Een invasie van Engeland durfde Napoleon niet aan. Daarom legde hij zijn aartsvijand een economische blokkade op. Hij verwachtte daarmee chaos en revolutie aan de andere kant van het Kanaal te ontketenen. Maar de boycot raakte zijn eigen land veel harder.
Hoe oorlogszuchtig en dictatoriaal Napoleon Bonaparte ook was, in veel opzichten opereerde hij als een echte Europeaan. De grenzen van zijn rijk vertoonden op het hoogtepunt een treffende gelijkenis met die van de latere Europese Economische Gemeenschap. Hij omringde zich met jong talent uit allerlei Franse satellietstaten. In de top van zijn ambtelijke staf en van de Grande Armée dienden Duitsers, Italianen, Polen en Nederlanders.
Meer lezen over Napoleon? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Voor één volk maakte hij echter een uitzondering: aan Engelsen had hij een uitgesproken hekel. Zijn haat is goed voelbaar in een brief die hij in februari 1803 schreef. De burgemeester van Orléans had zijn steun gevraagd voor een standbeeld voor Jeanne d’Arc, als herinnering aan haar roemruchte overwinning op de Engelsen tijdens de Honderdjarige Oorlog.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Napoleons antwoord maakte duidelijk voor hoeveel diepe ellende hij de Engelsen verantwoordelijk hield: ‘De illustere Jeanne d’Arc toonde aan hoe een Frans genie kan zegevieren in omstandigheden waarin de nationale onafhankelijkheid op het spel staat. De Franse natie is nooit verslagen als zij verenigd was. Maar onze buren – meer berekenend, sluwer – zaaiden constant verdeeldheid in ons midden, daarbij misbruik makend van de openheid en loyaliteit van onze karakters. Daaruit zijn alle tegenslagen van die tijd en alle rampen in onze geschiedenis voortgekomen.’
Napoleon liet weten het standbeeld in Orléans uit eigen zak te betalen. Enkele maanden later verklaarden Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk elkaar officieel de oorlog.
Gigantische luchtballon
Stap één in de Franse aanvalsplannen was de opbouw van de Armée d’Angleterre, een troepenmacht die geacht werd het Kanaal over te steken om de Britten op eigen bodem een lesje te leren. In Montreuil, Brugge en Saint-Omer werden trainingskampen ingericht voor uiteindelijk bijna 100.000 manschappen. Het uiteindelijke doel was om dat aantal zo snel mogelijk te verdubbelen.
Bezorgde Engelsen konden met eigen ogen zien hoe aan de andere kant van het water in onder meer Boulogne-sur-Mer een ‘Nationale Flottielje’ van 2000 boten bij elkaar werd getimmerd. De Fransen financierden de operatie met de opbrengst van de Franse verkoop van Louisiana aan de Verenigde Staten. Het complete bedrag van 15 miljoen dollar ging eraan op.
De Fransen bouwden 2000 schepen voor een invasie
In reactie daarop versterkten de Engelsen in allerijl hun kustverdediging, met name het kasteel van Dover en de bijbehorende haven. De soldaten daar werden geacht de Franse invasiemacht op te houden, zodat Londen voldoende tijd had om alle vluchtelingen te bergen zonder dat er een complete chaos zou ontstaan. Ook een reeks andere scenario’s kwam op tafel, inclusief het plan om de Fransen in het open veld te stoppen met een gigantisch net, dat zou worden vastgehouden door vrijwilligers uit het noorden.
In de Britse hoofdstad en in de graafschappen aan de kust was de geruchtenstroom over de aanstaande komst van de troepen van Napoleon zo hardnekkig dat er geregeld grote onrust ontstond. Bijvoorbeeld toen in kranten het bericht verscheen dat de Fransen overwogen om de oversteek te wagen met gigantische luchtballonen.
Meer buitenlanders in de City
Uit heel Europa trokken bankiers en handelaars naar Londen om te ontsnappen aan de blokkade. Tegen het einde van de napoleontische oorlogen was naar schatting twee derde van de handelshuizen in de Britse hoofdstad afkomstig van het vasteland. Verschillende immigranten hielpen bij de financiering van de Britse oorlogsmachine.
Prominent voorbeeld was Nathan Mayer Rothschild, die in 1898 als 21-jarige naar Manchester trok om textiel op te kopen voor zijn vader in Frankfurt. In 1811 veranderde hij van professie en begon als bankier in Londen. Het was de geboorte van een dynastie die tot op de dag van vandaag een prominente rol speelt in de City.
Maar een daadwerkelijke invasie zou Napoleon nooit aandurven. In augustus 1805 gaf hij zijn troepen het bevel om naar het oosten te marcheren om de dreiging vanuit Oostenrijk te neutraliseren. In de jaren daarna zou de Franse keizer het te druk hebben met veldtochten in het noorden en oosten van Europa om militair een vuist te maken tegen het Verenigd Koninkrijk.
