Denemarken had Frits Clausen, België Léon Degrelle, Vichy-Frankrijk maarschalk Philippe Pétain en Nederland Anton Mussert. Verguisde boegbeelden van samenwerking met de Duitse bezetter. In dit rijtje hoort ook de Noor Vidkun Quisling thuis. Sterker nog: sinds Winston Churchill collaborateurs ‘a vile race of quislings’ noemde, is zijn naam in het Engels synoniem voor landverraad.
Dat niet Mussert, Pétain of Degrelle, maar Vidkun Quisling symbool werd voor collaboratie met de Duitse bezetter lag aan zijn in het Engels goed klinkende achternaam. Maar ook aan het tijdstip en de wijze waarop Quisling de Duitsers zijn diensten aanbood. Op 9 april 1940, ruim een maand voor de inval in Nederland, België en Frankrijk, vielen de Duitse legers Denemarken en Noorwegen binnen. De volkomen verraste Noorse regering kondigde een algehele mobilisatie af en zocht een veilig heenkomen.
Als leider van de kleine fascistische Nasjonal Samling besloot Quisling dat zijn tijd gekomen was en nog diezelfde avond presenteerde hij voor de radio een nieuwe Duitsgezinde regering. Dit kabinet had aanvankelijk de goedkeuring van Berlijn, maar toen bleek dat de Noorse koning Haakon weigerde Quisling te accepteren, liet Adolf Hitler zijn Noorse bondgenoot vallen. Net als Nederland kreeg Noorwegen een burgerlijk bestuur, onder leiding van Josef Terboven, een fanatiek NSDAP-lid van het eerste uur.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Achter al deze weinig verheffende feiten ging een man schuil met een complexe persoonlijkheid en boeiende levensloop
Quisling mocht in de wachtkamer plaatsnemen. In februari 1942 werd hij met veel bombarie alsnog benoemd tot minister-president van een Noorse nationale regering, maar veel speelruimte kreeg hij niet van de Duitse bezetter. Na de bevrijding van Noorwegen zou Quisling voor de Noorse rechtbank beweren dat hij geen landverrader was, omdat hij juist alles in het werk had gesteld om de onafhankelijkheid van Noorwegen te herstellen. Zijn pleidooien mochten niet baten: op 24 oktober 1945 werd hij door een vuurpeloton gefusilleerd.
Achter al deze weinig verheffende feiten ging een man schuil met een complexe persoonlijkheid en boeiende levensloop. Anders dan de tamelijk kleurloze burgerman Mussert en de opportunistische ijdeltuit Degrelle, was Quisling een zeer belezen kosmopoliet, die in de jaren dertig min of meer verdwaald was geraakt in de politiek. De in 1887 geboren Quisling was de oudste zoon van een lutherse predikant die enkele theologische traktaten over de Duivel op zijn naam had staan.
Vidkun Quisling (staand links) helpt Volkenbond-commissaris Fritjof Nansen (midden zittend) bij de bestrijding van honger in Oekraïne, 19 juni 1925.
Zelf ambieerde Vidkun aanvankelijk een militaire loopbaan in de nieuwe onafhankelijke Noorse staat, die in 1905 was opgericht na verbreking van de personele unie met Zweden. In 1918 werd hij benoemd als Noors attaché in Petrograd (Sint-Petersburg), waar kort tevoren Lenin de macht had gegrepen. Hij kwam in contact met de beroemdste Noor van die jaren, de ontdekkingsreiziger en wetenschapper Fritjof Nansen. Deze was door de Volkenbond benoemd als commissaris voor Russische vluchtelingen. Nansen vroeg Quisling hem te assisteren bij een uitgebreid hulpprogramma in het door hongersnood getroffen oostelijke deel van Oekraïne. De daadkrachtige en organisatorisch begaafde Quisling coördineerde de voedselhulp en redde daarmee volgens zijn biograaf Hans Fredrik Dahl duizenden levens.
