Home Zes rasvertellers

Zes rasvertellers

  • Gepubliceerd op: 22 oktober 2020
  • Laatste update 29 mrt 2023
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
  • 11 minuten leestijd
Zes rasvertellers

Hoe kun je achterhalen wat er vroeger is gebeurd? Waar loopt de grens tussen feit en fictie? En wat kun je leren van het verleden? De eerste geschiedschrijvers worstelden al met deze vragen. Zes antieke historici op een rij.

De antieke geschiedschrijvers moesten het vak nog uitvinden, en dat deden ze met verve. Er waren gezellige leunstoelvertellers en rode-oortjesschrijvers bij, maar ook serieuze pioniers die probeerden zo betrouwbaar mogelijk te zijn. Desondanks voldeed geen van hen aan de eisen die tegenwoordig aan historici worden gesteld. De grens tussen feit en fictie lag nog niet zo scherp als nu. Objectiviteit en precisie stonden niet hoog in het vaandel, er werd vaak onbekommerd gebruikgemaakt van bronnen die wij twijfelachtig zouden noemen. Bovendien vierde het moralisme hoogtij, vooral bij de Romeinen, die er ook veel aan gelegen was om hun expanderende rijk van een degelijke, eenduidige voorgeschiedenis te voorzien.

Maar dat alles betekent allerminst dat ze kunnen worden weggezet als waardeloos. Het is aan de grootsten onder hen te danken dat die periode ons nog steeds in al zijn levendigheid en veelkleurigheid voor ogen staat.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Herodotos

De grondlegger

Wie de beginzin van Herodotos’ levenswerk Historiën (‘Onderzoekingen’) leest, begint te vermoeden waarom Cicero hem eeuwen later ‘de vader van de geschiedschrijving’ kon noemen. ‘Dit zijn de onderzoekingen van Herodotos van Halikarnassos, gepubliceerd opdat niet wordt vergeten wat mensen hebben verricht, te zorgen dat de grote en bewonderenswaardige daden van Grieken en niet-Grieken beroemd blijven, en ook om te laten zien waarom zij met elkaar in oorlog raakten.’ Beschrijving van gebeurtenissen, vanuit verschillende perspectieven, met aandacht voor diepere oorzaken – afgezien misschien van die roem klinkt het bijna hedendaags.

Als Herodotos (circa 480-circa 429 v.Chr.) zelf een geestelijk vader had, dan was het de zesde-eeuwse reiziger, proto-aardrijkskundige en etnograaf Hekataios van Milete, wiens werk hij als jongen al stuklas en later overal mee naartoe nam. Een goede tweede was zijn oom Pasyanos, in zijn tijd een beroemde dichter. Door hem groeide Herodotos op in een sfeer van wetenschap en literatuur.

Omdat hij bemiddeld was, kon hij het zich veroorloven om lange reizen te maken naar verre streken als Perzië en Egypte. Daar noteerde hij alles wat hem opviel en wat Griekstalige koop- en scheepslieden hem vertelden. Na tien jaar vestigde hij zich in Athene. Een gouden greep. De Atheners hingen aan zijn lippen, ook omdat hij veel wist over de geschiedenis van aartsvijand Perzië. Omgekeerd nam hij de kans waar om Griekse veteranen uit de Perzische Oorlogen te interviewen en de locaties van veldslagen te bezichtigen. Van die tweeledige bagage smeedde hij één groot werk: de reconstructie van wat hij de belangrijkste oorlog ooit noemde.

Herodotos was een smakelijk verteller. Hij maakte zijn verhalen spannender door toepassing van tragedievormen en leukte ze op met fantasievolle uitweidingen. Alles om de aandacht van zijn publiek vast te houden. Maar de kern van Historiën, de vorming van het grote Perzische rijk en de strijd van de Grieken om daarbuiten te blijven, was een staaltje geschiedliteratuur zoals nog nooit was vertoond.

Thucydides

Op zoek naar de waarheid

Was Herodotos de grondlegger, Thucydides (circa 460-cica 395 v.Chr.) zette als eerste een meer wetenschappelijke maatstaf. Herodotos vond hij te ‘verhaaltjesachtig’; liever ging hij op zoek naar methodes om feit van fictie te onderscheiden. Een van zijn slimste zetten was de toepassing van het waarschijnlijkheidsbewijs uit de rechtspraak: staat de waarheid niet vast, dan is het zaak die op een verantwoorde manier zo dicht mogelijk te benaderen.

Thucydides stamde uit een goede familie, en studeerde waarschijnlijk filosofie en retoriek. Belangstelling voor een maatschappelijke carrière had hij niet, maar wel voor geschiedenis. In zekere zin kreeg hij zijn onderwerp in de schoot geworpen. Toen hij nog een jonge man was, begon de Peloponnesische Oorlog tussen Athene en Sparta. Hij moest er ook persoonlijk als commandant op uit.

Een succes werd dat niet, als straf werd hij prompt verbannen. Hij deed er zijn voordeel mee. Net als Herodotos ging hij op reis, bezocht belangrijke strijdtonelen en won ter plekke informatie in – óók aan de Spartaanse kant. Zodra hij weer terug mocht, begon hij aan zijn grote werk: het eerste contemporain-geschiedkundige boek ooit.