Vijand laten wankelen
In plaats daarvan koos hij voor economische oorlogvoering. In november 1806 kondigde Napoleon het Decreet van Berlijn af, dat bepaalde dat alle schepen afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk of een Britse kolonie voortaan geweerd dienden te worden uit havens onder Franse controle. Deze blokkade gold niet alleen voor de Britse vloot, maar ook voor neutrale schepen die slechts een tussenstop hadden gemaakt in Britse havens. De Britse regering probeerde al snel terug te slaan door soortgelijke sancties af te kondigen tegen het Franse keizerrijk. Tot grote onvrede van onder meer de Amerikanen, die hun afzetmarkten ernstig beperkt zagen.
Op papier was deze Franse poging om de Britten economisch van het vasteland van Europa af te snijden een logische en verstandige zet. Napoleon was ervan overtuigd dat zijn vijand wankelde. Hij wist dat de Britse oorlogsinspanningen handenvol geld kostten. Achteraf is becijferd dat de inzet van het Britse leger en de marine tijdens de napoleontische oorlogen van 1793 tot 1815 in totaal 830 miljoen pond vergde. Een ongekend hoog bedrag voor die dagen. Daar kwam bij dat Londen in de loop van de jaren ook nog eens een dozijn Europese bondgenoten financieel bijstond in hun strijd tegen Napoleon.
Napoleon gokte erop dat de Engelse economie vastliep
Om deze gigantische bedragen te kunnen opbrengen, waren de Britten als eilandstaat en zeevarende natie nummer 1 afhankelijk van de wereldhandel. Een derde van de export ging naar Europese landen. Daarnaast waren ook importen van levensbelang om voldoende producten als hout voor schepen en hennep voor touw op voorraad te hebben. Als dit systeem zou haperen of vastlopen, door hyperinflatie en andere economische rampspoed, dan zou dat een revolutie kunnen ontketenen, was de redenering van Napoleon.
Door het Verenigd Koninkrijk economisch af te knijpen, konden de geesten aan de overkant van het Kanaal op z’n minst rijp worden gemaakt voor onderhandelingen met de Fransen, of zelfs voor onvoorwaardelijke overgave. Bijkomend voordeel was hopelijk dat de Franse industrie en landbouw zouden profiteren van het gat dat de Britten moesten laten vallen.
Maar in de praktijk pakte de boycot anders uit. Voor een deel had dat te maken met de vastberadenheid van de Britten en de strakke manier waarop de financiering van hun oorlogsmachine was georganiseerd. Zij waren al langer gewend om bovengemiddeld veel belasting te betalen, bijna twee keer zoveel als de Fransen. In de oorlogsperiode werd die verplichting nog eens aangescherpt. Terwijl er voor de napoleontische oorlogen jaarlijks 18 miljoen pond aan belastingen de schatkist in stroomde, was dat ten tijde van de Franse dreiging nog eens 12 miljoen per jaar meer.
Op allerlei producten werd voor het eerst btw geheven. Niet alleen op zout, bier en sterkedrank, maar ook op onder meer rijtuigen, honden, kranten, bedienden en zelfs haarpoeder. In 1799 was er al een inkomstenbelasting ingevoerd voor inkomens vanaf 60 pond per jaar en een nog hogere voor Britten met een inkomen boven de 200 pond. De elite was zo bevreesd voor het idee van een nederlaag op het slagveld en voor een Franse invasie dat serieuze protesten tegen de belastingmaatregelen uitbleven.
‘Blitz-mentaliteit’
De voortdurende dreiging leidde ook tot een steeds nauwere samenwerking tussen de Britse regering en het bankwezen. De City sprong bij door de oplopende staatsschuld te financieren en onder gunstige voorwaarden leningen te verstrekken. Door de oplopende Franse druk zetten de Britten zich schrap op een manier die tijdens de Tweede Wereldoorlog bekend zou komen te staan als de ‘Blitz-mentaliteit’: onder geen beding buigen voor de vijand en gezamenlijk de schouders eronder.
Wat vanuit Brits perspectief hielp, was dat Napoleons blokkade ook moeilijk bleek af te dwingen. Daarvoor was de Europese kustlijn simpelweg te lang en waren de Franse douaniers te corrupt. Smokkelaars maakten overuren. Het zogeheten ‘Continentaal Stelsel’ genoot ook niet of nauwelijks steun in de Franse vazalstaten omdat de bevolking het opeens moest doen zonder allerlei populaire producten uit de Britse koloniën: koffie, suiker, tabak, cacao en katoen. Bovendien bracht het systeem Europese havens als Amsterdam (zie kader) aan de rand van de afgrond. Steeds meer ‘nieuwe onderdanen’ van Napoleon kregen het gevoel dat de keizer hen liet bloeden om de eigen bevolking te kunnen spekken en frustreerden de boycot waar mogelijk.