Nieuwe wereldreligie
In de daaropvolgende jaren leidde Quisling het zwervende bestaan van een internationale diplomaat met tijdelijke benoemingen in Parijs, Helsinki, Sofia, Londen, Jerevan en Moskou. In de avonduren schreef Quisling in zijn talloze hotelkamers aan een almaar uitdijend filosofisch manuscript. Daarin beoogde hij niets meer of minder dan een nieuw geloofssysteem te ontwerpen waarmee alle grote vragen konden worden beantwoord. Het ‘universisme’ noemde hij zijn filosofie, waarin hij de lutherse denkbeelden van zijn jeugd wilde verzoenen met zijn favoriete filosofen Spinoza, Kant en Hegel, en met moderne wetenschappelijke inzichten uit zowel de natuurwetenschappen als de in die jaren populaire eugenetica.
De eerste twee bezettingsjaren geeft Jozef Terboven (rechts), een fanatieke NSDAP’er, leiding aan Noorwegen. Daarna volgt Quisling (links) hem op.
In de eenzaamheid van zijn hotelkamer droomde Quisling van een toekomst waarin Noorwegen het centrum zou worden van een universistische wereldreligie. Hoewel Quisling in zijn manuscript reeds zinspeelde op de superioriteit van het noordse ras, was hij volgens zijn biograaf nog nauwelijks bekend met het fascistische of nationaal-socialistische gedachtegoed. Quisling leefde vooralsnog vooral in zijn eigen universistische universum.
Met zijn waarschuwingen voor het marxistische gevaar ontpopte Quisling zich tot de grote vijand van socialistisch Noorwegen, waar hij als fascist werd gebrandmerkt
Dat veranderde nadat hij in de herfst van 1929 was teruggekeerd in Noorwegen. In de voorgaande jaren was hij in Moskou gestationeerd, waar hij een groeiende afkeer van het Sovjetregime ontwikkelde. Hij schreef een boek over de noodlottige ontwikkelingen in de Sovjet-Unie, dat vooral in Noorse conservatieve kringen in goede aarde viel. De toenemende macht van de Noorse socialistische partij vervulde veel Noorse conservatieven met angst, en als ervaringsdeskundige werd Quisling een populaire spreker. In 1931 vroeg de conservatieve Agrarische Partij hem om minister van Defensie te worden.
Met zijn waarschuwingen voor het marxistische gevaar ontpopte Quisling zich tot de grote vijand van socialistisch Noorwegen, waar hij als fascist werd gebrandmerkt. Zoals dat vaker gaat, had al het verzet tegen zijn persoon een averechts effect. Hoewel hij van nature een verlegen en zelfs voor Noorse begrippen nogal zwijgzame einzelgänger was, kreeg hij er een aura van onverzettelijkheid en daadkracht door. Bovendien ging hij zich voor het eerst werkelijk interesseren voor het Italiaanse fascisme en Duitse nationaal-socialisme.
Adolf Hitler en Vidkun Quisling kunnen het goed met elkaar vinden. In 1943 ontmoeten ze elkaar in Salzburg.
In 1933 stapte hij uit de regering en richtte een eigen partij op, Nasjonal Samling (Nationaal Front) geheten, die vooral in stilistisch opzicht een kopie leek van de Italiaanse en Duitse voorbeelden. Zo kende de NS een strakke organisatie, compleet met een geüniformeerde militie en een eigen vlag met het op de swastika gelijkende zonnekruis. Quisling liet zichzelf voortaan Fører (‘leider’) noemen. Hoewel de bijeenkomsten veel bekijks trokken, kon de NS electoraal geen potten breken.