Al in de eerste zinnen zette hij zich af tegen zijn pionierende voorganger. ‘Thucydides uit Athene heeft in dit boek de oorlog beschreven die de Peloponnesiërs en de Atheners tegen elkaar gevoerd hebben. Hij is daar direct mee begonnen toen die oorlog op gang kwam, want hij verwachtte dat het een grote oorlog zou worden, meer de moeite waard om te bespreken dan enige vroegere oorlog.’

De Peloponnesische Oorlog is bepaald geen lekker leunstoelboek. In feite had Thucydides bovenal een educatief doel. Hij streefde naar een waarheidsgetrouwe weergave van de oorlog en de motieven van beide partijen, zodat latere generaties niet dezelfde fouten zouden maken als hun voorgangers.

Xenofon

Eigen oorlogservaringen

De Athener Xenofon (circa 430-circa 354 v.Chr.) vond vanuit het niets een nieuw genre uit: oorlogsmemoires. In zijn belangrijkste boek, Anabasis, ook bekend als De Tocht van de Tienduizend, is hijzelf de hoofdpersoon. Maar een ik-verhaal was het niet, hij publiceerde het onder pseudoniem. Later zou Plutarchus noteren dat Xenofon ‘over zichzelf in de derde persoon schreef om zijn verhaal geloofwaardiger te maken’.

Als jongen was hij een tijdje in de leer bij Socrates. In 401 v.Chr., toen hij tegen de dertig jaar was, sloot hij zich aan bij een leger van Griekse huurlingen dat de Perzische prins Kyros ging helpen de troon van diens broer Ataxerxes af te pakken. De coup mislukte. Wat volgde was een immens zware terugtocht vol catastrofale tegenslagen, onder leiding van Xenofon zelf. Van de circa 14.000 soldaten kwamen er maar zo’n 6000 levend en wel thuis.

Xenofons Perzische avontuur besloeg twee jaar, van voorjaar 401 tot voorjaar 399. Al die tijd moet hij een dagboek hebben bijgehouden, dat hem later hielp de gebeurtenissen gedetailleerd weer te geven. Zijn beschrijvingen van de toenmalige wegen en landschappen zijn nog steeds een waardevolle bron voor historisch geografen.

Xenofon was de eerste geschiedschrijver die zijn lezers nauw betrok bij wat hij en zijn makkers hadden beleefd. De saaie mars naar Babylonië over bergen en door woestenijen, de spanningen van het gevecht, en vooral de grote ontberingen tijdens de terugtocht: de lezer zit er met de neus bovenop.

Het begin van Anabasis is dan ook niet programmatisch op de manier van Herodotos en Thucydides. Xenofon stelt meteen de twee rivaliserende koningszonen voor, en luttele alinea’s later zijn de Grieken al door Kyros ingehuurd. Vervolgens trok hij zich niets aan van de strenge standaard die Thucydides had gezet. Het ging hem niet om eeuwige waarheden en diepgravende analyses, maar om het overbrengen van de buitengewoon indrukwekkende ervaring die hemzelf had gevormd.

 Marcus Tullius Cicero

Een goede pen

‘Getuige van de tijd, licht van de waarheid, het leven van de herinnering, gids voor het leven.’ Cicero (106-43 v.Chr.) bejubelde de geschiedschrijving, al waagde hij zich er zelf niet aan. Maar wel werd hij de belangrijkste Romeinse geschiedtheoreticus.

Cicero klom vanuit een onaanzienlijk milieu op, en bereikte grote maatschappelijke en literaire hoogten. Hij was actief in de nadagen van de Republiek, die hij tot zijn spijt teloor zag gaan. In die roerige tijd, waarin Julius Caesar opkwam, heerste en werd vermoord, benadrukte hij het belang van kennis van het verleden: ‘Onwetendheid van gebeurtenissen voor je geboorte betekent dat je altijd een kind blijft.’

Goede geschiedschrijving moest volgens hem aan verschillende criteria voldoen. Ten eerste dat van de waarheid: een echte historicus liegt niet, is onpartijdig en blijft weg van kwaadsprekerij. Ten tweede, en zeker niet minder belangrijk, dat van een goede pen. Een kale presentatie van de feiten, daar won je niets mee. Zijn ideaal was ‘een verhaal in bloemrijke stijl, met hier en daar een beschrijving van een land of een veldslag’.

Cicero zat er niet mee dat die twee criteria weleens op gespannen voet konden staan. Dramatisering en inkleuring vergrootten de effectiviteit van de tekst, en dat was wel de allerbelangrijkste eis. Geschiedenis was voor Cicero een literair genre met een ultiem buitenliterair doel: zowel burgers als politiek leiders moesten worden verleid tot moreel handelen.

In Over de wetten liet hij zijn vriend Atticus over zijn eigen persoon zeggen: ‘Er bestaat al heel lang de wens, of eigenlijk de eis, dat jij een geschiedwerk zou schrijven. Had je dat gedaan, dan hadden we ook hierin Griekenland kunnen overtreffen.’

