie 20.000 kinderen.

Alles bij elkaar begon de oorlog de Boerengemeenschap steeds zwaarder te vallen. De terreur van Kitchener miste zijn effect niet en inmiddels waren ook 7000 van de 70.000 commando’s gesneuveld. Daarom keerden de Boeren na bijna twee jaar guerrillaoorlog terug naar de onderhandelingstafel. De gesprekken leidden op 31 mei 1902 tot de Vrede van Vereeniging.

De Boerenrepublieken verloren hun onafhankelijkheid

De Boerenrepublieken verloren hun onafhankelijkheid, maar kregen wel de belofte van zelfbestuur op korte termijn. Groot-Brittannië gaf bovendien financiële steun voor wederopbouw. Het Nederlands – later Afrikaans – werd naast Engels als officiële taal erkend. De Boeren begonnen de oorlog omdat zij vreesden voor het verlies van hun vrijheid en identiteit, maar daarvan was uiteindelijk dus allerminst sprake.

De Britten betaalden een hoge prijs voor de overwinning. Van alle koloniale oorlogen die het Empire voerde was de Boerenoorlog niet alleen de laatste, maar ook de langste en de duurste. De kosten beliepen 217.000.000 pond, tien keer het normale jaarlijkse legerbudget. Van de 450.000 ingezette ‘rooinekken’ lieten 22.000 het leven, 13.000 van hen door ziekte. Alleen door de inzet van een enorme overmacht waren de Britten in staat gebleken om de veel slimmer opererende Boeren te verslaan.

Geen blanke oorlog

Minder bekend dan de concentratiekampen voor Boerengezinnen zijn de kampen voor de zwarte bevolking, die ook werd meegesleurd in Kitcheners tactiek van de verschroeide aarde. In deze kampen, waar de omstandigheden nog slechter waren, zijn volgens officiële cijfers 16.000 mensen omgekomen. Waarschijnlijk lag het werkelijke aantal hoger.

Het beeld van de Boerenoorlog als een puur blanke oorlog is dan ook niet correct. Bovendien namen er ook Afrikanen deel aan de strijd: 14.000 als ‘achterryers’ aan de zijde van de Boeren en 120.000 als Britse hulptroepen.

De zwarte bevolking van Zuid-Afrika betaalde voor de Boerenoorlog de hoogste prijs. De afspraken die de Britten en de Boeren tijdens de vredesonderhandelingen maakten zorgden ervoor dat het ideaal van gelijkheid tussen blank en zwart voor lange tijd in de ijskast werd gezet. In 1910 gingen de Kaapkolonie, Natal, Transvaal en Oranje Vrijstaat op in de Unie van Zuid-Afrika, die door de Boeren werd gedomineerd. Boerengeneraal Botha werd premier.

De zwarte bevolking van Zuid-Afrika betaalde voor de Boerenoorlog de hoogste prijs

De Unie werd lid van het Britse Gemenebest en was in die hoedanigheid lange tijd een trouwe bondgenoot van Groot-Brittannië. In beide wereldoorlogen vocht het land aan geallieerde zijde en premier Smuts schopte het als oud-bittereinder in de Tweede Wereldoorlog zelfs tot veldmaarschalk in het Britse leger en lid van Winston Churchills oorlogskabinet.

Maar de Boeren waren de nederlaag van 1902 niet vergeten. Nadat in 1948 de Nasionale Party de verkiezingen had gewonnen, namen zij revanche. In 1961 stapte Zuid-Afrika na een referendum uit het Britse Gemenebest. Het oude ideaal van een onafhankelijke Boerenrepubliek leek hiermee alsnog verwezenlijkt. Opnieuw was de zwarte bevolking, die loodzware jaren van apartheid tegemoet ging, het grootste slachtoffer van het streven van de Boeren naar zelfbeschikking.

Meer lezen

Recent werk over deze oorlog is De Boerenoorlog van Martin Bossenbroek. Bossenbroek vertelt het meeslepende verhaal van de Boerenoorlog die de eigengereide, godvruchtige en nurkse Boeren voerden tegen het almachtige Britse Rijk.

Bill Nasson kijkt in De Boerenoorlog 1899-1902 (1999) ook naar de oorzaken en gevolgen en de beeldvorming over de oorlog.

H.L. Wesseling plaatst de Boerenoorlog in het bredere perspectief van de Scramble for Africa in het voortreffelijk geschreven Verdeel en heers. De deling van Afrika 1880-1914 (1991).

In 2010 verscheen van Vincent Kuitenbrouwer het proefschrift A War of Words. Dutch Pro-Boer Propaganda and the South African War (1899-1902). Kuitenbrouwer gaat gedetailleerd in op de Nederlandse bemoeienis met de Boerenoorlog en zijn proefschrift vormt een welkome aanvulling op Holland op zijn breedst. Indië en Zuid-Afrika in de Nederlandse cultuur omstreeks 1900 van Martin Bossenbroek uit 1996.