Bij de verkiezingen in november 1933 bleef de partij steken op 3,8 procent van de stemmen, wat neerkwam op slechts enkele zetels in de Storting. De Noorse bevolking bleek zelfs op het hoogtepunt van de economische crisis nauwelijks vatbaar voor de lokroep van antidemocratische krachten. De door Quisling zo gevreesde socialisten hadden hun revolutionaire veren allang afgeworpen en vormden in 1935 een regering met de Agrarische Partij. Het crisisbeleid van deze regering bleek zeer succesvol en eind jaren dertig gold Noorwegen wereldwijd als voorbeeld van een geslaagde democratie. Voor Quislings Nasjonal Samling leek slechts een plek weggelegd aan de uiterste rafelranden van deze modeldemocratie.
Kerkvader van de nazi’s
Door het gebrek aan succes en isolement in eigen land was Quisling zich meer en meer gaan richten op het Derde Rijk. In nazi-ideoloog Alfred Rosenberg trof hij er een gelijkgestemde geest. De Baltische Duitser Rosenberg had met Der Mythus des 20. Jahrhunderts (1930) de filosofische en spirituele grondslagen van het nationaal-socialisme geschetst. Om die reden noemde Hitler hem wel ‘de kerkvader van het nationaal-socialisme’. Onder invloed van Rosenberg ging Quisling nog sterker de superioriteit van het Noordse ras benadrukken en voegde daar bovendien een fel antisemitisme aan toe.
Zelf hield Quisling tot zijn dood vol dat hij de macht greep om de onafhankelijkheid van Noorwegen zeker te stellen
Als bakermat van het noordse ras had Noorwegen in Quislings ogen een historische missie te vervullen. Daartoe diende het land de neutraliteit te verlaten en samenwerking te zoeken met andere noordse rassen, waartoe hij behalve de Duitsers ook de Nederlanders en de Britten rekende.
Door bemiddeling van Rosenberg mocht Quisling in december 1939 tot tweemaal toe op audiëntie komen bij Hitler. Anders dan Mussert maakte de Noorse Fører een goede indruk op de Führer. Zo had Quisling hem gewaarschuwd voor Britse militaire acties in Noorwegen en toonde hij zich bovendien bereid om de macht over te nemen bij een Duitse inval. Daarmee liep hij alvast vooruit op de staatsgreep die hem in april 1940 in één klap wereldfaam bezorgde.
Zelf hield Quisling tot aan zijn dood vol dat hij de macht greep om de onafhankelijkheid van Noorwegen zeker te stellen. Ook zijn samenwerking met de Duitse bezetter verdedigde hij na de oorlog als een daad van patriottisme. Zonder hem zou Noorwegen gewoon zijn opgeslokt door het Duitse Rijk en zou rijkscommissaris Terboven allerlei draconische maatregelen hebben genomen.
Gehaat
Dat Quisling als minister-president zijn zegen moest geven aan de vervolging van de kleine Joodse minderheid in Noorwegen en dat hij tal van doodvonnissen van Noorse verzetsstrijders ondertekende, was in zijn ogen onvermijdelijk.
Zowel tijdens als na de bezetting waren er maar weinig Noren die Quisling als een ware patriot beschouwden. De Fører en zijn Nasjonal Samling werden minstens zo erg gehaat als Mussert en de NSB in Nederland. Hoewel Hitler en Terboven stelselmatig hun afspraken niet nakwamen, bleef Quisling Hitler tot op het einde trouw. Op 28 januari 1945 bezocht hij hem nog in zijn bunker in Berlijn, waarmee de Noorse Fører de laatste buitenlandse bondgenoot was die Führer bezocht.
Om een openbare lynchpartij te voorkomen, moest Quisling na de bevrijding van Noorwegen in allerijl in detentie worden genomen. In de laatste maanden in zijn cel probeerde hij tevergeefs zijn onschuld te bewijzen en legde hij daarnaast de laatste hand aan zijn befaamde filosofische manuscript, dat pas in de jaren tachtig zou worden vrijgegeven. Quisling ging niet de geschiedenis in als groot filosoof of Noorse patriot. In plaats daarvan werd zijn naam een synoniem voor landverraad.