Het zou er nooit van komen. Na zijn dood schreef tijdgenoot Cornelius Nepos: ‘Ik weet niet zeker of het vaderland of de geschiedschrijving het grootste verlies heeft geleden.’

 Titus Livius

Lering trekken

Wat een werk, verzucht Livius (59 v.Chr.-17 n.Chr.) in het voorwoord van zijn magnum opus Sinds de stichting van de stad. Zeven eeuwen geschiedenis beschreef hij daarin, systematisch in handzame tijdvakken verdeeld. En dat terwijl hij verwachtte dat de meeste lezers wel zouden doorbladeren naar de laatste delen, over hun eigen tijd.

Dat doorbladeren is ons niet meer vergund: van het gigantische boekwerk is twee derde verloren gegaan, waaronder juist dat laatste gedeelte. Livius zelf had het erger gevonden als het andersom was geweest; de oude tijden waren hem liever dan zijn eigen tijd, ‘waarin we onze kwalen evenmin kunnen verdragen als de geneesmiddelen’.

Livius kwam uit Padua, waar men het steeds decadentere Rome met misprijzen bezag. Hij kreeg zijn scholing in de tijd van de burgeroorlogen die het definitieve einde van de Republiek inluidden. Na afloop daarvan trok hij naar Rome, en daar zette hij zich aan het werk. Livius ontpopte zich tot een fulltime kamergeleerde die, anders dan andere Romeinse historici, nooit een publieke functie bekleedde. Al zijn kennis kwam uit boeken, en daar schaamde hij zich allerminst voor: alleen daarin vond hij de goede oude tijd waar het hem om ging.

‘Wat de studie van de geschiedenis zo nuttig en heilzaam maakt,’ schreef hij, ‘is dat je alle mogelijke leerzame voorbeelden als vastgelegd op één geweldig monument voor je ziet.’ In navolging van Cicero ging het hem om lering trekken uit vroeger tijden. Hij wilde dat de lezers kennisnamen van de oude zeden en gewoontes, en van de manier waarop het rijk gevestigd en groot gemaakt was. Dit als heilzame invloed op hun eigen handelen.

Een monument is zijn boek inderdaad geworden. Niet alleen is Sinds de stichting van de stad het omvangrijkste en meest omvattende Romeinse geschiedwerk, ook herschiep het doelbewust het verleden tot een glanzende voortijd die in alle opzichten ver uitstak boven het latere verval.

Cornelius Tacitus

Geheimen van de macht

Tacitus (circa 55-circa 117) werd in zijn eigen tijd al op handen gedragen – in elk geval in zijn eigen kringen. Collega-senator en vriend Plinius de Jongere schreef bijvoorbeeld dat zijn werk ‘onsterfelijk’ zou worden. Dat laatste lukte maar ternauwernood: zijn werk is in de Middeleeuwen bijna verloren gegaan. Maar eenmaal herontdekt in de Renaissance, begon het inderdaad aan een ware triomftocht.

Tacitus kwam uit een vrij goede Romeinse familie in Gallia. Hij was een enthousiast student in de retorica en begon daarna, geholpen door een goed huwelijk, aan een glanzende publieke carrière, tot gouverneur van Asia aan toe. Hij vond niet dat zijn positie zijn historische werk belemmerde; integendeel, die verschafte hem juist inzicht in het keizerlijke doen en laten.

Inderdaad spreidt hij in zijn twee grootste werken, Historiën en Annalen, veel politieke kennis en inzicht tentoon. Speciale aandacht had hij voor de ‘geheimen van de macht’, met als belangrijkste constatering dat geen rechtsstelsel een vreedzame machtsoverdracht kan garanderen als het leger zich er niets van aantrekt. De boeken zijn met vaart geschreven, maar ademen ook cynisme en bitterheid over de onvrijheid onder de keizerlijke heerschappij.

Tacitus was een ijverig en innovatief researcher. Hij putte niet alleen uit eigen ervaring, maar vroeg ook tijdgenoten om hun ervaringen en ploos publieke en persoonlijke archieven na. Hij las geschiedeniswerken, memoires, (auto)biografieën, brieven, redevoeringen, senaatstukken en zelfs de notities van stervende kopstukken.

Net als andere antieke historici had hij een wereldverbeterende inslag. Geschiedenis kon tirannen in toom houden door ze te tonen hoe latere generaties over hun soort oordeelden. Zijn historische helden zijn dan ook niet de strijders aan het een of andere front, maar die in de politieke arena. En daarnaast al die gewone mensen die de terreur van een keizer als Domitianus verdroegen.

Afke van der Toolen is journalist.

MEER WETEN

Herodotus. Een hoorcollege over zijn leven en zijn werk Historiën (2018) Luisterboek door Hein van Dolen.

Greek and Roman Historians. Information and Misinformation (1995) door Michael Grant.

Mythen moet je niet geloven! Mytheverklaringen uit de Oudheid (2016) door Hugo Koning.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2020