In 1668 kreeg een baby, de zoon van de graaf en gravin van Bentheim, een opmerkelijke voornaam. Het jongetje werd ‘Statius’ gedoopt, een afgeleide van het woord ‘Staten’. De Staten-Generaal van de Nederlandse Republiek waren namelijk peetouder van het kind. En zij hadden om die naam gevraagd.
Het was een opmerkelijke gang van zaken, want normaal gesproken waren peetouders mensen en geen politieke organisaties. Maar het gebeurde vaker. In The Historical Journal laat Helmer Helmers (KNAW) zien dat de Staten in de periode 1578-1732 tientallen keren optraden als peetouder van hooggeboren kinderen.
Daarmee gaven ze een nieuwe draai aan een middeleeuwse traditie van vorsten die peetouder werden om relaties met voorname ouders te bestendigen of te verdiepen. Omdat de Republiek geen koning had, namen de Staten-Generaal deze taak op zich. Ze stuurden vertegenwoordigers naar de doopplechtigheden van kinderen van buitenlandse vorsten, hoge militairen en ambassadeurs. Dat was meer dan een symbolische aangelegenheid, want een peetouder werd doorgaans geacht de opvoeding te ondersteunen. Deze kinderen kregen daarom giften en soms zelfs een aanzienlijk jaargeld.