Meer buitenlanders in de CityAmsterdam zwaar getroffen
De gevolgen van de blokkade waren voor de Engelsen nog draaglijk, maar in Amsterdam was dat heel anders. Het aantal banen op de scheepswerven, bijvoorbeeld, liep terug van 2000 naar 1500. De havenstad werd zo zwaar getroffen dat de bevolking tussen 1808 en 1015 afnam van 202.000 naar 180.000. Veel inwoners vertrokken, maar er stierven ook mensen aan besmettelijke ziekten die opdoken door de armoede en de verkrotting. Rond de grachten ontstonden sloppenwijken. In 1809 waren drie tot vier op de tien Amsterdammers afhankelijk van de armenzorg. Zelfs Napoleons broer Lodewijk, de door hem benoemde koning van Holland, was gekant tegen het Continentaal Stelsel.
Het werkelijke verhaal was dat het Continentaal Stelsel de Franse economie nog zwaarder trof dan de Britse. De Britten gingen met succes op zoek naar alternatieve afzetmarkten en vonden die in onder meer Zuid-Amerika. Ondertussen liep de export van het Franse keizerrijk tussen 1806 en 1808 terug met 27 procent. In het Verenigd Koninkrijk was dat ‘slechts’ 13 procent. Omdat de Britten zo’n dominante positie hadden op zee, konden zij hun blokkade veel beter afdwingen dan de Fransen. Koopvaarders werden effectief begeleid door oorlogsschepen, om piraten en Franse ‘controleurs’ geen kans te geven.
Napoleon deed de ene na de andere poging om de gaten te dichten. Sommige werkten, andere vergrootten zijn problemen alleen maar. Hij sloot in 1807 een verdrag met Rusland waarin de tsaar beloofde zich aan te sluiten bij het Continentaal Stelsel. Napoleon kondigde ook zware straffen af voor overtreders van de blokkade: zij konden tien jaar cel krijgen en zelfs worden gebrandmerkt. En hij trok in 1808 Spanje binnen, in een poging ook medewerking van dat land en Portugal af te dwingen. Een ‘oorlog van het schiereiland’ die hem alleen al vanwege de Spaanse gevechtstechnieken slecht beviel: het woord ‘guerrilla’ werd in deze periode geboren.
De Britten betalen extra veel oorlogsbelasting
Zo kwam het Continentaal Stelsel als een boemerang terug bij de Franse keizer. Vanaf 1810 zag hij zich gedwongen uitzonderingen te maken op de boycot, wanhopig op zoek naar het goud dat hij nodig had om zijn onophoudelijke oorlogen te financieren. De realiteit was dat de steun voor het Franse bewind steeds verder afnam in de satellietstaten en bij zijn bondgenoten. Ook de tsaar besloot uiteindelijk handel met de Britten weer toe te staan, omdat de sancties voor te veel onvrede onder de rijkere burgerij zorgden. Het was voor een woedende Napoleon dé aanleiding voor de veldtocht die zijn einde zou inleiden: de inval in Rusland van 1812.
Waterloo
Bleven de Britten dan helemaal gevrijwaard van de onrust die Napoleon had willen uitlokken? Nee, zeker niet toen er na een aantal slechte oogsten in de herfst van 1810 een economische crisis uitbrak, die tot laat in 1812 zou duren. Het aantal faillissementen verdubbelde en ook de werkloosheid schoot omhoog, wat opvallend was gezien het aantal soldaten en marinemensen dat actief was in de oorlog. Er waren niet alleen voedselrellen; in de Midlands en het noorden van Engeland braken gewelddadige protesten uit tegen de introductie van mechanische weefgetouwen, die voor ontslag van wevers had gezorgd. De regering greep keihard in door het leger op de onruststokers af te sturen en de doodstraf te zetten op vernieling van de nieuwe apparaten.
Maar toen Napoleon in 1815 bij Waterloo definitief was verslagen, en hij zich na een mislukte vlucht uitgerekend op een Brits oorlogsschip had moeten overgeven, bleek dat de Britten toch veel beter uit de oorlog waren gekomen dan de Franse opponent. Terwijl de Franse handelsvolumes pas in 1825 terug waren op het niveau van dertig jaar eerder, had het Verenigd Koninkrijk zichzelf grondig gemoderniseerd.
Terugkerende militairen troffen een land aan met betere wegen en bruggen, meer dan 6000 kilometer aan kanalen, de eerste stoomlocomotieven en gasverlichting in de straten van Londen. Engeland ging voorop in de industriële revolutie.
Meer weten
- Britain Against Napoleon (2014) door Roger Knight behandelt de Engelse oorlogsmachine.
- Napoleon (2018) door Adam Zamoyski, over de man achter de mythe.
- Nederland onder Napoleon (2017) door Bart Verheijen beschrijft partijstrijd, identiteit en natievorming.